ECLI:NL:RBMNE:2014:505

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
UTR 14/597
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot opheffing van voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende verkeersbesluit Havenstraat Huizen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 februari 2014 uitspraak gedaan op een verzoek tot opheffing van een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, die eerder een verkeersbesluit had genomen dat op 30 januari 2014 was geschorst. Dit verkeersbesluit betrof de herinrichting van de Havenstraat in Huizen, waarbij een 30 km-zone werd ingesteld om de verkeersveiligheid te waarborgen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college met het nieuwe verkeersbesluit, dat op 31 januari 2014 was genomen, tegemoet is gekomen aan de eerder geuite bedenkingen.

De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de belanghebbenden, waaronder B.V. en AMS Beheer B.V., die zich zorgen maakten over de toegankelijkheid van hun bedrijven, meegewogen. De belanghebbenden stelden dat de draaicirkel voor grote voertuigen niet voldoende was en dat de schorsing van het verkeersbesluit niet opgeheven moest worden. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er voldoende waarborgen zijn dat de herinrichting van de Havenstraat de bereikbaarheid van de bedrijven niet zal belemmeren, mits de voorgestelde aanpassingen worden doorgevoerd.

De voorzieningenrechter heeft de schorsing opgeheven en bepaald dat het griffierecht aan verzoeker wordt terugbetaald. De uitspraak benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor de verkeerssituatie en de bereikbaarheid van de bedrijven bij het college blijft liggen, ook na de voltooiing van de werkzaamheden. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen ook aandacht besteed aan de verkeersveiligheid en de belangen van andere weggebruikers, waaronder fietsers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 14/597
uitspraak op het verzoek om toepassing van artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht van 11 februari 2014 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, te Huizen, verzoeker
(gemachtigden: G. Klompmaker en P. de Groot)
en
[belanghebbende 1] B.V., belanghebbende 1
AMS Beheer B.V., belanghebbende 2,
(gemachtigde: mr. R.G. Meester).

Procesverloop

Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek om voorlopige voorziening heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij uitspraak van 30 januari 2014 het besluit van verzoeker van 19 september 2013, waarbij een verkeersbesluit is genomen ten behoeve van de Havenstraat te Huizen, geschorst.
Bij besluit van 31 januari 2014 (het primaire besluit II) heeft verzoeker een nieuw verkeersbesluit genomen en het besluit van 19 september 2013 (het primaire besluit I) ingetrokken. Het primaire besluit II is op 6 februari 2014 op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend gemaakt door middel van publicatie in de Staatscourant, jaargang 2014,
Nr. 3278.
Verzoeker heeft bij brief van 31 januari 2014 verzocht om opheffing van de schorsing.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 februari 2014. Verzoeker is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. De belanghebbenden zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde en door [A]. Tevens is voor belanghebbenden verschenen mr. drs. ing. S.M. van Barneveld, verkeersdeskundige.

