ECLI:NL:RBMNE:2015:1072

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2015
Publicatiedatum
20 februari 2015
Zaaknummer
C-16-257268 - HA ZA 08-2218
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschillen over de verdeling van een nalatenschap, inclusief onroerende en roerende zaken, en de rol van de executeur.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een geschil tussen meerdere erfgenamen over de verdeling van een nalatenschap. De rechtbank heeft op 4 maart 2015 uitspraak gedaan in een zaak waarin de erfgenamen, aangeduid als eisers en gedaagde, in conflict zijn geraakt over de verdeling van zowel onroerende als roerende zaken, alsook over de kosten die door de executeur zijn gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning, die deel uitmaakt van de nalatenschap, verkocht dient te worden, en dat de opbrengst gelijkelijk verdeeld moet worden onder de erfgenamen. De rechtbank heeft ook de rol van de executeur beoordeeld, waarbij het gaat om de kosten die hij heeft gemaakt in het kader van het beheer van de nalatenschap. De rechtbank heeft geoordeeld dat de executeur recht heeft op een vergoeding voor zijn werkzaamheden, maar dat deze vergoeding niet hoger kan zijn dan 1% van de waarde van de nalatenschap op de sterfdag van de erflaatster. Daarnaast zijn er diverse roerende goederen die verdeeld moeten worden, waarbij de rechtbank heeft bepaald aan wie welke goederen toekomen. De uitspraak bevat ook bepalingen over de medewerking van de erfgenamen aan de verkoop van de woning en de verplichtingen van de executeur.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/257268 / HA ZA 08-2218
Vonnis van 4 maart 2015
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

wonende te [woonplaats 1],
advocaat aanvankelijk mr. E.A.T.M. Steverink, thans niet langer in de procedure vertegenwoordigd,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats ],
advocaat aanvankelijk mr. E.A.T.M. Steverink, thans mr. M.H. Vaandrager,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats 1],
advocaat aanvankelijk mr. E.A.T.M. Steverink, thans niet langer in de procedure vertegenwoordigd,
4.
[eiseres sub 4],
wonende te [woonplaats ],
advocaat aanvankelijk mr. E.A.T.M. Steverink, thans mr. M.H. Vaandrager,
eisers,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats ],
advocaat mr. R.V.C.F. Dingemans,
gedaagde.
Partijen zullen hierna [eisers] (enkelvoud, vrouwelijk) en [gedaagde]genoemd worden. Eisers afzonderlijk zullen achtereenvolgens worden aangeduid met [eiser sub 1], [eiseres sub 2], [eiser sub 3] en [eiseres sub 4].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 27 februari 2013,
  • de akte uitlating, tevens inhoudende wijziging van eis van [eisers] van 19 juni 2013,
  • de antwoordakte uitlating van [gedaagde]van 11 september 2013,
  • de antwoordakte van [eisers] van 9 oktober 2013,
  • de akte uitlating, tevens inhoudende wijziging van eis, van [eisers] van 27 november 2013,
  • de antwoordakte uitlating van [gedaagde]van 11 december 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De gewijzigde eis en de (verdere) beoordeling van het geschil

2.1.
De rechtbank blijft bij haar overwegingen in het vonnis van 27 februari 2013 en bouwt daarop voort. In dat vonnis heeft de rechtbank eindbeslissingen gegeven op de vorderingen van [eisers] die betrekking hadden op de taken van [gedaagde]in zijn hoedanigheid van executeur. De rechtbank heeft de beslissingen op de overige vorderingen, die betrekking hadden op de verdeling van de nalatenschap en die waren gericht tegen [gedaagde]in zijn hoedanigheid van erfgenaam, aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de omvang van de nalatenschap en de (wijze van) verdeling.
2.2.
