ECLI:NL:RBMNE:2014:4003

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
9 september 2014
Zaaknummer
16.653614-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeval op de Hogering in Almere met lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 16 september 2012 vond er een ongeval plaats op de Hogering in Almere, waarbij de verdachte, zonder rijbewijs en onder invloed van alcohol, een eenzijdig ongeval veroorzaakte. De rechtbank Midden-Nederland oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam had gereden, wat resulteerde in lichamelijk letsel bij drie inzittenden van de auto. De verdachte reed met een snelheid die te hoog was voor de verkeerssituatie en verloor de controle over het voertuig, waardoor hij tegen een ANWB-paal botste. De rechtbank legde een voorwaardelijke celstraf van drie maanden op, samen met een werkstraf van 60 uur, en bijzondere voorwaarden voor reclassering. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van roekeloosheid, maar wel van grove schuld, en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten. De uitspraak vond plaats op 9 september 2014.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.653614-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 september 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende [adres] [woonplaats].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2014, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.T.E. Vis, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Harderwijk en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 16 september 2012 te Almere, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Hogering, zich zodanig, te weten roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor (een) ander(en), zijnde [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel, te weten twee gebroken ribben en/of aan [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel, te weten vocht in de lever en/of arm letsel en/of een gescheurde darm en/of aan[slachtoffer 3], zwaar lichamelijk letsel, te weten (mogelijk) minimale stabiele inzakkingsfractuur van de 8e tot 10e, met name de 9e borstwervel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Hogering, komende uit de richting van de Rijksweg A6 en gaande in de richting van Almere Buiten,
-terwijl verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs en/of
-terwijl het donker was en/of
-terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
verdachte heeft (daarbij) gereden of is (vervolgens) gaan rijden met een snelheid welke (veel) te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
verdachte is, gekomen ter hoogte van het kruispunt van de wegen Hogering met de Hollandsedreef/Botterweg, naar rechts af gaan slaan, teneinde de Hollandsedreef op te rijden en heeft daarbij de controle over het door hem bestuurde voertuig verloren waardoor deze personenauto (vervolgens) tegen een op een middengeleider staande ANWB-paal is aangereden en/of aangebotst en/of geschoven,
hierdoor werd aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 2] en/of aan[slachtoffer 3], die als passagier(s) in de door verdachte bestuurde personenauto gezeten was/waren, vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, toegebracht,
terwijl bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem 485 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, bleek te zijn;
Subsidiair
hij op of omstreeks 16 september 2012 te Almere, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Hogering, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Hogering, komende uit de richting van de Rijksweg A6 en gaande in de richting van Almere Buiten,
-terwijl verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs en/of
-terwijl het donker was en/of
-terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
verdachte heeft (daarbij) gereden of is (vervolgens) gaan rijden met een snelheid welke (veel) te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
verdachte is, gekomen ter hoogte van het kruispunt van de wegen Hogering met de Hollandsedreef/Botterweg, naar rechts af gaan slaan, teneinde de Hollandsedreef op te rijden en heeft daarbij de controle over het door hem bestuurde voertuig verloren waardoor deze personenauto (vervolgens) tegen een op een middengeleider staande ANWB-paal is aangereden en/of aangebotst en/of geschoven;
2.
hij op of omstreeks 16 september 2012 te Almere, althans in het arrondissement Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, terwijl sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden,
dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid aanhef en onder a Wegenverkeerswet 1994, 485 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde, met schuld in de zin van roekeloosheid, wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft daarvoor verwezen naar de eigen verklaring van verdachte waaruit blijkt dat hij te snel reed, alcohol had gedronken en zonder rijbewijs reed, naar het sporenonderzoek, en naar het bij [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en[slachtoffer 3] geconstateerde letsel.
Feit 2.
De officier van justitie acht het ten last gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de uitkomst van de ademanalyse en de bekennende verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1.
Primair.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde vormen van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Roekeloosheid dient te worden beoordeeld aan de hand van de concrete gedraging, het gevaar dat daardoor wordt veroorzaakt en de mate waarin de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Uit de handelingen van verdachte kan geen roekeloosheid worden afgeleid. Voorts kan het ontstane letsel niet objectief worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Subsidiair.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent een eventuele bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 2.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent een eventuele bewezenverklaring.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair.
Algemeen.
