ECLI:NL:RBMNE:2014:7301
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.A.A. van Kalveen
- C.A.M. van Straalen
- A.R. Creutzberg
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht
In de zaak van de officier van justitie tegen de veroordeelde, geboren in Suriname en thans gedetineerd in PI Nieuwegein, heeft de rechtbank op 16 september 2014 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een locatieverbod dat gecontroleerd werd door middel van een enkelband. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet aan deze voorwaarden heeft gehouden door zijn enkelband door te knippen, wat leidde tot de vordering van de officier van justitie om de resterende voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen.
Tijdens de zitting werd de veroordeelde gehoord, evenals zijn raadsman en een vertegenwoordiger van Reclassering Nederland. De raadsman pleitte voor afwijzing van de vordering, maar de rechtbank oordeelde dat de veroordeelde op de hoogte was van de gevolgen van zijn handelen en dat er geen reden was om de vordering gedeeltelijk af te wijzen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en gelast dat de gevangenisstraf van vijf weken ten uitvoer wordt gelegd, met aftrek van de tijd die de veroordeelde al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De beslissing is genomen op basis van artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank de ernst van de overtreding en de noodzaak van handhaving van de bijzondere voorwaarden in overweging heeft genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde de consequenties van zijn handelen moet dragen en dat de vordering tot tenuitvoerlegging volledig moet worden toegewezen.