[eisers] heeft daarop haar eis gewijzigd. [eisers] vordert nu dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. zal bepalen dat tot de nalatenschap behoort de onroerende zaak aan de [adres] (hierna: de woning) en ten aanzien van de verdeling daarvan zal bepalen:
A. dat de woning wordt toebedeeld aan [gedaagde]tegen een waarde van € 100.000,00 dan wel tegen een waarde zoals vast te stellen door een door de rechtbank aan te wijzen onafhankelijke (bedrijfs)makelaar, welke taxatie zal plaatsvinden binnen uiterlijk een maand na het vonnis, waarna de eigendom zal worden overgedragen aan [gedaagde]middels notariële akte, welke eigendomsoverdracht zal dienen plaats te vinden binnen uiterlijk twee maanden na het vonnis, onder de verplichting van [gedaagde]om ten tijde van de eigendomsoverdracht 1/5 van de vastgestelde waarde aan ieder der deelgenoten te voldoen, door tijdige storting op de derdengeldrekening van de notaris;
dan wel
dat [gedaagde]en overige deelgenoten volledige en onvoorwaardelijke medewerking dienen te verlenen aan de verkoop van de onroerende zaak via een door de rechtbank aan te wijzen (bedrijfs)makelaar, waarbij binnen uiterlijk een maand na het vonnis een verkoopopdracht zal worden verstrekt aan voormelde makelaar, tegen een door voormelde makelaar geadviseerde waarde, althans tegen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen vraag- en bodemprijs, waarbij aan ieder der deelgenoten 1/5 van de verkoopopbrengst (na aftrek van kosten van makelaar en notaris) zal toekomen;
B. onder vaststelling van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of deel daarvan waarin een deelgenoot in gebreke blijft aan het vastgestelde te voldoen;
C. dat [gedaagde]en overige deelgenoten gehouden zijn mee te werken aan de transportakte tot verkoop en levering van de onroerende zaak en daartoe dienen te verschijnen ten kantore van een nader aan te wijzen notaris en daarbij tevens zal bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking van [gedaagde]en overige deelgenoten bij de eigendomsoverdracht middels notariële akte;
II. zal bepalen dat tot de nalatenschap behoren de roerende zaken zoals weergegeven in het overzicht in productie 18 van [eisers], onder aanhechting van het overzicht aan het vonnis en ten aanzien van de verdeling daarvan zal bepalen dat aan ieder der deelgenoten zullen worden toebedeeld de goederen die in deze productie zijn voorzien van hun naam, en [gedaagde]en de overige deelgenoten zal veroordelen om de goederen die in hun bezit zijn en aan een andere deelgenoot worden toegescheiden, aan de betreffende deelgenoot over te dragen en te leveren, een en ander binnen een maand na het vonnis, onder vaststelling van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of deel daarvan waarin een deelgenoot in gebreke blijft hieraan te voldoen;
III. zal bepalen dat tot de nalatenschap behoort een bedrag van € 26.162,55, te vermeerderen met een bedrag van € 7.373,27 aan vervallen huurpenningen tot en met juni 2013 (in totaal komend op € 33.525,82), te vermeerderen met een bedrag aan huurpenningen van € 94,52 per maand met ingang van 1 juli 2013, tot aan het moment van eigendomsoverdracht van de woning aan [gedaagde]of een derde, en te verminderen met de kosten van gas, water en elektra vanaf 9 april 2005, voor zover deze redelijkerwijs ten laste van de nalatenschap kunnen worden gebracht, vast te stellen door de rechtbank na specificering en onderbouwing door [gedaagde]en ten aanzien van de verdeling van het aldus vastgestelde bedrag zal bepalen dat ieder der deelgenoten 1/5 hiervan zal toekomen en daarbij [gedaagde]zal veroordelen om een zodanig bedrag in te brengen in de nalatenschap dat aan iedere deelgenoot het hem of haar toekomende bedrag kan worden uitgekeerd, dan wel over te gaan tot rechtstreekse betaling aan een deelgenoot van het hem of haar toekomende bedrag, uiterlijk binnen een maand na het te wijzen vonnis en [gedaagde]en overige deelgenoten zal veroordelen tot het verlenen van volledige medewerking aan een zodanige verdeling van de gelden dat ieder het hem of haar toekomende deel zal hebben ontvangen;
IV. althans de wijze van verdeling van de nalatenschap zal bepalen en [gedaagde]en overige deelgenoten zal veroordelen om met [eiseres sub 2]en [eiseres sub 4] over te gaan tot verdeling van de nalatenschap, ten overstaan van een door de rechtbank te benoemen boedelnotaris;
V. een onzijdig persoon voor alle deelgenoten in de nalatenschap zal benoemen.
2.3.
Kort samengevat is tussen partijen nog in geschil wat er met de woning dient te gebeuren, welke roerende (inboedel)goederen tot de nalatenschap behoren en hoe deze verdeeld dienen te worden en wat het totaalsaldo van de bankrekeningen is dat in de verdeling betrokken dient te worden. De rechtbank overweegt als volgt.
de woning
2.4.
[eisers] stelde zich na het laatste vonnis van de rechtbank aanvankelijk op het standpunt dat de woning aan [gedaagde]moet worden toebedeeld, tegen de waarde van € 75.000,00. [eisers] heeft daarbij beargumenteerd dat zij met deze in haar ogen lage waarde van de woning tegemoet komt aan de wens van [gedaagde]om de woning over te nemen en dat [gedaagde]financieel in staat kan worden geacht de woning toebedeeld te krijgen voor deze prijs. [gedaagde]heeft echter aangevoerd dat hij over onvoldoende inkomen en vermogen beschikt om meer dan € 40.000,00 aan te wenden om de woning over te nemen en dat hij op grond van zijn leeftijd (59 jaar) en de wijze waarop hij in zijn levensonderhoud voorziet (handel in oud papier) geen financiering kan verkrijgen voor het overnemen van de woning. Hij heeft in deze procedure aangeboden om de woning tegen € 40.000,00 over te nemen maar daarbij een voorbehoud gemaakt ten aanzien van de kosten in het geval de grond van het perceel gesaneerd dient te worden. Partijen twisten over de kwaliteit van de grond van het perceel en de oorzaak daarvan. [eisers] merkt de door [gedaagde]voorgestelde waarde als te laag aan en brengt voorts tegen het aanbod van [gedaagde]in dat [gedaagde]ten onrechte het voorbehoud voor de saneringskosten maakt, omdat niet te verwachten valt dat deze gemaakt moeten worden en voorts dat eventuele vervuiling van de grond is veroorzaakt door [gedaagde]zodat hij daarvan als enige de kosten van sanering dient te dragen. Daarnaast voert [eisers] aan dat [gedaagde]- anders dan hij stelt - wel in staat moet worden geacht de woning tegen de waarde van € 75.000,00 over te nemen omdat hij al sinds jaren lage woonkosten heeft, hij al jarenlang belasting over vermogen betaalt, hij diverse donaties aan de kerk heeft gedaan (zodat [gedaagde]over vermogen beschikt, zo verstaat de rechtbank) en dat hij alle tijd heeft gehad om de financiering van de overname van de woning te verkrijgen. In haar laatste akte neemt [eisers] het standpunt in dat € 75.000,00 een te laag bedrag is voor de prijs waartegen de woning kan worden toebedeeld aan [gedaagde], omdat er een bod door een aspirant-koper is gedaan van € 100.000,00 voor de woning (onder de voorwaarden dat er een schone grond verklaring zal worden afgegeven en dat [gedaagde]de woning zal verlaten). Naar aanleiding daarvan heeft zij haar eis vermeerderd en nu vordert zij dat de rechtbank de woning aan [gedaagde]zal toebedelen tegen de waarde van € 100.000,00.