Op 16 september 2012 omstreeks 05.12 uur reed verdachte als bestuurder van een personenauto, merk Fiat, type Punto (gekentekend [kenteken]) op de Hogering te Almere komende uit de richting van de rijksweg A6 en gaande in de richting van Almere Buiten, zijnde een provinciale weg waar de maximaal toegestane snelheid 80 kilometer per uur is. Als inzittenden bevonden [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en[slachtoffer 3] zich in de personenauto. [1]
Verdachte is, gekomen ter hoogte van het kruispunt van de wegen Hogering met de Hollandsedreef/Botterweg, naar rechts af gaan slaan, om de Hollandsedreef op te rijden en heeft daarbij de controle over het voertuig verloren, waardoor verdachte met de Fiat tegen een op een middengeleider staande ANWB-paal is aangereden. [2] Verdachte bleek niet in het bezit van een rijbewijs te zijn [3] en verkeerde onder invloed van alcohol, te weten 485 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht [4] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de personenauto bestuurde zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij ongeveer 100 kilometer per uur reed. Verdachte heeft zoals hij zelf zegt niet goed opgelet, waardoor hij een inschattingsfout maakte en de bocht te laat heeft genomen. Verdachte heeft ten slotte verklaard dat hij de controle over de personenauto kwijt was maar dat hij dit zelf niet wijt aan zijn drankgebruik. . [5]
Letsel.
Uit de geneeskundige verklaring betreffende[slachtoffer 3] blijkt het volgende.[slachtoffer 3] heeft één nacht in het ziekenhuis doorgebracht. Na analyse werd geconcludeerd dat er mogelijk sprake is van een minimale stabiele inzakkingsfractuur van de 8e tot 10e, met name de 9e, borstwervel. Er is besloten natuurlijke genezing af te wachten. Of en in welke mate het letsel tot rugklachten zal leiden in de toekomst is vooralsnog onbekend. [6]
Voorts blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tevens naar het ziekenhuis zijn vervoerd. Verbalisanten hebben direct van de personen of via andere inzittenden vernomen dat [slachtoffer 1] diverse kneuzingen op haar lichaam had, twee gebroken ribben en een brandwond op het borstbeen. [slachtoffer 2] had eveneens diverse kneuzingen op het lichaam, mogelijk vocht in de lever en een gescheurde darm. [slachtoffer 2] zou ruim een week in het ziekenhuis opgenomen zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde beschrijvingen van het letsel in geen van de gevallen zwaar lichamelijk letsel oplevert, te meer nu het procesdossier geen informatie bevat over de hersteltijd. De rechtbank is van oordeel dat wel sprake is van lichamelijk letsel waardoor tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Schuld.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of er sprake was van gedrag dat schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert.
De rechtbank concludeert op basis van de verklaring van verdachte dat het ongeval is voorafgegaan door verkeersfouten van verdachte. Verdachte heeft er geen zorg voor gedragen dat hij beschikte over de juiste rijvaardigheden – in die zin dat hij geen rijbewijs had. Daarnaast heeft verdachte door te gaan rijden onder invloed van alcohol een zeer groot risico genomen. Dat risico heeft zich verwezenlijkt, nu verdachte met de door hem bestuurde auto een ongeval heeft veroorzaakt. Nu verdachte in deze toestand met te hoge snelheid de controle over de personenauto is verloren waardoor hij tegen een ANWB-paal is aangereden, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zodanig aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden dat sprake is van grove schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Van roekeloosheid is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest.
Feit 2.
Uit het proces-verbaal misdrijf [7] , een geschrift te weten een resultaat van ademanalyse [8] en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [9] blijkt genoegzaam dat verdachte op 16 september 2012 in Almere als bestuurder een auto heeft bestuurd, terwijl het alcoholgehalte van zijn adem 485 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit derhalve wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
Primair
hij op 16 september 2012 te Almere, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Hogering, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en[slachtoffer 3] zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Hogering, komende uit de richting van de Rijksweg A6 en gaande in de richting van Almere Buiten,
-terwijl verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs en
-terwijl het donker was en
-terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
verdachte heeft (daarbij) gereden met een snelheid welke te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
verdachte is, gekomen ter hoogte van het kruispunt van de wegen Hogering met de Hollandsedreef/Botterweg, naar rechts af gaan slaan, teneinde de Hollandsedreef op te rijden en heeft daarbij de controle over het door hem bestuurde voertuig verloren waardoor deze personenauto tegen een op een middengeleider staande ANWB-paal is aangereden,
hierdoor werd aan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en[slachtoffer 3], die als passagiers in de door verdachte bestuurde personenauto gezeten waren, zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, toegebracht,
terwijl bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem 485 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, bleek te zijn.
