ECLI:NL:RBMNE:2014:4004

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
9 september 2014
Zaaknummer
16.659470-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van verbalisanten door verdachte met een mes tijdens politietaken

Op 9 september 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 en 20 mei 2013 in Muiden vier verbalisanten heeft bedreigd met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, terwijl hij een mes van 30-40 cm boven zijn hoofd hield, op de verbalisanten is afgelopen en met het mes in hun richting heeft gezwaaid. De verdachte is ter terechtzitting bijgestaan door zijn advocaat, mr. L.R. van Vliet, en de officier van justitie was mr. B. Nitrauw. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, afgewezen voor het primair en subsidiair ten laste gelegde, maar heeft het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de verbalisanten heeft bedreigd met de woorden dat hij hen zou afmaken en dat ze een vuurwapen nodig zouden hebben. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, de verbalisanten, voor immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet. De rechtbank heeft de verdachte echter wel strafbaar verklaard voor de bedreiging van de verbalisanten, gezien de ernst van de zaak en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659470-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 september 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende [adres] ([woonplaats].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 25 november 2013 en 26 augustus 2014, waarbij de verdachte is verschenen, telkens bijgestaan door mr. L.R. van Vliet, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. Nitrauw en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij in of omstreeks de periode van 19 mei 2013 tot en met 20 mei 2013 te Muiden, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 1] (hoofdagent politie Gooi & Vechtstreek) en/of [verbalisant 2] (agent politie Gooi & Vechtstreek) en/of [verbalisant 3] (agent politie Gooi & Vechtstreek) en/of [verbalisant 4] (hoofdagent politie Gooi & Vechtstreek) van het leven te beroven, met dat opzet
- terwijl hij, verdachte, een mes van ongeveer 30-40 cm lang, in elk geval een dergelijk scherp voorwerp, boven zijn hoofd hield, op die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] is afgelopen/gerend en/of
- (daarbij) (met kracht) met dit mes heeft gezwaaid in de richting van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] en/of
- nadat die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] hem, verdachte, (meermalen) had(den) gesommeerd het mes te laten vallen, naar voren en/of in de richting van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] is blijven bewegen en/of
- (daarbij) (met kracht) met dat mes is blijven zwaaien in de richting van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 19 mei 2013 tot en met 20 mei 2013 te Muiden, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 1] (hoofdagent politie Gooi & Vechtstreek) en/of [verbalisant 2] (agent politie Gooi & Vechtstreek) en/of [verbalisant 3] (agent politie Gooi & Vechtstreek) en/of [verbalisant 4] (hoofdagent politie Gooi & Vechtstreek) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- terwijl hij, verdachte, een mes van ongeveer 30-40 cm lang, in elk geval een dergelijk scherp voorwerp, boven zijn hoofd hield, op die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] is afgelopen/gerend en/of
- (daarbij) (met kracht) met dit mes heeft gezwaaid in de richting van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] en/of
- nadat die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] hem, verdachte, (meermalen) had(den) gesommeerd het mes te laten vallen, naar voren en/of in de richting van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] is blijven bewegen en/of
- (daarbij) (met kracht) met dat mes is blijven zwaaien in de richting van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4],

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

Meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 19 mei 2013 tot en met 20 mei 2013 te Muiden, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [verbalisant 1] (hoofdagent politie Gooi & Vechtstreek) en/of [verbalisant 2] (agent politie Gooi & Vechtstreek) en/of [verbalisant 3] (agent politie Gooi & Vechtstreek) en/of [verbalisant 4] (hoofdagent politie Gooi & Vechtstreek) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft en/of is verdachte opzettelijk dreigend
- terwijl hij, verdachte, een mes van ongeveer 30-40 cm lang, in elk geval een dergelijk scherp voorwerp, boven zijn hoofd hield, op die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] afgelopen/gerend en/of
- (daarbij) (met kracht) met dit mes gezwaaid in de richting van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] en/of
- nadat die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] hem, verdachte, (meermalen) had(den) gesommeerd het mes te laten vallen, naar voren en/of in de richting van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] blijven bewegen en/of
- (daarbij) (met kracht) met dat mes blijven zwaaien in de richting van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4]

en/of (daarbij en/of daaraan voorafgaand) voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik hoop voor jullie dat jullie een vuurwapen bij jullie hebben, want als ik straks naar buiten kom, dan kom ik hard naar buiten en zullen jullie je vuurwapen nodig hebben" en/of "Als ik naar buiten kom, schiet me dan maar neer, anders pak ik een van jullie als jullie nog niet weg zijn" en/of "Jullie hebben nog een minuut om de woning te verlaten. Ik heb een mes bij me en dat ga ik gebruiken" en/of "Hebben jullie je harnas wel aan" en/of "Zodra ik de kamer uit kom, maak ik jullie af" en/of "Niemand komt er levend uit", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde gevorderd wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde.