2.5.
De rechtbank overweegt dat toebedeling aan [gedaagde]van de woning tegen deze waarde niet aan de orde is, omdat hij voldoende duidelijk heeft gemaakt dat hij daartoe niet de financiële middelen heeft en dat hij niet als enige het risico wil dragen dat er in de toekomst mogelijk kosten voor een bodemsanering gemaakt moeten worden. Overigens kan een waarde van € 100.000,00 op basis van het bod door de aspirant-koper niet zonder meer als een reële waarde worden beschouwd, nu immers niet aan de daaraan verbonden voorwaarde, namelijk de afgifte van een schone grond verklaring, is voldaan. Ook toedeling aan [gedaagde]van de woning tegen een lagere waarde acht de rechtbank niet in de rede liggen, gelet op de onbeantwoorde vraag of de bodem van het perceel gesaneerd dient te worden en wat daarvan de consequenties dienen te zijn. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het argument van [eisers] dat de kosten van een sanering hoe dan ook volledig voor rekening van [gedaagde]dienen te komen, niet op gaat. Uit de stellingen van partijen leidt de rechtbank af dat de eventuele verontreiniging mogelijk al heeft plaatsgevonden voordat [gedaagde]het alleengebruik ervan verkreeg. Voor zover [eisers] zich op het standpunt stelt dat de slechte staat van onderhoud voor rekening en risico van [gedaagde]komt, geldt dat de slechte staat van het onderhoud van de woning niet zonder meer aan [gedaagde]kan worden toegeschreven. Ook [eisers] heeft immers aangegeven dat erflaatster in het verleden geen onderhoudswerkzaamheden aan de woning duldde. Dat betekent dat de aan het achterstallig onderhoud verbonden kosten niet alleen voor rekening van [gedaagde]kunnen komen. Op grond van het tot nu toe gevoerde debat tussen partijen kan de rechtbank niet beoordelen in hoeverre handelingen (of nalaten) door [gedaagde]sinds hij het alleengebruik van de woning heeft, van invloed zijn op de staat van het onderhoud en de vervuiling van de grond. De vraag is of dit al valt vast te stellen.
De situatie is thans dat partijen een woning hebben geërfd met alle daartoe behorende kenmerken en bijzonderheden. Daarbij zijn inbegrepen de aanwezigheid van [gedaagde]als huurder die daar zijn bedrijf uitoefent en die slechts de kale, niet geïndexeerde huur hoeft te betalen, de eventuele gebreken veroorzaakt door jarenlang onvoldoende onderhoud en mogelijk een vervuilde grond. Het feit dat de woning verdeeld dient te worden, maakt niet dat deze waarde drukkende factoren door de verdeling teniet gedaan (kunnen) worden of alleen voor rekening van [gedaagde]dienen te komen, omdat hij de afgelopen jaren als enige het genot van het goed heeft gehad. De vordering onder I.A. (eerste alinea) zal gezien het voorgaande worden afgewezen.
2.6.
Nu geen van de andere erfgenamen geïnteresseerd is in overname van de woning, zal de rechtbank bepalen dat deze verkocht dient te worden, ook al is dat – zoals door één van de tot nu toe betrokken makelaars is verwoord – een uitdaging. De rechtbank benadrukt dat de woning niet vrij van huur aangeboden dient te worden, omdat [gedaagde]immers nog steeds de woning huurt. Dat de staat van onderhoud slecht is, betekent namelijk niet dat [gedaagde]daar niet meer woont of dat – zelfs in het geval hij al elders zou verblijven – zijn huurrecht daardoor eindigt, zoals [eisers] lijkt te betogen.
2.7.
