ECLI:NL:RBMNE:2014:2873

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
16-661289-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het binnen Nederlands grondgebied brengen van verdovende middelen en witwassen van geld

Op 10 juli 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in Polen. De zaak betreft de tenlastelegging van het opzettelijk binnenbrengen van verdovende middelen, waaronder 330 XTC-pillen en 415 gram hashish, alsook het witwassen van geldbedragen van € 7.000 en € 3.000. Tijdens de zitting op 26 juni 2014 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren, en verzocht om vrijspraak. De verdediging steunde dit verzoek en stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de auto van zijn medeverdachte.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had begaan. De verdachte verklaarde dat hij niet wist dat er verdovende middelen in de auto zaten en zijn medeverdachte bevestigde deze verklaring. Wat betreft het geldbedrag van € 7.000, heeft de verdachte een aannemelijke verklaring gegeven over de herkomst van het geld, dat afkomstig zou zijn van zijn vriendin die een eigen onderneming heeft. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het geld van enig misdrijf afkomstig was.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juli 2014, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661289-14 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 10 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [woonplaats], Polen, op [1978],
wonende te [adres], [woonplaats], Polen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw, mr. E.L. Robert, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
samen met een ander opzettelijk 330 XTC pillen binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht door de pillen in een personenauto naar Nederland te vervoeren
en/of
samen met een ander opzettelijk 330 XTC pillen heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd;
Feit 2:
samen met een ander opzettelijk 415 gram hashish binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht door de hashish in een personenauto naar Nederland te vervoeren
en/of
samen met een ander opzettelijk 415 gram hashish heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd;
Feit 3:
zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geldbedragen van respectievelijk € 7.000,-- en € 3.000,--.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Op basis van de stukken zoals die zich in het dossier bevinden kan volgens de officier van justitie niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Zij heeft dan ook verzocht verdachte vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is net als de officier van justitie van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, zodat vrijspraak moet volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem tenlastegelegde feiten heeft begaan en zal hem dan ook vrijspreken.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat zich verdovende middelen in de auto van medeverdachte [medeverdachte] bevonden, toen hij met hem meereed naar Nederland. Medeverdachte [medeverdachte] heeft de lezing van verdachte bevestigd en ook overigens is niet vast te stellen dat het anders is gegaan.
Ten aanzien van het aangetroffen geldbedrag van € 7.000,-- heeft verdachte verklaard dat dit van hem is. Hij heeft een aannemelijke verklaring gegeven voor de herkomst van dit geld, te weten dat dit geld afkomstig is van zijn vriendin die een eigen onderneming drijft. Verdachte heeft met bankafschriften deugdelijk onderbouwd dat zijn vriendin inderdaad over ruime financiële middelen beschikt. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat het geld van enig misdrijf afkomstig is.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de ten laste gelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.L.M. van Opstal, voorzitter,
mrs. M.C. Oostendorp en E.M. de Stigter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 maart 2014 te Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van
Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer
330 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA/MDA
(XTC), zijnde MDMA/MDA een middel vermeld op de bij die wet behorende
lijst I, immers heeft hij verdachte en / of zijn mededader(s)opzettelijk de XTC pillen voornoemd in een personenauto vervoerd
naar Nederland;
en/of
hij op of omstreeks 19 maart 2014 te Woudenberg, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 330 XTC pillen, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 19 maart 2014 te Nederland tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van
Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 415 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van
hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), zijnde
hashish een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst II, immers heeft
hij, verdachte en / of zijn mededader(s) opzettelijk de hennep/hashish
voornoemd in een personenauto vervoerd naar Nederland;
en/of
hij op of omstreeks 19 maart 2014 te Woudenberg, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 415 gram, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan
geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 2;
3.
hij op of omstreeks 19 maart 2014, te Woudenberg, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een
geldbedrag van ongeveer 7000 euro en/of ongeveer 3000 euro, heeft/hebben
verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans
van een voorwerp, te weten voornoemde geldbedrag(en) , gebruik heeft/hebben
gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader wist dat bovenomschreven voorwerp -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit de handel in verdovende
middelen, in elk geval uit enig misdrijf.