De officier van justitie acht het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaringen van [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. De verklaring van verdachte – dat hij zich omdraaide – acht de officier van justitie niet geloofwaardig, aangezien geen van de verbalisanten hieromtrent heeft verklaard en verdachtes verklaring niet zonder meer wordt ondersteund door de medische gegevens. Daarbij komt dat de verklaring van verdachte omtrent het omdraaien ziet op een moment nadat de bedreigingen reeds waren gedaan zodat deze handeling in zoverre irrelevant is voor het ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
Algemeen.
De raadsman heeft bepleit de verklaring van verdachte afgelegd tegenover de Rijksrecherche in het kader van het onderzoek naar [verbalisant 1] niet te bezigen als bewijsmiddel, aangezien verdachte door de Rijksrecherche is gehoord als getuige en voorafgaand niet was gewezen op zijn zwijgrecht.
Ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman heeft vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs, nu er geen sprake is van opzet.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman heeft eveneens vrijspraak van het meer subsidiair ten laste gelegde bepleit, wegens het ontbreken van opzet. Uit de gedragingen van verdachte blijkt immers dat hij de verbalisanten niet daadwerkelijk iets wilde aandoen. Daarnaast kon bij verbalisanten geen redelijke vrees zijn ontstaan nu verdachte zich omdraaide. De verklaring van verdachte dat hij zich omdraaide vindt steun in de medische verklaring van de behandelend chirurg van verdachte. Nu de verbalisanten niets verklaren omtrent het omdraaien van verdachte zijn hun verklaringen niet betrouwbaar.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat vrijspraak dient te volgen, aangezien er sprake is van vrijwillige terugtred. Verdachte heeft zich immers omgedraaid.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde.
Verbalisant [verbalisant 1], hoofdagent van Politie Gooi en Vechtstreek, heeft verklaard dat hij op 19 mei 2013 omstreeks 23.27 uur de melding kreeg om te gaan naar [adres] te [woonplaats]. Ter plaatse waren [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] aanwezig. [2] [verbalisant 1] verklaart voorts dat hij hoorde dat verdachte de woorden bezigde:
“Ik hoop voor jullie dat jullie een vuurwapen bij jullie hebben, want als ik straks naar buiten kom, dan kom ik hard naar buiten en zullen jullie je vuurwapen nodig hebben. (...) Als ik naar buiten kom, schiet me dan maar neer, anders pak ik een van jullie als jullie nog niet weg zijn. (…) of woorden van gelijke strekking”. [3]
[verbalisant 1] verklaart voorts:
“Ik, verbalisant, vreesde voor het leven en de veiligheid van mij en mijn aanwezige collega’s. Ik voelde mij zeer bedreigd door het dreigende gedrag en dreigementen van [verdachte] in onze richting. [4] (…) op een gegeven moment zag ik, verbalisant, dat de deur waarachter [verdachte] was, openzwaaide en dat een naakte blanke man over de drempel, de overloop opliep. Ik, verbalisant, zag dat hij in zijn rechterhand een metaalkleurig mes met een lemmet van ongeveer 30 a 40 centimeter groot vast hield en dat hij deze boven zijn hoofd hield. [5] (…) Hierop heb ik deze man op zeer luide toon aangesproken en geroepen dat hij zijn mes moest laten vallen en dat ik anders op hem zou schieten (…). Ik heb dit tweemaal herhaald. Ik, verbalisant, zag dat hij hieraan geen gevolg gaf en dat hij naar voren bewoog. (…) Ik, verbalisant, bleef de man aanroepen dat hij zijn mes moest laten vallen. Ik, verbalisant, zag dat hij niet direct reageerde, zijn mes vast bleef houden boven zijn hoofd en bleef staan. (…). [6] [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij aangifte van bedreiging wil doen. [7]
Verbalisant [verbalisant 2], agent van Politie Gooi en Vechtstreek, en verbalisant [verbalisant 3], hebben verklaard dat zij zich op 19 mei 2013 rond 23.29 uur te Muiden bevonden. [8] [verbalisant 2] en [verbalisant 3] verklaren voorts:
“Ik hoorde dat [verdachte] vervolgens zei: Heb jij je Harnas al aan? (…) Ik hoorde dat [verdachte] zei: Zodra ik de kamer kom uitgelopen maak ik jullie af. (…) Ik hoorde dat [verdachte] (…) zei: (…) Als jullie er in komen hebben jullie een groot probleem en als ik er uit kom dan pak ik jullie of woorden van gelijke strekking. [9] (…) Ik hoorde dat [verdachte] zei jullie hebben nog een (1) minuut om de woning te verlaten en dat hij een mes bij zich droeg die hij ook daadwerkelijk zou gebruiken. [10] (…) Ik, verbalisant, hoorde en zag na enkele seconden dat de gesloten deur werd geopend. Ik zag dat vervolgens [verdachte] uit de kamer de hal in kwam gelopen. (…) Ik, verbalisant, zag dat [verdachte] in zijn rechterhand een keukenmes vasthield. Ik, verbalisant, zag dat dit een keukenmes van ongeveer (30 a 40) centimeter lang was. [11] (…) Ik zag dat hij dit keukenmes voor zich uit hield en er mee zwaaide. (…) Ik zag dat hij met het keukenmes in zijn hand, krachtige, zwaaiende beweging voor zich uit maakte. Ik zag dat [verdachte] in de richting van mij kwam lopen. Ik zag dat hij met kracht vanuit de deuropening in de richting van mij en de collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 3] liep. Ik heb hierbij direct en meerdere malen luidkeels geroepen; Laat vallen dat wapen!”. (…) Ik zag dat [verdachte] met het keukenmes hier niet naar luisterde en, nog steeds krachtige, zwaaiende beweging voor zich uit maakte met het mes in zijn rechter hand. Ik zag dat het mes zowel horizontale als diagonale bewegingen maakte. Ik zag dat de afstand tussen mij en [verdachte] steeds kleiner werd. [12] (…) Ik, verbalisant zag dat hij nog steeds zwaaiende bewegingen maakte met het mes. [13] (…)”
Verbalisant [verbalisant 3], agent van Politie Gooi en Vechtstreek, en verbalisant [verbalisant 2], hebben verklaard dat zij zich op 19 mei 2013 rond 23.29 uur te Muiden bevonden. [14]
[verbalisant 3] en [verbalisant 2] verklaren voorts:
“ (…) Ik hoorde dat [verdachte] zei “ (…) Als jullie er in komen hebben jullie een groot probleem en als ik er uit kom dan pak ik jullie allemaal”. [15] (…) Ik hoorde [verdachte] vragen of wij ons ‘harnas’ wel aan hadden (…). [16] (…) Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij iedereen zou afmaken en dat iedereen de woning moest verlaten. [17] Ik hoorde dat [verdachte] zei dat er niemand levend uit zou komen. [18] (…) Ik hoorde dat [verdachte] zei nog één (1) minuut krijgen jullie om de woning te verlaten. Ik hoorde dat [verdachte] zei ik heb een mes in mijn hand en deze ga ik ook gebruiken (…). [19] (…) Ik zag dat er vervolgens met snelheid een blanke man uit de ruimte de hal in kwam lopen. (…) Ik, verbalisant, zag dat deze man in zijn rechterhand een keukenmes vasthield. Ik, verbalisant, zag dat dit een keukenmes van ongeveer (30 a 40) centimeter lang was. (…) Ik, verbalisant, zag dat hij dit keukenmes voor zich uit hield en er mee zwaaide alsof hij iemand wilde neersteken. (…) ik zag dat hij met het keukenmes in zijn hand, krachtige, zwaaiende beweging voor zich uit maakte en dreigde mijn collega’s te steken. Ik zag dat hij met kracht vanuit de deuropening in de richting van de collega’s liep. Ik heb hierbij direct luidkeels geroepen; “Laat vallen dat wapen!”. (…) Ik zag dat de persoon met het keukenmes hier niet naar luisterde en, nog steeds krachtige, zwaaiende beweging voor zich uit maakte met het mes in zijn rechter hand. [20] Ik zag dat het mes zowel horizontale als diagonale bewegingen maakte. [21] (…)”
Verbalisant [verbalisant 4], agent van Politie Gooi en Vechtstreek, heeft verklaard dat hij zich op 19 mei 2013 te Muiden bevond. [22] [verbalisant 4] verklaart voorts:
“ (…) Ik hoorde [verdachte] vragen of wij ons ‘harnas’ wel aan hadden. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat als hij de kamer zou verlaten het hard tegen hard zou gaan. (…) Ik hoorde [verdachte] roepen dat er iemand niet levend uit zou komen. [23] (…) Ik zag dat er vervolgens met snelheid een blanke man uit de ruimte de hal in kwam gelopen. (…) Ik zag dat deze man in zijn hand een keukenmes vasthield. (…) Ik zag dat dit keukenmes van ongeveer 30 centimeter lang. (…) Ik zag dat hij dit keukenmes voor zich uit hield. (…) Ik zag dat hij met het keukenmes in zijn hand, krachtige, zwaaiende beweging voor zich uit maakte. Ik zag dat hij met kracht vanuit de deuropening in de richting van de collega’s liep. Ik heb hierbij direct luidkeels geroepen; “Laat vallen dat wapen!”. (…) Ik zag dat de persoon met het keukenmes hier niet naar luisterde. Ik namelijk na deze luidkeelse vorderingen dat hij nog een stap voor zich uit zette en met het mes bleef zwaaien. Dit waren zowel horizontale als diagonale bewegingen.(…) [24]
Verbalisanten [verbalisant 2] [25] , [verbalisant 3] [26] en [verbalisant 4] [27] hebben allen aangifte gedaan van bedreiging door verdachte.