De vraag die nu voorligt, is hoe de verkoop van de woning gerealiseerd zal moeten worden. Eerder zijn er al makelaars in beeld geweest om in verband met een minnelijke regeling tot verkoop van de woning te kunnen komen. Dat heeft niet tot enig resultaat geleid en partijen zijn niet met elkaar en/of met de makelaar tot overeenstemming gekomen over de verkoopopdracht. [eisers] heeft voorgesteld om Rien Treur, makelaar te Woerden, (hierna: Treur) en al tijdens het minnelijke traject bij deze zaak betrokken, de opdracht te verstrekken omdat hij bekend is met het pand en de (specifieke) markt. [gedaagde]heeft aangevoerd dat deze makelaar niet neutraal is aangezien hij al in deze procedure door de wederpartij is benaderd. In zijn schrijven van 20 juli 2010 aan mr. Steverink (productie 17) zinspeelt Treur er op dat vanwege de kwaliteit van de woning, mogelijk met succes een onbewoonbaarverklaring aan de gemeente kan worden verzocht en eerder in de procedure is aan de orde gekomen dat deze makelaar een “afzettingsprocedure” tegen [gedaagde]als huurder heeft gesuggereerd omdat hij zich niet als een goed huurder zou gedragen. Mogelijk vormt dit de achtergrond van de weerstand van [gedaagde]tegen Treur als verkopend makelaar; in ieder geval is daarmee voldoende duidelijk dat deze makelaar niet het vertrouwen van [gedaagde]zal hebben.
Met de bedoeling om de patstelling tussen partijen te doorbreken en partijen niet langer in de onverdeeldheid te laten, zal de rechtbank de volgende wijze van verdeling van de woning gelasten waarbij partijen het volgende traject dienen te volgen:
partijen dienen de woning te verkopen;
[eisers] dient de verkopende makelaar uit te kiezen, onder de voorwaarde dat dit niet Treur zal zijn;
partijen dienen aan deze makelaar de verkoopopdracht te verstrekken;
partijen dienen zich te richten naar het advies van de makelaar voor wat betreft de vraag- en laatprijs, ook in het geval deze prijzen naar het oordeel van de makelaar na verloop van tijd dienen te worden aangepast (bijvoorbeeld vanwege de duur van de verkoopprocedure, vanwege ontwikkelingen op de woningmarkt of wijziging van de bestemming van het perceel);
partijen dienen hun volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. Dit houdt (onder meer) in dat [gedaagde]a) de makelaar toestemming dient te geven voor het bezichtigen van alle vertrekken in het pand en het maken van foto’s van alle vertrekken b) de makelaar en potentiele kopers vrije en onbelemmerde toegang tot het pand dient te bieden, ook als dat betekent dat hij opruimwerkzaamheden dient te verrichten indien hij daartoe instructies krijgt van de makelaar en ook als dat inhoudt dat hij zich afzijdig houdt van de bezichtigingen zodat potentiele belangstellenden zich voldoende vrij voelen om rond te kijken;
partijen dienen aan de makelaar op te dragen dat iedere bezichtiging uiterlijk 48 uur van tevoren aan [gedaagde]zal worden aangekondigd;
partijen dienen alle rechtshandelingen te verrichten (of een volmacht daartoe te verlenen) die nodig zijn voor het verlenen van de verkoopopdracht, het verkopen en het leveren van de woning;
partijen dienen de kosten verbonden aan de verkoop en levering van de woning gelijkelijk te dragen (ieder draagt daarvan een vijfde);
partijen dienen de verkoopopbrengst van de woning gelijkelijk te verdelen (ieder verkrijgt daarvan een vijfde);
indien de behandelend makelaar de overeenkomst van opdracht wil beëindigen zonder dat deze tot verkoop van de woning heeft geleid, dienen partijen de hier beschreven procedure weer van voren af aan te doorlopen;
indien na ommekomst van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van dit vonnis, is gebleken dat de woning niet kon worden verkocht bij gebrek aan potentiële kopers of als na beëindiging van de overeenkomst van opdracht door de makelaar er geen andere makelaar kan worden gevonden die bereid is de verkoopopdracht te aanvaarden, dienen partijen met elkaar in onderhandeling te treden over de voorwaarden voor toebedeling van de woning aan [gedaagde]
.
2.8.
De rechtbank neemt hierbij nog het volgende in aanmerking. Omdat partijen zelf de verdeling dienen uit te voeren op de hiervoor vermelde wijze, zal de rechtbank niet zoals [eisers] vordert een makelaar de opdracht tot verkoop geven maar dit aan partijen laten. De vordering onder I.A. (tweede alinea) zal in zoverre worden afgewezen.
[eisers] vordert onder I. sub B. en C. dat iedere deelgenoot veroordeeld dient te worden tot medewerking aan de verkoop en levering van de woning, onder verbeurte van een dwangsom indien daaraan niet wordt voldaan respectievelijk onder de bepaling dat dit vonnis in de plaats zal treden van de benodigde rechtshandeling. Aangezien de vorderingen alleen tegen [gedaagde](als enige gedaagde) zijn ingesteld zoals blijkt uit het exploot van dagvaarding, kunnen deze niet ten aanzien van eisers worden toegewezen en dus ook niet tegen de eisers die niet langer in dit proces zijn vertegenwoordigd. Vanwege de moeizame gang van zaken met betrekking tot de verkoop van de woning, ondanks de op zitting bereikte afspraak dat de woning zal worden verkocht, zal de rechtbank een dwangsom opleggen voor het geval [gedaagde]de in punt 5 genoemde medewerking niet verleent en bepalen dat het vonnis in de plaats zal treden van de door hem te verrichten rechtshandeling indien (kort gezegd) zijn medewerking tot verkoop en levering van de woning uitblijft.
de roerende (inboedel)goederen
2.9.
