In een kort geding dat op 18 juli 2014 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, stonden de belangen van twee exploitanten van prostitutieboten aan het Zandpad in Utrecht centraal. Deze exploitanten, [X]-Vastgoed B.V. en [Y] Vastgoed B.V., spanden een rechtszaak aan tegen de burgemeester van Utrecht, [gedaagde 1], naar aanleiding van een interview waarin hij zich kritisch uitliet over de situatie op het Zandpad. De burgemeester had in het interview gesuggereerd dat de intrekking van de vergunningen voor de exploitanten terecht was, en dat er ernstige misstanden waren die 'elke beschrijving tartten'. De eiseressen vorderden rectificatie van de uitlatingen van de burgemeester, die zij als onrechtmatig beschouwden, en vroegen om een verbod op toekomstige uitlatingen die hen in verband zouden brengen met mensenhandel.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitlatingen van de burgemeester niet onrechtmatig waren, omdat deze niet specifiek op de eiseressen gericht waren en er voldoende aanwijzingen waren voor de ernst van de situatie op het Zandpad. De rechter benadrukte het belang van de vrijheid van meningsuiting en concludeerde dat de burgemeester zich in het openbaar kritisch mocht uitlaten over de misstanden in de prostitutiezone. De vorderingen van de eiseressen werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de balans tussen de bescherming van de goede naam van individuen en het recht op vrijheid van meningsuiting in het publieke debat.