ECLI:NL:RBMNE:2014:4483

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2014
Publicatiedatum
25 september 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2228
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire maatregel en ontslag van doktersassistent A wegens ernstig plichtsverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een doktersassistent A, en de Raad van Bestuur van het Academisch Medisch Centrum (AMC). Eiseres was op non-actief gesteld en kreeg per 1 januari 2014 een onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft betwist dat haar gedragingen, waaronder beledigingen aan collega's, ernstig plichtsverzuim opleverden. Eiseres had eerder al een voorwaardelijk strafontslag gekregen, wat haar had gewaarschuwd voor de gevolgen van dergelijk gedrag.

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van verminderde toerekenbaarheid van de verweten gedragingen, ondanks de medische verklaring van de bedrijfsarts die aangaf dat eiseres labiel was. De rechtbank vond dat eiseres zelf verantwoordelijk was voor haar gedrag en dat zij niet voldoende had onderbouwd dat haar gedragingen niet aan haar konden worden toegerekend. De rechtbank erkende dat het ontslag ingrijpende gevolgen had voor eiseres, maar oordeelde dat de maatregel niet onevenredig was in verhouding tot het gepleegde plichtsverzuim.

De rechtbank concludeerde dat de eerdere waarschuwing door het voorwaardelijk strafontslag en de ernst van de incidenten voldoende grond vormden voor het opgelegde ontslag. Eiseres had ook geen beroep ingesteld tegen het voorwaardelijk strafontslag, waardoor dit in rechte vaststond. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 14/2228

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 september 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R. Vleugel),
en

de Raad van Bestuur van het Academisch Medisch Centrum (AMC), verweerder

(gemachtigde: mr. M. Burghout).

Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres met onmiddellijke ingang op non-actief gesteld tot de ingangsdatum van haar ontslag. Tevens is besloten haar primair onvoorwaardelijk strafontslag te verlenen per 1 januari 2014 en subsidiair ontslag te verlenen op andere gronden.
Bij besluit van 20 februari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2014. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres was in dienst bij verweerder als doktersassistent A bij de Afdeling Laboratorium Algemeen Klinische Chemie. Eiseres heeft eerder, in 2012, een disciplinaire maatregel opgelegd gekregen, te weten een voorwaardelijk strafontslag met een proeftijd van één jaar in verband met werkweigering. Op 5 juni 2013 heeft er een incident plaatsgevonden tussen eiseres en een collega waarbij zij meerdere malen ‘klootzak’ heeft gezegd tegen deze collega. Tijdens een gesprek met haar leidinggevende hierover heeft eiseres haar leidinggevende uitgemaakt voor ‘kutwijf’. Op 21 augustus 2013 vindt nogmaals een incident plaats. Naar aanleiding van een conflict noemt een collega eiseres ‘autist’. Eiseres is hier boos om geworden en heeft hierover gesproken met haar leidinggevende. Na dit gesprek heeft eiseres geroepen: ‘deze autist gaat naar huis’. Toen haar leidinggevende haar achterna liep, heeft eiseres naar haar gespuugd. Eiseres heeft zich vervolgens ziek gemeld. Verweerder heeft op 28 augustus 2013 het voornemen kenbaar gemaakt om eiseres per
1 oktober 2013 strafontslag te verlenen.
2.
Verweerder heeft het incident op 5 juni 2013 en het incident op 21 augustus 2013 als zeer ernstig plichtsverzuim aangemerkt. Gelet ook op het eerdere voorwaardelijk strafontslag van 2012 is verweerder tot de conclusie gekomen dat aan eiseres de maatregel van disciplinair ontslag moet worden opgelegd.
3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres voornoemde feiten niet betwist en evenmin dat deze ernstig plichtsverzuim opleveren.
4.
Eiseres heeft gesteld dat zij verminderd toerekenbaar is op bepaalde momenten omdat zij niet op het juiste moment kan afremmen. Eiseres heeft verwezen naar de verklaring van haar huisarts, [A], van 30 september 2013, waaruit blijkt dat zij overspannen is. Eiseres stelt in dit kader dat verweerder ten onrechte verlangt dat zij haar stelling dat de gedragingen haar niet volledig kunnen worden toegerekend moet onderbouwen met een medische verklaring.
5.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat niet is gebleken van een verminderde toerekenbaarheid van de verweten gedragingen. Eiseres is kort na het incident, op 27 augustus 2013, gezien door bedrijfsarts [B]. De bedrijfsarts heeft in zijn rapport geconcludeerd dat eiseres medisch gezien labiel is, maar wel kan worden aangesproken op haar gedrag. Het ligt vervolgens op de weg van eiseres om hier iets tegenin te brengen. De rechtbank stelt vast dat uit de door eiseres overgelegde brief van haar huisarts van 30 september 2013 enkel volgt dat de gestelde diagnose ‘surmenage/ overbelasting naast een arbeidsconflict’ is en dat eiseres is doorverwezen voor psychologische begeleiding. De rechtbank is van oordeel dat hieruit niet kan worden afgeleid dat de gedragingen haar niet kunnen worden toegerekend. Dat eiseres zich heeft gerealiseerd dat haar gedrag onacceptabel was, volgt ook uit haar mail aan haar leidinggevende van 25 augustus 2013. In die mail geeft eiseres aan dat zij op 21 augustus 2013 heftig geëmotioneerd van het lab is vertrokken, dat zij er spijt van heeft dat zij haar leidinggevende heeft willen bespugen en geeft eiseres zelf aan dat haar gedrag onacceptabel is. Er is voor de rechtbank, gelet hierop, geen aanleiding het plichtsverzuim niet toerekenbaar te achten zodat verweerder bevoegd was om eiseres een disciplinaire straf op te leggen. De stelling van eiseres dat de gebeurtenissen mede te wijten zijn aan haar leidinggevende, volgt de rechtbank niet. Immers, uit het dossier volgt dat meerdere malen is gesproken met eiseres over haar gedrag en dat er voldoende aandacht is geweest voor haar problemen. De beroepsgrond slaagt niet.
6.
Eiseres heeft voorts gesteld dat een onvoorwaardelijk strafontslag disproportioneel is. Weliswaar was zij gewaarschuwd door een eerdere sanctie, doch die sanctie was buitensporig, gelet op het feitencomplex dat daaraan ten grondslag lag. Eiseres heeft verder gewezen op haar persoonlijke omstandigheden; zij heeft problemen gehad met haar ex-partner en hun kind en haar ouders zijn in 2006 overleden.
7.
Verweerder heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om een straf op te leggen, gekozen voor de zwaarste sanctie van strafontslag. De rechtbank onderkent dat deze disciplinaire maatregel voor eiseres ingrijpende gevolgen heeft, nu zij door deze maatregel haar dienstbetrekking heeft verloren en daarmee haar inkomen. De rechtbank acht het bij het bestreden besluit gehandhaafde ontslagbesluit, gezien de aard en de ernst echter niet onevenredig aan het gepleegde plichtsverzuim. De rechtbank wijst er in dit kader op dat eiseres eerder voorwaardelijk strafontslag is verleend, welke in rechte vaststaat nu zij daartegen geen beroep heeft ingesteld. Eiseres was dus gewaarschuwd. De rechtbank stelt voorts vast dat de incidenten niet lang na afloop van de voorwaardelijke periode hebben plaatsgevonden. Ook na dit voorwaardelijk strafontslag zijn er nieuwe problemen ontstaan tussen eiseres en haar collega’s en zijn hier gesprekken over gevoerd. De langdurige staat van dienst van eiseres doet niet af aan de conclusie van verweerder. De door eiseres aangevoerde persoonlijke omstandigheden zijn evenmin zodanig van aard om dit anders te maken. De rechtbank merkt hierbij nog op dat verweerder, in afwijking van het beleid, het ontslag van eiseres niet meteen op 5 september 2013 heeft laten ingaan, maar pas op 1 januari 2014 om eiseres meer tijd te gunnen om een andere baan te vinden. Eiseres is hiermee zeker niet te kort gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
8.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Stapels-Wolfrat, voorzitter en mr. M.N. Noorman en mr. G.P. Loman, leden, in aanwezigheid van mr. M.A. Beijl, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2014.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.