Partijen hebben het debat over de te verdelen roerende goederen toegespitst op de goederen die zijn vermeld op een lijst die door [eisers] is opgesteld (productie 18 bij haar akte van 19 juni 2013). [eisers] heeft gesteld dat deze goederen tot de nalatenschap behoren en zij heeft deze lijst voorzien van een voorstel hoe deze goederen verdeeld dienen te worden. Zij stelt daarbij dat zij slechts op een deel van de goederen aanspraak maakt, omdat de lijst niet alle tot de nalatenschap behorende goederen omvat. [gedaagde]is in de ouderlijke woning blijven wonen, heeft (al jarenlang) de beschikking over het grootste deel van de tot de nalatenschap behorende goederen waardoor [eisers] niet meer heeft kunnen achterhalen welke goederen nog meer tot de nalatenschap behoren. Daarbij komt dat [gedaagde]al over het grootste gedeelte van de goederen beschikt zodat hij geen aanspraak (meer) mag maken op de goederen die één van de eisers toebedeeld wil krijgen. [gedaagde]heeft aangevoerd dat het feit dat hij de goederen beheert niet betekent dat hij geen recht meer heeft op toebedeling van goederen waar hij belangstelling voor heeft. Ook stelt hij dat er al dozen met goederen (waaronder glaswerk en serviesgoed) uit de ouderlijke woning door [eisers] zijn meegenomen, zodat het argument van [eisers] dat zij op maar een heel beperkt deel van de goederen aanspraak maakt niet op gaat. Volgens hem is er door partijen een rondgang door de woning gemaakt om te zien welke overige goederen nog verdeeld dienen te worden, zodat het op de weg van [eisers] had gelegen om aan te geven op welke goederen zij nog meer aanspraak maakt. Ten aanzien van enkele goederen op de lijst stelt [gedaagde]dat ze tot zijn eigendom behoren, waarbij hij verwijst naar een door erflaatster handgeschreven lijst (productie 9 bij zijn akte van 21 september 2011) waarop volgens hem door erflaatster is aangegeven welke goederen van hem zijn. Ten aanzien van enkele andere goederen heeft hij aangevoerd dat ze niet (meer) tot de nalatenschap behoren omdat ze van een derde zijn of omdat ze zijn verdwenen. Dan heeft hij nog goederen op de lijst genoemd die hij, anders dan door [eisers] voorgesteld, toebedeeld wil krijgen. Ten aanzien van bepaalde goederen heeft hij (tevens) aangevoerd dat hij niet zonder meer met de door [eisers] voorgestelde verdeling akkoord gaat omdat, naar de rechtbank begrijpt, deze goederen eerst getaxeerd dienen te worden om te voorkomen dat de deelgenoot die het desbetreffende goed verkrijgt, wordt overbedeeld.
2.10.
De rechtbank zal de door [eisers] genoemde goederen langslopen en beoordelen of ze tot de nalatenschap behoren en zo ja, aan wie ze dienen te worden toebedeeld. Daarbij geldt dat voor het uitgangspunt van [eisers], inhoudende dat [gedaagde]geen aanspraak (meer) mag maken op de goederen die één van de eisers toebedeeld wil krijgen, geen grond bestaat. Overigens hebben partijen over het grootste gedeelte van de goederen overeenstemming bereikt en zijn zij het erover eens dat daarvan meer dan een vijfde deel aan [gedaagde]dient te worden toebedeeld. De rechtbank stelt voorts vast dat [eisers] ten behoeve van [eiser sub 1] slechts twee goederen en een rozenkrans heeft aangewezen en ten behoeve van [eiser sub 3] alleen één rozenkrans. Aangezien deze personen eerder wel, samen met [eiseres sub 2]en [eiseres sub 4] in deze procedure zijn verschenen maar thans niet meer in dit proces worden vertegenwoordigd, houdt de rechtbank het ervoor dat zij voor de overige roerende goederen geen belangstelling (meer) hebben. Op grond van de door partijen aangegeven voorkeuren voor bepaalde goederen zal de hierna te bepalen wijze van verdelen niet leiden tot een evenredige toebedeling (van telkens een vijfde deel van alle roerende goederen) aan iedere deelgenoot.
2.11.
