ECLI:NL:RBMNE:2014:3069

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
16/661395-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van geldbedrag uit woning van blinde slachtoffers

Op 22 juli 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van €4,02 uit een woning in Zeist op 17 april 2014. De verdachte, die wist dat de slachtoffers blind zijn, heeft op lafhartige wijze misbruik gemaakt van hun kwetsbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht, een meldplicht, een klinische behandeling en een straatverbod.

Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 8 juli 2014, waarbij de verdachte in persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat. De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd, waarbij de verdachte primair werd beschuldigd van diefstal en subsidiair van poging tot diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen opgesomd. De rechtbank heeft de ernst van de daad en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft een strafblad met eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, en zijn verslavingsproblematiek is ook in het oordeel meegenomen.

De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de immateriële en materiële schade is vastgesteld. De verdachte is ook veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partijen, met wettelijke rente vanaf de datum van de diefstal. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak hebben behandeld en de griffier aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661395-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Nieuwegein – HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: op 17 april 2014 een geldbedrag van ongeveer € 5,- heeft gestolen van [aangever 1] en/of [aangever 2];
subsidiair: op 17 april 2014 heeft geprobeerd om een geld en/of goederen te stelen van [aangever 1] en/of [aangever 2]

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op [1] :
- proces-verbaal van aangifte van [aangever 1]; [2]
- proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant]; [3]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 juli 2014.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
primair
op 17 april 2014 te Zeist, uit een woning gelegen aan de [adres],
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
4,02 euro, toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
primair: diefstal.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden -kort gezegd-: reclasseringstoezicht, een meldplicht, een klinische behandeling bij FPK Basalt en een straatverbod voor de [adres] te [woonplaats].
De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Met betrekking tot de klinische behandeling bij FPK Basalt heeft de officier van justitie medegedeeld dat er medio augustus/september een plaats vrijkomt voor verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft er op gewezen dat het Openbaar Ministerie in deze zaak zeer zeker niet voortvarend heeft gehandeld inzake het op te maken rapport van de reclassering, de verspreiding daarvan en het achterhalen van de informatie over de geadviseerde klinische behandeling. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis in dit geval niet passend is en hij heeft dan ook verzocht een groter voorwaardelijk deel op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De verdachte heeft te kennen gegeven graag mee te willen werken aan een opname in Basalt en daartoe gemotiveerd te zijn.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal van een geldbedrag. Dit geldbedrag behoorde toe aan aangeefster en/of haar man. Verdachte wist dat laatstgenoemde personen blind zijn en heeft hier op een lafhartige wijze misbruik van gemaakt. Zo heeft verdachte op het moment dat hij zag dat de blinde man de woning had verlaten bij de woning aangebeld. Nadat de deur door de blinde vrouw werd opengedaan is verdachte haar voorbij gelopen, is hij de woning binnengegaan en heeft hij vanuit de woning een geldbedrag gestolen. Op het moment dat aangever in de woning terugkomt hoort hij van zijn vrouw dat er een vreemd persoon in de woning is, waarna zij de politie bellen. Een dergelijke diefstal veroorzaakt niet alleen overlast, maar geeft ook een gevoel van onveiligheid. Een woning geldt bij uitstek als het privédomein van de bewoners en moet daarom een veilige plek, ook voor de zich in de woning bevindende goederen, zijn. In dit geval klemt dit des te meer daar de aangevers verdachte niet konden zien en zij geen idee hadden wat hen te wachten stond. Voor aangevers zijn dit dan ook angstige momenten geweest met als gevolg dat met name aangeefster nadien bang is om de deur open te doen en zij wantrouwend is naar personen die aan de deur komen. Gelet op het vorenstaande rekent de rechtbank verdachte zijn laffe daad dan ook zwaar aan.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 mei 2014 is gebleken dat vele malen eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Aan verdachte is voor deze feiten al vele malen een gevangenisstraf en in 2009 ook de ISD-maatregel opgelegd.
Omtrent verdachte is door mw. J. Mertens, reclasseringswerker, namens Victas centrum voor verslavingszorg een rapport d.d. 25 juni 2014 opgemaakt. Hierin wordt geschreven dat verdachte al geruime tijd verslaafd is aan het roken van cocaïne en cannabis. Verdachte was begin dit jaar vrijwillig opgenomen in een verslavingskliniek bij Triple Ex. Aldaar is verdachte voortijdig vertrokken en weer teruggevallen in drugsgebruik en delictgedrag. Verdachte zegt een behandeling te willen voor zijn drugsverslaving maar diskwalificeert volgens de reclassering eerdere hulpverlening omdat hij, in zijn beleving, niet de juiste behandeling zou hebben gehad. Het ontbreekt betrokkene aan probleeminzicht. Een intensieve klinische behandeling voor zijn verslavingsproblematiek is volgens de reclassering dan ook geïndiceerd. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie te kennen gegeven dat zij contact heeft gehad met voornoemde reclasseringswerker en dat zij van haar heeft vernomen dat verdachte is toegelaten tot de forensische verslavingskliniek Basalt. In deze verslavingskliniek zou medio augustus/september voor verdachte een plek vrijkomen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard gemotiveerd te zijn om een behandeling bij Basalt te ondergaan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van haar straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Zo wordt bij een in insluiping in een woning bij een dader met recidive als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden genoemd. De rechtbank zal van deze zes maanden twee maanden voorwaardelijk aan verdachte opleggen om het mogelijk te maken aan verdachte de door de officier van justitie geformuleerde bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank heeft gekozen voor een voorwaardelijk strafdeel van twee maanden – in plaats van de door de officier van justitie gevorderde maand – omdat de rechtbank een grotere stok achter de deur gewenst acht en gelet op de zwaarte van de bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft bij de strafmaat uitdrukkelijk gelet op het feit dat het recidiverisico zonder behandeling als hoog wordt ingeschat, verdachte bereid is tot het ondergaan van een klinische behandeling, verdachte tijdens deze behandeling ook beperkt is in zijn vrijheid en deze behandeling gelet op de ernstige verslavingsproblematiek geruime tijd in beslag zal nemen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel reclasseringscontact (meldplicht) en een klinische behandeling bij Basalt koppelen. Voorts zal verdachte zich gedurende de proeftijd niet mogen begeven in de straat van aangevers, zijnde de [adres] te [woonplaats]. Deze voorwaardelijke straf dient verdachte er bovendien van de weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ingevolge artikel 14 e van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank bevelen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Dit kan echter alleen als er ernstig rekening moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. In de onderhavige zaak is er sprake geweest van een zogenoemde “kale” diefstal, zonder dat daarbij geweld is gebruikt tegen personen. De rechtbank kan derhalve de bijzondere voorwaarden niet conform de eis van de officier van justitie dadelijk uitvoerbaar verklaren.

