In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNJV) en [gedaagde sub 2]. De zaak betreft een tuchtrechtelijke berisping van [eiser] door de Ereraad van de KNJV, naar aanleiding van een jachtongeval op 15 november 2011 waarbij [gedaagde sub 2] door hagel uit het geweer van [eiser] gewond raakte. Na de klacht van [gedaagde sub 2] over het gedrag van [eiser] heeft de Ereraad op 9 mei 2012 uitspraak gedaan, waarbij de klacht gegrond werd verklaard en [eiser] werd berispt. [eiser] heeft de uitspraak van de Ereraad aangevochten en vernietiging daarvan gevorderd, stellende dat de procedure onzorgvuldig was verlopen en dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zich te verdedigen, wat in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Ereraad fundamentele beginselen van procesrecht heeft geschonden door [eiser] niet in de gelegenheid te stellen om te reageren op de getuigenverklaringen die door [gedaagde sub 2] waren ingediend. Dit gebrek in de procedure heeft geleid tot de vernietiging van de uitspraak van de Ereraad. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat [eiser] voldoende belang heeft bij zijn vordering tot vernietiging, gezien het diffamerende karakter van de berisping. De KNJV is veroordeeld in de proceskosten van [eiser], terwijl [eiser] in de kosten van de procedure tegen [gedaagde sub 2] is veroordeeld. De rechtbank heeft de uitspraak van de Ereraad vernietigd en de proceskosten aan beide partijen toegewezen.