Overwegingen

1.
Op grond van artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter ambtshalve of op verzoek een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.
2.
De rechtbank stelt vast dat het bezwaar op grond van artikel 6:19 van de Awb ook gericht is tegen het primaire besluit II. De schorsing van het primaire besluit I die de voorzieningenrechter heeft uitgesproken bij uitspraak van 30 januari 2014 heeft daarom ook betrekking op het primaire besluit II.
3.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft ook in deze procedure een voorlopig oordeel en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.
Verzoeker stelt, samengevat, dat met het primaire besluit II is tegemoetgekomen aan de door de voorzieningenrechter in de uitspraak van 30 januari 2014 genoemde bedenkingen.
Hij wijst erop dat thans in het primaire besluit II is vermeld welke belangen van artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) met het besluit worden gediend. Het beoogde verkeersregime, een 30 km-zone, dient de belangen van het verzekeren van de veiligheid op de weg en het beschermen van weggebruikers en passagiers. In het primaire besluit II is voorts een koppeling gelegd met het collegeprogramma 2010-2014, waarin het betreffende gedeelte van de Havenstraat is opgenomen voor herinrichting met als doel dat de Havenstraat een aantrekkelijke verbinding wordt tussen het Oude Dorp en de Oude Haven, zowel waar het gaat om de uitstraling van de aanwezige bedrijven als om nieuwe publiekstrekkende functies, één en ander met een daarbij passend verkeersregime. Ook is de koppeling gemaakt met het op 25 april 2013 door de gemeenteraad vastgestelde verkeerscirculatieplan.
Daarnaast heeft verzoeker op 3 februari 2014 een brief met onderwerp Verkeersadvies Havenstraat van [B] van de Politie Midden Nederland (hierna: [B]) aan de stukken toegevoegd. Daarin heeft [B] vermeld dat hij het definitief ontwerp van 16 augustus 2013 heeft ingezien en de door Arcadis aanbevolen en door de gemeente overgenomen verbeterpunten heeft gezien. [B] geeft aan op geen enkele wijze bezwaar te hebben tegen de herinrichting van de Havenstraat op de voorgestelde wijze.
In het primaire besluit II is verwezen naar dit verkeersadvies. Verder heeft verzoeker verwezen naar het externe advies van Arcadis van 16 april 2013 waarin is geconcludeerd dat de in het ontwerp gekozen weginrichting en het snelheidsregime (30 km/uur) op elkaar aansluiten en voldoen aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig, mits rekening houdend met een aantal verbeterpunten, die verzoeker stelt te hebben overgenomen. Verzoeker heeft voorts nieuwe tekeningen laten vervaardigen van de draaicirkels van de grote voertuigen die het bedrijf van belanghebbende 1 moeten kunnen bereiken en de inrit moeten kunnen in- en uitdraaien. Verzoeker is ervan overtuigd dat de draai te maken is en dat er voor belanghebbenden geen nadeliger situatie ontstaat in vergelijking met de oude situatie. Verzoeker heeft zich daarbij bereid verklaard om na de herinrichting samen met belanghebbenden (en een onafhankelijke chauffeur) dit in de praktijk (achteruit inrijdend, zoals ook in de oude situatie gebeurde) te testen. Verzoeker heeft daarbij gegarandeerd dat, mocht de draai niet te maken zijn, hij
hoe dan ook(cursivering voorzieningenrechter) het probleem voor belanghebbenden zal oplossen.
Verzoeker heeft daarbij als mogelijke oplossing genoemd het schrappen van 3 parkeerplaatsen aan de overzijde van de Havenstraat tegenover woning [nummer] of eventueel meer naar het noorden aan de Havenstraat en het inzaaien van gras ter plaatse, zodat aldaar geparkeerde auto’s de draai niet kunnen belemmeren.
5.
Verzoeker heeft het belang van voortgang van de werkzaamheden benadrukt, niet alleen gelet op de financiële gevolgen van het (langer) stilliggen van de werkzaamheden, maar ook omdat de andere ondernemers en bewoners van de Havenstraat overlast ondervinden van de stillegging van de herinrichtingswerkzaamheden en voorts omdat de huidige situatie, waarbij de straat is opgebroken, voor onveilige situaties zorgt.
6.
Het bezwaar van de belanghebbenden blijft met name de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het bedrijf aan de [adres] te [vestigingsplaats]. Het bedrijf moet voor een goede bedrijfsvoering toegankelijk en bereikbaar zijn voor grote trailers met daarop schadeauto’s en schadevrachtwagens. De belanghebbenden hebben betoogd dat het probleem van de te maken draaicirkel nog niet is opgelost. De belanghebbenden hebben zich dan ook op het standpunt gesteld dat de schorsing niet dient te worden opgeheven.