Voor de volgende goederen geldt dat beide partijen ervan uitgaan dat ze tot de nalatenschap behoren en dat zij het eens zijn over aan wie deze toebedeeld dienen te worden (en waarvoor in een aantal gevallen geldt dat de desbetreffende partij het goed al heeft ontvangen), zodat de rechtbank over die goederen zal beslissen zoals dat partijen voorstaat:
goederen uit woonkamer aan
buikkast met 4 laden [gedaagde]
trapnaaimachine[gedaagde]
2 lampen[gedaagde]
hangklok [gedaagde]
klok op schoorsteenmantel (pendule) [gedaagde]
gaskachel [gedaagde]
tafel woonkamer [gedaagde]
4 eetkamer stoelen [gedaagde]
Perzisch tafelkleed [gedaagde]
2 zitfauteuils (armstoelen) [gedaagde]
kastje met versieringen op poten [eiseres sub 2]
houten kapstok (gang) [gedaagde]
spiegel (gang) [gedaagde]
1. persoonsbed (incl matras) [gedaagde]
diverse boeken (vaste kast woonkamer) ca. 100 [gedaagde]
woordenboeken (vaste kast woonkamer) ca. 25 [gedaagde]
3 woordenboeken [eiseres sub 2]
2 boeken [eiseres sub 2]
2 schriftjes [eiseres sub 2]
kookboekje [eiseres sub 2]
Christusbeeld aan kruis [eiseres sub 4]
hagedis in brons [eiseres sub 4]
6 rozenkrans – 4 stuks meegekregen (voor 1 t/m 4) 1 aan [eiser sub 1]
1 aan [eiseres sub 2]
1 aan [eiser sub 3]
1 aan [eiseres sub 4]
2 aan [gedaagde]
spin in brons [eiseres sub 4]
kopie familieregister [eiseres sub 2]
platen-atlas [eiseres sub 4]
sigarettendoos [eiseres sub 4]
pijpekop [eiseres sub 4]
diverse kaartspelen [gedaagde]
2 kaartspelen [eiseres sub 2]
condoleanceregister Pa [eiseres sub 2]
zakhorloge[gedaagde]
tinnen lepel [gedaagde]
6 sierlepels (met ophangbord) [gedaagde]
strijkijzer + strijkplank[gedaagde]
portemonnee [moeder]
handtas [moeder]
goederen uit keuken
fornuis – kooktoestel 4 pits[gedaagde]
kookpannen, koekepannen en potten [gedaagde]
bestek Gero, opscheplepels, messen, kaasschaaf[gedaagde]
schaaltje [eiseres sub 2]
zilveren lepel [eiser sub 1]
oude NS kaart + spaarbankboekje [eiser sub 1]
goederen uit slaapkamers boven
2 persoons mahoniehouten bed [gedaagde]
mahoniehouten linnenkast (3 deurs)[gedaagde]
zijkast (ouder slaapkamer) [gedaagde]
1. persoons wit bed [gedaagde]
witte kast [gedaagde]
2 kasten meisjes kamer[gedaagde]
scheerspullen Pa [eiseres sub 2]
schilderijen diverse – deels kapot [gedaagde]
3 schilderijtjes – deels beschadigd [eiseres sub 4]
alpinopetten Pa [eiseres sub 2]
uitgestalde attributen op ouderslaapkamer
diverse armbandjes[gedaagde]
diverse kettingen[gedaagde]
koperen en bronzen siervoorwerpen [gedaagde]
gemberpotten [gedaagde]
kinderspeelgoed – divers [gedaagde]
2 Barbiepopjes [eiseres sub 2]
barometer [gedaagde]
2.12.
De rechtbank begrijpt uit de lijst dat van de zes rozenkransen (die zich in de woonkamer bevonden), er al vier zijn uitgedeeld, namelijk telkens één aan iedere eiser. Op de twee overige rozenkransen, waaronder het door [gedaagde]genoemde blauwe exemplaar dat van de vader van partijen is geweest, maken zowel [eiseres sub 2], als [eiseres sub 4], als [gedaagde]aanspraak. De rechtbank zal gelasten dat deze twee exemplaren aan [gedaagde]dienen te worden toebedeeld. Voor zover er daarnaast nog andere rozenkransen zijn, genoemd onder de sieraden, dienen deze zoveel mogelijk gelijkelijk verdeeld te worden tussen [eiseres sub 2]en [eiseres sub 4].
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat de originele familiefoto’s door [eiseres sub 2]ten behoeve van [gedaagde]zullen worden gekopieerd. Om die reden zal de rechtbank bepalen dat deze foto’s aan [eiseres sub 2]dienen te worden toebedeeld en de rechtbank gaat er daarbij van uit dat zij daarvan kopieën aan [gedaagde]zal verstrekken zoals is toegezegd. Zowel [eiseres sub 2]als [eiseres sub 4] maakt aanspraak op de kopie van het familieregister. De rechtbank zal bepalen dat dit document dient te worden toebedeeld aan [eiseres sub 2]. Indien gewenst, kunnen [eiseres sub 2]en [eiseres sub 4] onderling bepalen wie daarvan een kopie zal maken voor [eiseres sub 4].
2.13.
De volgende goederen kunnen volgens [gedaagde]niet in de verdeling worden betrokken zonder dat ze getaxeerd worden. Hij heeft echter onvoldoende onderbouwd dat de waarde dusdanig is dat verrekening van de waarde aan de orde zou zijn. Zonder nadere gegevens over de (geschatte) waarde acht de rechtbank het vanwege de kosten die een taxatie met zich meebrengt niet verantwoord om een taxateur te benoemen. Daarbij komt dat, zoals partijen zelf hebben aangegeven, de waarde vooral wat wordt genoemd de “emotionele waarde” is en deze mate van gehechtheid aan het goed zich moeilijk laat vertalen in een geldbedrag. De rechtbank zal, aldus zonder taxatie van de waarde, gelasten dat partijen deze goederen als volgt verdelen en daarnaast ook de wijze van verdelen gelasten van de overige sieraden. Uit de stukken leidt de rechtbank af dat de trouwring van vader aan de ketting was gehangen die moeder in het ziekenhuis om had.