De verklaringen van voornoemde verbalisanten komen in hoofdlijnen met elkaar overeen. De rechtbank heeft , ondanks de ontkennende verklaring van verdachte, geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Daarbij komt dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij met het mes boven zijn hoofd de slaapkamer uit is gelopen, hetgeen de verklaring van verbalisanten eveneens (deels) ondersteunt. [28]
De rechtbank is van oordeel dat bij verbalisanten onder de door hen geschetste omstandigheden de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden. Dat het misdrijf uiteindelijk niet is gepleegd doet niet af aan de redelijke vrees die verbalisanten hadden.
Door het handelen van verdachte, te weten het bezigen van de woorden en het zwaaien van een mes en het bewegen in de richting van verbalisanten, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij verbalisanten de redelijk vrees ontstond dat het misdrijf waarmee gedreigd werd gepleegd zou worden.
De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde gelet op voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen op de wijze zoals hierna uit de bewezenverklaring blijkt.
De rechtbank verwerpt het beroep op vrijwillige terugtred. Vrijwillig terugtreden heeft slechts invloed op de strafbaarheid wanneer het delict nog niet is voltooid. Nu de rechtbank van oordeel is dat de bedreiging voltooid was heeft het eventuele omdraaien van verdachte daarna, voordat er op hem werd geschoten, geen invloed op de strafbaarheid.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Meer subsidiair
hij in de periode van 19 mei 2013 tot en met 20 mei 2013 te Muiden, [verbalisant 1] (hoofdagent politie Gooi & Vechtstreek) en [verbalisant 2] (agent politie Gooi & Vechtstreek) en [verbalisant 3] (agent politie Gooi & Vechtstreek) en [verbalisant 4] (hoofdagent politie Gooi & Vechtstreek) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft en/of is verdachte opzettelijk dreigend
- terwijl hij, verdachte, een mes van ongeveer 30-40 cm lang, boven zijn hoofd hield, op die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] afgelopen/gerend en
- (daarbij) (met kracht) met dit mes gezwaaid in de richting van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] en

(daarbij en/of daaraan voorafgaand) voornoemde [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en [verbalisant 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik hoop voor jullie dat jullie een vuurwapen bij jullie hebben, want als ik straks naar buiten kom, dan kom ik hard naar buiten en zullen jullie je vuurwapen nodig hebben" en "Als ik naar buiten kom, schiet me dan maar neer, anders pak ik een van jullie als jullie nog niet weg zijn" en "Jullie hebben nog een minuut om de woning te verlaten. Ik heb een mes bij me en dat ga ik gebruiken" en "Hebben jullie je harnas wel aan" en "Zodra ik de kamer uit kom, maak ik jullie af" en/of "Niemand komt er levend uit", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Van het meer subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Meer subsidiair.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor het geval de rechtbank toekomt aan de oplegging van een straf bepleit rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid, het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld en het gegeven dat verdachte zich reeds gedurende 15 maanden aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft een viertal verbalisanten bedreigd. Dit handelen van verdachte vormt een ernstige inbreuk op de psychische integriteit van de slachtoffers. Dergelijke feiten hebben in het algemeen een grote impact op (het leven van) slachtoffers, onder meer in de vorm van gevoelens van angst en onveiligheid, hetgeen ook blijkt uit de toelichtingen bij de vorderingen tot schadevergoeding. De rechtbank tilt zwaar aan een dergelijk feit, temeer nu [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] agenten zijn die zich bezig hielden met de uitoefening van hun politietaken.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 juli 2014 blijkt dat hij niet eerder wegens soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 29 juli 2013 opgesteld door drs. T.E.G.A. Oosterhof, gezondheidszorg psycholoog.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake was van misbruik van alcohol in combinatie met een gebrekkige ontwikkeling van de coping en problemen op het gebied van relatie, financiën en huisvesting. Ten tijde van het ten laste gelegde was hiervan tevens sprake, met uitzondering van de huisvestingsproblematiek. Verdachte had gedronken en er was sprake van een overschrijding van de draagkracht ten gevolge van spanningen en frustraties in de relatie en een hoge mate van stress en werkbelasting. Verdachte was niet in staat zijn problemen op effectieve en constructieve wijze aan te pakken. Verdachte is zich zeer bewust van zijn verantwoordelijkheid en neemt deze door zich te houden aan de schorsingsvoorwaarden en doordat hij zelf op zoek is gegaan naar hulp.
