ECLI:NL:RBMNE:2014:5038

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2014
Publicatiedatum
17 oktober 2014
Zaaknummer
C-16-377910 - KG ZA 14-717
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van BKR-registratie afgewezen wegens verkeerde partijen gedagvaard

In deze zaak heeft de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.A.S. van Leeuwen, een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, te weten de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A. (Rabobank Nederland) en De Lage Landen Financiering B.V. De eiser vorderde de verwijdering van achterstands- en bijzonderheidscoderingen die bij het Bureau Krediet Registratie (BKR) waren geregistreerd. De eiser stelde dat de registratie onrechtmatig was, omdat hij geen vooraankondiging had ontvangen en de vordering niet opeisbaar was op het moment van registratie. De gedaagden voerden verweer en stelden dat de eiser de verkeerde partijen had gedagvaard, aangezien Rabobank Nijmegen en Rabo Financieringsmaatschappij de kredietgevers waren en niet Rabobank Nederland. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser inderdaad de verkeerde partijen had gedagvaard en dat de registratie van de coderingen rechtmatig was. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.424,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 15 oktober 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/377910 / KG ZA 14-717
Vonnis in kort geding van 15 oktober 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. B.A.S. van Leeuwen te Amsterdam,
tegen
1. de coöperatie
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BOERENLEENBANK B.A,
gevestigd te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE LAGE LANDEN FINANCIERING B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagden,
advocaat mr. J.M. Veldhuis te Amsterdam.
Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd. Gedaagden zullen afzonderlijk als Rabobank Nederland en De Lage Landen Financiering worden aangeduid en gezamenlijk als Rabobank Nederland c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 oktober 2014, met producties 1 tot en met 10,
  • aanvullende producties 11 tot en met 15 van [eiser] ,
  • producties 1 tot en met 6 van Rabobank Nederland c.s.,
  • de mondelinge behandeling op 14 oktober 2014,
  • de pleitnota van Rabobank Nederland c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 15 oktober 2014 vonnis uitgesproken. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking en is op
17 oktober 2014 vastgesteld.

2.De feiten

2.1.
Rabobank Nederland is enig aandeelhouder van De Lage Landen International B.V., die op haar beurt bestuurder en enig aandeelhouder is van De Lage Landen Financiering. De Lage Landen Financiering is bestuurder en enig aandeelhouder van
Rabo Financieringsmaatschappij B.V. (hierna: Rabo Financieringsmaatschappij).
2.2.
Op of omstreeks 31 oktober 2008 hebben Rabobank Rijk van Nijmegen (hierna: Rabobank Nijmegen) en Rabo Financieringsmaatschappij als kredietgevers en [eiser] als kredietnemer een Overeenkomst Doorlopend Krediet Rabobank gesloten (hierna: het doorlopend krediet), waarbij de kredietlimiet van een reeds bestaand krediet is verhoogd.
2.3.
In de op het doorlopend krediet van toepassing zijnde “Algemene Voorwaarden Doorlopend Krediet Rabobank” is opgenomen, voor zover thans van belang:
“1. Begrippen
Kredietnemer De natuurlijke persoon of personen aan wie de kredietgever een lening heeft verstrekt.
Kredietgever De maatschappij die de lening aan de kredietnemer heeft verstrekt, zoals in de overeenkomst is genoemd.
(…)

14.Bureau Krediet Registratie

De kredietgever is deelnemer van het Bureau Krediet Registratie (BKR) in Tiel. De kredietgever is door het BKR verplicht kredietgegevens te registreren. Eventuele onregelmatigheden zoals betalingsachterstanden worden ook bij het BKR geregistreerd.