inboedelgoederen:
mahoniehouten kast (bovenste gedeelte met spiegel)[gedaagde]
glasservies met sterretjes [eiseres sub 4]
eetservies model Laura [eiseres sub 2]
set van 4 vazen kleur bruin [eiseres sub 2]
2 plaquetten “Bevrijding” [eiseres sub 4]
radio [eiseres sub 4]
cakeschaaltje [eiseres sub 2]
sieraden:
gouden armband Ma (in ziekenhuis om) [eiseres sub 4]
ketting Ma (in ziekenhuis om) [eiseres sub 4]
parelketting [gedaagde]
rozenkrans (blauw) [gedaagde]
overige rozenkransen (
rechtbank: indien aanwezig) [eiseres sub 2]en
[eiseres sub 4]
ketting geloof, hoop en liefde [eiseres sub 4]
ring Ma (in ziekenhuis om) [gedaagde]
trouwring Pa in ketting [eiseres sub 4]
1. van de diverse broches [eiseres sub 2]
overige diverse broches [gedaagde]
broche kangoeroe [eiseres sub 4]
2.14.
Partijen twisten erover of de hierna te noemen goederen tot de nalatenschap behoren of dat [gedaagde]of een derde daarvan de eigenaar is. Aangezien het om gebruiksvoorwerpen of inboedelgoederen gaat die zich in de ouderlijke woning bevinden waarin [gedaagde](nog steeds) woont, en [eisers] niet meer inhoudelijk heeft gereageerd op het verweer van [gedaagde](anders dan: “zijn handgeschreven reactie is onvoldoende onderbouwing van zijn eigendomsrecht”) terwijl het op de weg van [eisers] lag om haar stelling dat deze goederen tot de nalatenschap behoren nader te onderbouwen, stelt de rechtbank vast dat deze goederen van [gedaagde]zijn en dat ze niet in de verdeling betrokken dienen te worden:
“Japans servies (Mr. Dingemans heeft foto theepot)” waaronder begrepen “rest Japans servies in doos” (rechtbank: onder het kopje “overloop”), “los glaswerk + schaaltjes (vaste kamerkast)”, “vademecum Breukelen”, “glas in lood met afbeelding van Breukelen”, “keukenapparatuur”, “linnengoed”, “kluis”, “diverse (wand)versieringen”, “3 dozen met losse spullen (ouder slaapkamer)”, “fiets Ma”.
Ook de “Dikke van Dale” zal niet in de verdeling betrokken worden, omdat [gedaagde]heeft gesteld dat dit woordenboek van een derde is en dit verweer niet (gemotiveerd) weerlegd is. Het identiteitsbewijs van de moeder van partijen is eigendom van de staat, zoals [gedaagde]terecht heeft opgemerkt, zodat dit ook niet voor verdeling in aanmerking komt.
De volgende goederen behoren volgens de stellingen van partijen wel tot de nalatenschap, maar zijn volgens [gedaagde]niet meer aanwezig. De rechtbank zal deze goederen niet in de verdeling betrekken omdat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat ze zich onder [gedaagde]bevinden of elders nog te traceren zijn. Dit betreft:
“beeldengroep (kerst)”, “inhoud spiegelkast”, “geboortekaartjes kinderen [kinderen]”, “zilveren theelepeltjes”, “manchetknopen Pa”, “13 dozen glas-serviesgoed”.
2.15.
resumé
Aan
[eiser sub 1]dient te worden toebedeeld (voor zover niet al ontvangen):
een (1) rozenkrans (woonkamer)
zilveren lepel
oude NS kaart + spaarbankboekje
Aan
[eiseres sub 2]dient te worden toebedeeld (voor zover niet al ontvangen):
een (1) rozenkrans (woonkamer)
kastje met versieringen op poten
3 woordenboeken
2 boeken
2 schriftjes
kookboekje
kopie van familieregister
2 kaartspelen
condoleanceregister Pa
schaaltje
scheerspullen Pa
alpinopetten Pa
2 Barbiepopjes
eetservies model Laura
set van 4 vazen bruin
cakeschaaltje
de helft van de overige rozenkransen (indien aanwezig)
1. broche (van de “diverse broches”)
originele familiefoto’s
Aan
[eiser sub 3]dient te worden toebedeeld (inmiddels ontvangen):
een (1) rozenkrans (woonkamer)
Aan
[eiseres sub 4]dient te worden toebedeeld (voor zover niet al ontvangen):
een (1) rozenkrans (woonkamer)
Christusbeeld aan kruis
hagedis in brons
spin in brons
platen-atlas
sigarettendoos
pijpekop
3 schilderijtjes (deels beschadigd)
glasservies met sterretjes
2 plaquetten “Bevrijding”
radio
gouden armband Ma (in ziekenhuis om)
ketting Ma (in ziekenhuis om)
de helft van de overige rozenkransen (indien aanwezig)
ketting geloof, hoop en liefde
broche kangoeroe
trouwring Pa in ketting
Aan
[gedaagde]dient te worden toebedeeld:
twee rozenkransen (woonkamer) (waaronder blauwe exemplaar)
mahoniehouten kast (bovenste gedeelte met spiegel)
buikkast met 4 laden
trapnaaimachine
2 lampen
hangklok
klok op schoorsteenmantel (pendule)
gaskachel
tafel woonkamer
4 eetkamer stoelen
Perzisch tafelkleed
2 zitfauteuils (armstoelen)
houten kapstok (gang)
spiegel (gang)
1. persoonsbed (incl matras)
diverse boeken (vaste kast woonkamer) ca. 100
woordenboeken (vaste kast woonkamer) ca. 25
diverse kaartspelen
zakhorloge
tinnen lepel
6 sierlepels (met ophangbord)
strijkijzer en strijkplank
portemonnee Ma
handtas Ma
fornuis-kooktoestel 4 pits
kookpannen, koekepannen en potten
bestek Gero, opscheplepels, messen, kaasschaaf
2 persoons mahoniehouten bed
mahoniehouten linnenkast (3 deurs)
zijkast (ouder slaapkamer)
1. persoons wit bed
witte kast
2 kasten meisjes kamer
schilderijen diverse – deels kapot
diverse armbandjes
diverse kettingen
koperen en bronzen siervoorwerpen
gemberpotten
kinderspeelgoed – divers
barometer
parelketting
ring Ma (in ziekenhuis om)
overige diverse broches
2.16.