9.De benadeelde partijen [aangever 1] en [aangever 2]

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel kunnen worden toegewezen, met dien verstande dat dat het weggenomen geldbedrag van € 4,02 bij beide vordering voor de helft wordt toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de vorderingen begrijpelijk vindt en bereid is tot vergoeding van de gevorderde schade. De raadsman heeft met betrekking tot de vorderingen geen opmerkingen gemaakt en zich aangesloten bij het standpunt van verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Zowel [aangever 1] als [aangever 2] heeft een vordering ingediend van € 505,-. Deze vorderingen bestaan uit een immaterieel gedeelte van € 500,- en een materieel gedeelte van € 5,-, zijnde het weggenomen geldbedrag. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vorderingen geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade hebben geleden. De rechtbank waardeert deze op € 500,- aan immateriële schade en gelet op de bewezenverklaring op € 4,02 aan materiële schade in totaal. De toegewezen bedragen dienen vermeerderd te worden met de wettelijke rente berekend vanaf 17 april 2014 tot de dag van de algehele afdoening. Het bedrag van € 4,02 zal de rechtbank enkel bij [aangever 1] toewijzen, nu dit het totale bedrag is dat bij de slachtoffers gezamenlijk is weggenomen. De vorderingen zijn wat betreft het overige gedeelte niet ontvankelijk. De vorderingen kunnen wat betreft dat gedeelte nog worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partijen voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
2 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
4. Veroordeelde moet zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis melden bij en onder toezicht en leiding van Victas Centrum voor Verslavingszorg (voorheen Centrum Maliebaan) stellen en zich gedurende de proeftijd naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang en frequent deze instelling dat nodig vindt.
5. Veroordeelde mag zich gedurende de proeftijd van twee jaren niet bevinden in de [adres] te [woonplaats].
6. Veroordeelde dient zich te laten opnemen en klinisch te laten behandelen in de forensische verslavingskliniek Basalt, of een soortgelijke instelling, voor de duur van maximaal 12 maanden, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens die instelling zullen worden gegeven.
Geeft aan genoemde instelling (Victas) opdracht veroordeelde toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Benadeelde partij [aangever 1]
Wijst de vordering van [aangever 1] toe tot € 504,02, bestaande uit een bedrag van
€ 500,- aan immateriële schade en een bedrag van 4,02 aan materiële schade. Het bedrag van € 504,02 dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente berekend vanaf 17 april 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 504,02 te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op. Laatstgenoemd bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente berekend vanaf 17 april 2014 tot aan de dag van de algehele afdoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde [aangever 2]
Wijst de vordering van [aangever 2] toe tot € 500, geheel bestaande uit immateriële schade. Het bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente berekend vanaf 17 april 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 500,- te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op. Laatstgenoemd bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente berekend vanaf 17 april 2014 tot aan de dag van de algehele afdoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. de Stigter, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en E.C.A. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juli 2014.
Mr. Bakker en de griffier zijn buiten staat het vonnis
mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Primair
hij op of omstreeks 17 april 2014 te Zeist, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, uit een woning gelegen aan de [adres],
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
5 euro, althans een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1]
en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 17 april 2014 te Zeist, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om uit een woning, gelegen aan de [adres], met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of (een)
goed(eren) van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1]
en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- aangebeld bij voornoemde woning en/of
- ( vervolgens) toen de voordeur werd geopend de voordeur (verder) heeft open
geramd/gedaan en naar binnen is ge(s)lopen en/of
- ( vervolgens) (terwijl voornoemde bewoners [aangever 1] en/of [aangever 2]
in huis waren) door de woning is gaan lopen en/of in de spullen van
die [aangever 1] en/of [aangever 2] is gaan zoeken
(terwijl verdachte wist dat voornoemde bewoners [aangever 1] en/of [aangever 2]
beiden blind zijn en/of terwijl verdachte eerder bij die [aangever 1]
en/of [aangever 2] in voornoemde woning heeft ingebroken)
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier PL2014089234 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor van [aangever 1], pag. 14 en 15.
3.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant], pag. 31 en 32.