2.
hij op 16 september 2012 te Almere, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994, 485 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Van het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1 primair.
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 2.
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aansluiting te zoeken bij de lichtste vorm van schuld van de oriëntatiepunten van het LOVS. De raadsman heeft voorts bepleit rekening te houden met de ouderdom van het ten laste gelegde en de persoonlijke ontwikkelingen van verdachte. Een gedragsinterventie is thans niet aangewezen. De raadsman heeft bepleit een geheel voorwaardelijke straf dan wel een werkstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden, waardoor hij met een personenauto een eenzijdig ongeval heeft veroorzaakt, als gevolg waarvan bij drie inzittenden lichamelijk letsel is ontstaan. Verdachte heeft in aanzienlijke mate de verkeersveiligheid in gevaar gebracht door zonder een geldig rijbewijs onder invloed van alcohol een ongeluk te veroorzaken. Verdachte heeft getoond dat hij niet het verantwoordelijkheidsgevoel heeft dat van een deelnemer aan het verkeer wordt geëist.
Uit het op verdachtes naam gesteld uittreksel justitiële documentatie d.d. 11 juli 2014 blijkt dat verdachte eerder in aanraking met politie en/of justitie is gekomen voor verkeer gerelateerde feiten. De verdachte heeft hieruit kennelijk geen lering getrokken, hetgeen de rechtbank verdachte zwaar aanrekent.
Uit de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 23 januari 2014, opgesteld door B. Visser, reclasseringswerker, blijkt onder meer het volgende.
Het delictgedrag is ontstaan doordat verdachte de risico’s van zijn gedrag onderschat. Achteraf valt de bagatelliserende en wat laconieke houding van verdachte ten aanzien van de gebeurtenis en de risico’s op. Verdachte was jarenlang werkloos, maar verdachte lijkt zijn leven beter op orde te krijgen. Verdachte heeft werk, heeft plannen om terug te gaan naar school en is gestopt met softdrugsgebruik. De recidivekans is laag/gemiddeld geschat, aangezien verdachte eerder wegens verkeersdelicten met justitie in aanraking is gekomen en zijn houding ten aanzien van deze delicten laconiek is. Geadviseerd is om gedragsinterventie, te weten de GI-RN Cognitieve Vaardigheden, en een meldplicht op te leggen.
De rechtbank acht de oplegging van een cognitieve vaardigheidstraining zoals geadviseerd passend en geboden, aangezien verdachte ter terechtzitting eenzelfde bagatelliserende houding heeft getoond als ook uit het reclasseringsrapport blijkt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat een voorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank acht termen aanwezig de vrijheidsstraf geheel voorwaardelijk op te leggen om verdachte er in de toekomst van te weerhouden strafbare feiten te begaan en om het opleggen van een bijzondere voorwaarde mogelijk te maken.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan gevorderd door de officier van justitie, aangezien de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel is dat er geen sprake is van roekeloosheid.
Gelet op het tijdsverloop is de rechtbank van oordeel dat een ontzegging van de rijbevoegdheid – ook in voorwaardelijke vorm – thans geen passende sanctie meer is.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175 en 176 Wegenverkeerswet 1994 zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
60 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- veroordeelt de verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende
het eerste jaarvan de proeftijd van 2 jaar:
* zich zal melden bij Reclassering Nederland (Wibautstraat 12, 1090 BC Amsterdam), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal deelnemen aan een gedragsinterventie bestaande uit een GI-RN Cognitieve Vaardigheden training, de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de verdachte zullen worden gegeven;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mr. R.D. van Heffen en mr. G.V.M. Veldhoen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2014.
Mr. G.V.M. Veldhoen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Flevoland met nummer PL2544 2012065798-1, houdende een proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], blad 2 tot en met 5.
2.Een geschrift, te weten een situatieschets ongeval Hogering/Hollandsedreef, als bijlage gevoegd achter het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Flevoland met nummer PL2544 2012065798-1, houdende een proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
3.Een geschrift, te weten een uitdraai van bevraagde RDW gegevens, als bijlage gevoegd achter het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Flevoland met nummer PL2544 2012065798-1, houdende een proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
4.Een geschrift, te weten een afdruk van het ademanalyseapparaat d.d. 16 september 2012.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 augustus 2014.
6.Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring, opgesteld op 31 januari 2013 door E.I. Hofstra, arts, forensisch geneeskundige.
7.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Flevoland met nummer PL2544 2012065798-1, houdende een proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
8.Een geschrift, te weten een afdruk van het ademanalyseapparaat d.d. 16 september 2012.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 augustus 2014.