(…)”
2.4.
In de periode april-oktober 2009 heeft Rabobank Nederland namens Rabo Financieringsmaatschappij diverse aanmaningen aan [eiser] gestuurd met betrekking tot achterstanden in de betaling van de verschuldigde maandtermijnen. Op 26 oktober 2009 heeft [eiser] ter zake een betalingsregeling getroffen.
2.5.
In de periode november 2009-februari 2010 heeft Rabobank Nederland namens Rabo Financieringsmaatschappij diverse aanmaningen en brieven aan [eiser] gestuurd met betrekking tot het niet nakomen van de betalingsregeling.
2.6.
Op 27 maart 2010 is door een rechtsvoorgangster van De Lage Landen Financiering (hierna: De Lage Landen Financiering) ten aanzien van [eiser] “bijzonderheidscode 2” ter registratie gemeld in het Centraal Krediet Registratiesysteem (hierna: CKI) van het Bureau Krediet Registratie (hierna: BKR).
2.7.
Bij brief van 30 maart 2010 heeft Rabobank Nederland aan [eiser] bericht dat zij namens Rabo Financieringsmaatschappij het doorlopend krediet met onmiddellijke ingang beëindigt wegens betalingsachterstanden en [eiser] gesommeerd tot betaling van de totale uitstaande schuld.
2.8.
Op 12 april 2010 heeft De Lage Landen Financiering een achterstandscodering ter registratie in het CKI gemeld.
2.9.
Op 13 april 2010 heeft Rabobank Nederland een laatste aanmaning aan [eiser] verzonden.
2.10.
Bij brief van 15 april 2010 heeft Rabobank Nederland namens Rabo Financierings-maatschappij aan [eiser] bevestigd dat zij met [eiser] een betalingsregeling is overeengekomen.
2.11.
Bij brief van 18 maart 2011 heeft Rabobank Nederland aan [eiser] bericht dat zij namens Rabo Financieringsmaatschappij per direct het doorlopend krediet beëindigt wegens het niet nakomen van de afgesproken betalingsregeling, met als gevolg dat [eiser] meteen de totale schuld moet terugbetalen.
2.12.
Omdat [eiser] de totale schuld niet voldeed, is de vordering in juni 2011 uit handen gegeven aan de deurwaarder. [eiser] heeft vervolgens een nieuwe betalingsregeling getroffen. Voorts is een bedrag van € 8.000,00 verrekend. Uiteindelijk was het doorlopend krediet op 23 mei 2012 geheel afgelost. Deze datum is als werkelijke einddatum in het CKI opgenomen.
2.13.
Op 19 juli 2014 hebben [eiser] en zijn partner een koop-/aannemings-overeenkomst getekend met betrekking tot de bouw van een woning. In deze overeenkomst is een financieringsvoorbehoud opgenomen.
2.14.
Bij brief van 14 augustus 2014 heeft Dynamiet Nederland (hierna: Dynamiet), de toenmalige gemachtigde van [eiser] , Rabobank Nijmegen verzocht om een toelichting van de registratie van [eiser] bij het BKR.
2.15.
Bij e-mail van 4 september 2014 heeft Rabobank Nederland aan Dynamiet bericht, voor zover thans van belang:
“De achterstand bij aanmaning ( code A )melden: Eur 1.200,00 ( 4 termijnen )
De achterstand bij opeisbaarheid ( code 2 ) EUR 1.500,00 ( 5 termijnen )
Er zijn met de klant diverse pogingen ondernomen om tot betalingsregelingen te komen, welke verschillende keren niet zijn nagekomen.
Op enig moment heeft debiteur geheel niet meer gereageerd en hebben wij de vordering ter incasso naar de deurwaarder gestuurd.
Voor wat betreft de ingangsdatum code A en 2: doordat beide feiten in zelfde maand hebben plaatsgevonden zijn deze verwisseld, dit doet echter niets af aan de achterstanden. Hierop zal een correctie plaatsvinden.”
2.16.
Bij brief van 15 september 2014 heeft Dynamiet namens [eiser] aan Rabobank Nederland verzocht de gehele registratie bij het BKR, dan wel de negatieve coderingen, te verwijderen.
2.17.
Bij e-mail van 16 september 2014 heeft Rabobank Nederland aan Dynamiet laten weten niet tot verwijdering van de coderingen over te gaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na eiswijziging bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Rabobank Nederland c.s.:
- om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis mee te werken aan de verwijdering uit het CKI van de stichting BKR van de geplaatste achterstandscodering A en de bijzonderheidscodering 2, op straffe van een dwangsom,
- om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis een schriftelijke verklaring te doen toekomen aan [eiser] inhoudende dat zij de stichting BKR heeft verzocht over te gaan tot verwijdering van de door Lage Landen Financiering gedane melding uit voormeld register,
- tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Rabobank Nederland c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de registratie van de achterstands- en bijzonderheidscodering in 2010 onrechtmatig jegens hem was. [eiser] heeft daartoe gesteld dat hij geen vooraankondiging van de achterstandscodering heeft ontvangen als bedoeld in artikel 22 lid 3 Algemeen Reglement CKI. Hierdoor heeft [eiser] niet de mogelijkheid gehad om een negatieve registratie af te wenden door de betalingsachterstand binnen een bepaalde termijn in te lopen. Verder is niet gebleken dat de vordering ten tijde van de ingangsdatum van de bijzonderheidscodering opeisbaar was gesteld. Tot slot is bij het verwerken van de persoonsgegevens van [eiser] , in strijd met de voorschriften van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp), onvoldoende rekening gehouden met zijn belangen. Voor zover de oorspronkelijke registratie niet onrechtmatig jegens [eiser] was, is het weigeren van medewerking aan verwijdering van die registratie dat onder de huidige omstandigheden – langdurig correct betaalgedrag, een geringe betaalachterstand en het direct voldoen van de gehele achterstand nadat [eiser] daarmee bekend was geworden – wel. De registratie in het CKI belemmert [eiser] en zijn partner in het verkrijgen van een hypothecaire lening. Indien [eiser] en zijn partner de financiering niet rondkrijgen, zullen zij de koop-/aannemingsovereenkomst moeten ontbinden. Aldus [eiser] .
4.2.
Als meest verstrekkend verweer heeft Rabobank Nederland c.s. aangevoerd dat [eiser] de verkeerde partijen heeft gedagvaard. De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt.
4.3.
Vaststaat dat niet Rabobank Nederland c.s. maar Rabobank Nijmegen en Rabo Financieringsmaatschappij partij zijn bij het doorlopend krediet. [eiser] heeft deze partijen echter niet in rechte betrokken omdat hij meent dat zij niet verantwoordelijk zijn voor de negatieve BKR-coderingen. Volgens [eiser] heeft Rabobank Nederland kennelijk aan De Lage Landen Financiering opdracht gegeven tot het feitelijk registreren van deze coderingen. [eiser] heeft in dat verband gesteld dat Rabobank Nijmegen –
in tegenstelling tot Rabobank Nederland – niet is aangesloten bij het BKR, dat Rabobank Nederland alle correspondentie met [eiser] heeft gevoerd en dat Rabobank Nederland in concernrelatie staat met De Lage Landen Financiering en Rabo Financieringsmaatschappij. [eiser] houdt daarom zowel Rabobank Nederland als De Lage Landen Financiering verantwoordelijk voor de (gestelde) onrechtmatige registratie.
4.4.
De voorzieningenrechter volgt [eiser] hierin niet. Uit artikel 4:32 lid 1 Wet op het financieel toezicht (Wft), het Algemeen Reglement CKI en de op het doorlopend krediet van toepassing zijnde algemene voorwaarden blijkt dat Rabobank Nijmegen en Rabo Financieringsmaatschappij als kredietgevers (wel) deelnemer zijn van het BKR en verplicht zijn kredietgegevens en betalingsachterstanden bij het BKR te registreren. Het moet er daarom voor worden gehouden dat, zoals Rabobank Nederland c.s. heeft aangevoerd, niet Rabobank Nederland maar Rabobank Nijmegen en/of Rabo Financieringsmaatschappij aan De Lage Landen Financiering opdracht heeft/hebben gegeven tot het verrichten van de registratie. Daarbij wordt voorts in aanmerking genomen dat uit de aanmaningen en brieven van Rabobank Nederland volgt dat zij slechts heeft opgetreden als incassogemachtigde van Rabo Financieringsmaatschappij. Aangezien Rabobank Nijmegen en Rabo Financierings-maatschappij bepalen welke gegevens worden geregistreerd bij het BKR, zijn zij aan te merken als verantwoordelijken in de zin van de Wbp en dienen zij – en niet De Lage Landen Financiering – de vereiste belangenafweging te maken. Voor zover [eiser] heeft beoogd te stellen dat Rabobank Nederland c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door in opdracht van Rabobank Nijmegen en/of Rabo Financieringsmaatschappij feitelijke handelingen te hebben verricht in relatie tot de BKR-registraties (het als incasso-gemachtigde aankondigen van die registratie, respectievelijk het feitelijk doorgeven van die registratie aan het BKR) geldt, zelfs indien veronderstellenderwijs van die onrechtmatigheid zou worden uitgegaan, dat dit niet kan leiden tot toewijzing van de vorderingen jegens Rabobank Nederland c.s. Dit handelen is immers met instemming en ten behoeve van Rabobank Nijmegen en/of Rabo Financieringsmaatschappij geschied, zodat dit handelen ook aan hen moet worden toegerekend. Het zijn daarom exclusief laatstgenoemden die bevoegd en, wanneer daarvoor gronden mochten zijn, jegens [eiser] verplicht zijn, om het BKR te verzoeken de registratie ongedaan te maken (danwel daartoe opdracht te geven aan Rabobank Nederland c.s.). De vorderingen worden derhalve afgewezen.
4.5.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank Nederland c.s. worden begroot op:
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.424,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.6.
wijst de vorderingen af,
4.7.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank Nederland c.s. tot op heden begroot op € 1.424,00,
4.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Frieling en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2014. [1]

Voetnoten

1.type: JK/4204