7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er thans onvoldoende aanleiding is om er vanuit te gaan dat de draai naar en van het bedrijf van belanghebbende 1 met de betreffende voertuigen niet te maken is. Daarbij is van belang dat verzoeker nieuwe tekeningen met berekeningen van de draaicirkels heeft overgelegd waarop thans tevens vier parkeerplaatsen voor het bedrijf van belanghebbende 1 aan de Havenstraat zijn ingetekend. Ook heeft verzoeker ter zitting een animatiefilmpje getoond, gebaseerd op de gemaakte berekeningen, waaruit volgt dat de draai, ook in de nieuwe situatie, zij het naar het de voorzieningenrechter voorkomt niet ruim, te maken is. Belanghebbenden hebben een rapport van 7 februari 2014 van [C] van Rijcurve.nl (hierna: [C]) in het geding gebracht en voorts een brief van 5 februari 2014 van [D] van [consultancy] (hierna: [D]). Met deze stukken is het standpunt van verzoeker dat de draai te maken is echter niet ontkracht. Wel zou daaruit kunnen worden afgeleid dat de draai minder gemakkelijk te maken valt ([C] vindt een bredere rijbaan wenselijk) en voorts dat geparkeerde auto’s aan de overzijde de draai kunnen belemmeren. Dit laatste wordt ook door [D] gesteld. Ook vermeldt [C] dat een bredere inrit (meer inritbanden) nodig is.
Voor zover er nog aanleiding is voor onzekerheid is van belang dat verzoeker heeft gegarandeerd dat het bedrijf van belanghebbende 1
hoe dan ookvoor de betreffende trailers bereikbaar zal blijven en dat hij bereid is tot aanpassingen, waarbij met name is genoemd het opgeven van 3 parkeerplaatsen aan de overzijde van de Havenstraat. In verband met het door [C] genoemde te smal zijn van de inrit met inritbanden is verzoeker voorts bereid de inrit door middel van het plaatsen van meer inritbanden te verbreden.
Het is aan verzoeker om dit in bezwaar nog zorgvuldig nader te bekijken en in de beslissing op bezwaar duidelijkheid te verschaffen over de eventuele maatregelen die nodig zijn om de bereikbaarheid en toegankelijkheid van het bedrijf van belanghebbende 1 te garanderen, zoals het opofferen van parkeerplaatsen en het verbreden van de inrit, maar indien nodig ook andere, eventueel verdergaande maatregelen. De voorzieningenrechter wijst in dit kader ook op artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, waarin is bepaald dat, indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen (dan de belangen die ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit) in het geding zijn, wordt aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen. Voorts dient verzoeker in de beslissing op bezwaar, gelet op de in de brieven van [C] en [D] geuite zorgen over de verkeersveiligheid in verband met het in- en uitrijden van de grote voertuigen naar en van het bedrijf van belanghebbende 1 in relatie tot het overige verkeer, waaronder fietsers, expliciet ook op dit punt aandacht te besteden aan de verkeersveiligheid.
8.
Artikel 15, tweede lid, van de Wvw 1994 bepaalt dat maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, met de eventueel in de beslissing op bezwaar nader te bepalen aanpassingen, gelet op het bepaalde in artikel 15 van de Wvw 1994 niet meer gesproken kan worden van een beperking van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
10.
Gelet op het voorgaande en gelet op het belang van verzoeker dat de stillegging van de werkzaamheden wordt opgeheven, waarbij de voorzieningenrechter ook betrekt het belang van de overige bedrijven en omwonenden aan het betreffende gedeelte van de Havenstraat (een zestal van hen heeft de voorzieningenrechter verzocht de stillegging van de werkzaamheden op te heffen, zodat de werkzaamheden kunnen worden hervat) zal de voorzieningenrechter bepalen dat de schorsing wordt opgeheven. De voorzieningenrechter benadrukt daarbij hetgeen in overweging 7 is overwogen, waaruit volgt dat ook na de voltooiing van het werk overeenkomstig het plan, de verantwoordelijkheid voor een goede verkeerssituatie en de bereikbaarheid van het bedrijf van belanghebbende 1 onverkort op verzoeker rust en dat zo nodig aanvullende maatregelen dienen te worden genomen of aanpassingen van de herinrichting dienen plaats te vinden.
11.
De voorzieningenrechter ziet vanwege de toewijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige voorziening aanleiding te bepalen dat de griffier van deze rechtbank het griffierecht volledig aan verzoeker terugbetaalt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot opheffing van de op 30 januari 2014 uitgesproken voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat het door verzoeker betaalde griffierecht door de griffier van de rechtbank wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. ter Brugge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.L. de Gier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.