ECLI:NL:RBMNE:2014:5726
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing van een last onder dwangsom met betrekking tot de aanwezigheid van een boatsaver
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 november 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die een last onder dwangsom had ontvangen van het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht. De last hield in dat verzoekster uiterlijk op 1 april 2014 een boatsaver diende te verwijderen van haar perceel aan de [adres] te [woonplaats]. Bij het primaire besluit van 13 maart 2014 werd een dwangsom van € 2.500,- per week opgelegd, met een maximum van € 10.000,-. Na het bestreden besluit van 25 september 2014, waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond werd verklaard, heeft verzoekster op 2 november 2014 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld, zoals toegestaan onder artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht. In zijn overwegingen heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de last onder dwangsom voortkwam uit de aanwezigheid van de boatsaver, die in strijd was met de Landschapsverordening provincie Utrecht 2011. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat er eerder vergelijkbare zaken waren behandeld, wat aanleiding gaf om het verzoek om schorsing toe te wijzen. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom met ingang van de uitspraak wordt opgeschort tot zes weken na de uitspraak op het beroep van verzoekster.
De uitspraak benadrukt dat de beslissing van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventueel bodemgeding. Tevens is er geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.