ECLI:NL:RBMNE:2014:2270

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2014
Publicatiedatum
4 juni 2014
Zaaknummer
16-600032-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na vordering van de officier van justitie

Op 22 mei 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16/600032-11. Deze uitspraak betreft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, die was opgelegd bij een onherroepelijk vonnis van 12 april 2011. De vordering tot tenuitvoerlegging werd ingediend door de officier van justitie op 30 april 2014. De rechtbank heeft de veroordeelde, geboren in 1988, gehoord, evenals zijn raadsman mr. M. Berbee en een vertegenwoordiger van de Reclassering Leger des Heils.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden, waaronder het zich melden bij de Reclassering en het meewerken aan een intakegesprek. De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd de voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer te leggen, waarop de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.

Na het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank geoordeeld dat er voldoende redenen zijn om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden te gelasten. De rechtbank heeft hierbij artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen. De beslissing is genomen in het belang van de handhaving van de rechtsorde en de naleving van de opgelegde voorwaarden. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf gelast, en dit is uitgesproken ter openbare zitting op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/600032-11
Datum uitspraak: 22 mei 2014
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
Beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 30 april 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij het onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank te Utrecht van 12 april 2011, in de zaak tegen de veroordeelde:

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] op [1988],
[adres] te [woonplaats].
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- een afschrift van voormeld vonnis, waarbij de veroordeelde onder meer is veroordeeld tot
-kort gezegd- een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de verdachte zich binnen 5 werkdagen na zijn invrijheidsstelling melden bij het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering, op het adres: Weesperzijde 70 te Amsterdam. Hierna moet hij zich gedurende door Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering dit gedurende deze perioden nodig acht;
- meewerkt aan een intakegesprek bij Inforsa en zich indien nodig laat behandelen;
- een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 10 juni 2013 waarbij de proeftijd die is vastgesteld in voormeld vonnis is verlengd met één jaar en de bijzondere voorwaarde is gewijzigd;
- een brief van Reclassering Leger des Heils te Leeuwarden d.d. 31 december 2013, waaruit blijkt dat de veroordeelde voormelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 8 mei 2014, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, alsmede M. Frima van Reclassering Leger des Heils.
OVERWEGINGEN:
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd de voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer te leggen.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Op grond van het onderzoek ter zitting, alsmede gelet op de inhoud van voormelde brief van Reclassering Leger des Heils d.d. 31 december 2013, acht de rechtbank termen aanwezig de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden te gelasten.
De rechtbank heeft gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, groot 3 maanden, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voormeld vonnis.
Aldus gedaan door mr. J.P.W. Helmonds en mrs. C.A.M. van Straalen en E.M. de Stigter, bijgestaan door mr. J. van Elk als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 22 mei 2014.