Geadviseerd is om verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de psycholoog over en maakt dit oordeel van de deskundige tot het hare, in zoverre dat zij verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde licht verminderd toerekeningsvatbaar acht. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar.
De psycholoog heeft voorts geconcludeerd dat er relatief weinig factoren te onderscheiden zijn die samenhangen met recidive. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat op de korte termijn.
Uit de verschillende rapporten betreffende de verdachte opgesteld door de Reclassering Nederland d.d. 4 juni 2013, 21 november 2013, 17 maart 2014 en 7 april 2014 blijkt dat verdachte zelf hulp heeft gezocht en niet wil meewerken aan reclasseringstoezicht dan wel behandeling bij De Waag.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een voorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Verdachte heeft zich ernstig misdragen door politieagenten tijdens hun werkzaamheden te bedreigen. De rechtbank zal geen bijzondere voorwaarden opleggen nu de verdachte zich ruim 15 maanden aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en hij niet gemotiveerd is om mee te werken aan verder reclasseringstoezicht.
De rechtbank zal daarnaast een iets lagere werkstraf opleggen dan gevorderd door de officier van justitie, gelet op de ouderdom van het bewezen verklaarde.

9.DE BENADEELDE PARTIJEN

Voor aanvang van de terechtzitting hebben respectievelijk [verbalisant 2], [verbalisant 1] en [verbalisant 3] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van respectievelijk
€ 350,00, € 400,00 en € 350,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de vorderingen af te wijzen, aangezien de benadeelde partijen politiemensen betreffen en van hen enig relativerend vermogen mag worden verwacht. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit de hoogte van de schadevergoedingen te matigen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partijen [verbalisant 2], [verbalisant 1] en [verbalisant 3] rechtstreeks schade hebben geleden ten gevolge van het meer subsidiair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van respectievelijk € 350,00, € 400,00 en € 350,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde een ernstige bedreiging oplevert die ook voor politieagenten kan leiden tot immateriële schade. De hoogte van die gevorderde schade acht de rechtbank redelijk.
De vorderingen van de benadeelde partijen, die in hun vordering ontvankelijk zijn, zijn derhalve toewijsbaar.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte telkens de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen primair en subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
80 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partijen
[verbalisant 2]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2], domicilie kiezende te Utrecht, van een bedrag van € 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 20 mei 2013, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 350,00 ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 2] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
[verbalisant 1]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1], domicilie kiezende te Utrecht, van een bedrag van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 20 mei 2013, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 400,00 ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 1] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
[verbalisant 3]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 3], domicilie kiezende te Utrecht, van een bedrag van € 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 20 mei 2013, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 350,00 ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 3] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 3] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 3], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mr. G.V.M. Veldhoen en mr. R.D. van Heffen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2014
Mr. G.V.M. Veldhoen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1405 2013021102, doorgenummerd 1 tot en met 92.
2.Pagina 23.
3.Pagina 24, alinea 3.
4.Pagina 24, laatste alinea.
5.Pagina 25, alinea 3.
6.Pagina 25, alinea 4.
7.Pagina 25, laatste alinea.
8.Pagina 27.
9.Pagina 29.
10.Pagina 29, alinea 16.
11.Pagina 30, alinea 6 tot en met 8.
12.Pagina 30, vanaf alinea 10.
13.Pagina 31, regel 1.
14.Pagina 32.
15.Pagina 34, alinea 1.
16.Pagina 34, alinea 3.
17.Pagina 34, alinea 4.
18.Pagina 34, alinea 5.
19.Pagina 35, alinea 1 en 2.
20.Pagina 35, alinea 6 tot en met 8.
21.Pagina 36, regel 1.
22.Pagina 40.
23.Pagina 41.
24.Pagina 46.
25.Pagina 60.
26.Pagina 62.
27.Pagina 64.
28.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 augustus 2014.