8.Uit artikel 3:1, aanhef en onder i, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Utrecht volgt dat een beheerder de natuurlijke persoon is die met het feitelijk beheer en het dagelijks toezicht in een seksinrichting is belast of feitelijk het escortbedrijf beheert.
Op grond van artikel 3:10, eerste lid, aanhef en onder e, van de APV wordt een vergunning geweigerd indien er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf (1) personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het WvSr of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde, (2) minderjarigen werkzaam en/of aanwezig zijn of zullen zijn, (3) geen of onvoldoende toezicht aanwezig is van de exploitant of beheerder, of (4) prostituees aanwezig zijn, die niet op grond van artikel 3:17 zijn geregistreerd.
Artikel 3:11, eerste lid, van de APV bepaalt dat het verboden is een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is. Op grond van het tweede lid van dit artikel dienen de exploitant en/of de beheerder er voortdurend op toe te zien, dat in de seksinrichting:
a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal), artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht en XXX (begunstiging) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie;
b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
c. geen minderjarigen aanwezig zijn.
Artikel 3:15 van de APV geeft aan dat onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 het bevoegd bestuursorgaan een vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, geheel of gedeeltelijk kan intrekken indien wordt gehandeld in strijd met het bij of krachtens artikel 1:8 en dit hoofdstuk bepaalde.
In de toelichting op deze artikelen staat in de APV nog het volgende vermeld:
"Artikel 3:1 Begripsomschrijvingen
(…)
Onder i, beheerder: Onder “feitelijk beheer” dient bijvoorbeeld te worden verstaan sleutelbeheer, geld in ontvangst nemen, et cetera. Zoals ook in de begripsomschrijving tot uitdrukking is gebracht, dient het feitelijke beheer en het dagelijks toezicht in één hand te liggen. Het is daarom niet mogelijk om het feitelijke beheer en het dagelijks toezicht bij twee verschillende partijen neer te leggen.
(…)
Artikel 3:11 Toezicht en verplichtingen
Eerste lid
Uitgangspunt is dat voldoende toezicht alleen mogelijk is als de exploitant of de beheerder(s) feitelijk aanwezig zijn in de inrichting of, als het om raamprostitutiebedrijven gaat, in de onmiddellijke nabijheid van het raamprostitutiebedrijf. De feitelijke situatie in de raamprostitutie is dat daar gebruik wordt gemaakt van een gemeenschappelijke beheerder. Daar is op zich geen bezwaar tegen. Met deze bepaling is deze situatie vastgelegd in de regelgeving.
Tweede lid
De exploitant en/of de beheerder is verplicht er op toe te zien dat in de inrichting:
- geen onvrijwillige prostitutie of prostitutie door minderjarigen plaatsvindt;
- geen drugs- of wapenhandel, heling e.d. plaatsvindt;
- geen prostitutie plaatsvindt door illegalen;
- geen minderjarigen in de inrichting aanwezig zijn.
Aan het nemen van maatregelen vanwege niet-naleving van deze verplichting hoeft geen strafrechtelijke vervolging en/of veroordeling te zijn voorafgegaan, daarvoor moet slechts aannemelijk zijn dat genoemd toezicht niet of onvoldoende is uitgeoefend. (…)".