De rechtbank zal deze beslissing in het dictum opnemen. De vordering van [eisers] tot het aanhechten van de door haar opgestelde lijst zal worden afgewezen.
2.17.
Voor zover [eisers] afgifte van de goederen van de ene aan de andere deelgenoot heeft gevorderd, geldt het volgende. Het “kastje met versieringen op poten”, het “eetservies model Laura” en een (1) broche zullen door [gedaagde]aan [eiseres sub 2]moeten worden afgegeven, evenals de “set van 4 vazen kleur bruin” en – voor zover aanwezig – de helft van de rozenkransen die zich bij mr. Dingemans in depot bevinden. De volgende goederen bevinden zich bij mr. Dingemans in depot en dienen aan [eiseres sub 4] te worden afgegeven: “Christusbeeld aan kruis”, “hagedis in brons”, “platen-atlas”, “sigarettendoos”, “pijpekop”, “2 plaquetten “Bevrijding”” en – voor zover aanwezig – de andere helft van de rozenkransen. [gedaagde]zal eveneens veroordeeld worden tot afgifte van het “glasservies met sterretjes”, de “ketting geloof, hoop en liefde” en “broche kangoeroe” aan [eiseres sub 4]. Aan deze verplichtingen tot afgifte zal in geen van de gevallen een dwangsom worden verbonden, omdat daarvoor onvoldoende aanleiding is. In het feit dat [eisers] het niet eens is met de manier waarop [gedaagde]de goederen heeft beheerd of ze aan haar heeft gepresenteerd, is nog niet gelegen dat [gedaagde]geen uitvoering zal geven aan deze beslissing. Voor zover de afgifte van een goed door de ene aan de andere eiser of aan [gedaagde]dient plaats te vinden, kan de rechtbank de daarvoor gevorderde veroordeling niet uitspreken omdat de vorderingen alleen tegen [gedaagde](als enige gedaagde) zijn ingesteld. De rechtbank gaat ervan uit dat - anders dan [eisers] meent - niet Dhondt, maar [eiser sub 3] beschikt over de aan [eiseres sub 4] toe te delen “trouwring Pa in ketting”, aangezien hij ook de ketting waaraan deze trouwring hing in bewaring heeft.
totaalsaldo van de bankrekeningen
2.18.
De vordering van [eisers] onder III, voor zover inhoudende dat de rechtbank zal bepalen dat tot de nalatenschap behoort een bedrag van € 26.162,55 te vermeerderen met de huurpenningen en te verminderen met de kosten van gas, water en elektra voor zover deze redelijkerwijs ten laste van de nalatenschap kunnen worden gebracht, leest de rechtbank als een vordering tot een verklaring voor recht. Aangezien [eisers] niet zelf heeft kunnen vaststellen wat het bedrag is maar het aan de rechtbank overlaat om dit te bepalen, is deze vordering te onbepaald en zal deze worden afgewezen.
2.19.
De rechtbank overweegt dat voor zover [eisers] onder III vordert [gedaagde]te veroordelen tot “inbreng” van een zodanig bedrag, dat aan iedere deelgenoot het hem of haar toekomende bedrag kan worden uitgekeerd, dan wel tot rechtstreekse betaling aan een deelgenoot van het hem of haar toekomende bedrag, dit evenmin voor toewijzing vatbaar is. In het vonnis van 27 februari 2013 heeft de rechtbank dan ook al overwogen en beslist dat de vordering tot veroordeling van [gedaagde]tot rechtstreekse uitbetaling aan de andere erfgenamen voor afwijzing gereed ligt. Voor zover [eisers] beoogt aanspraak te maken op betaling door [gedaagde]aan de nalatenschap (zo verstaat de rechtbank de gevorderde “inbreng”) omdat hij een schuld heeft aan de nalatenschap, dan kan deze aanspraak te gelde worden gemaakt door toepassing van artikel 3:184 BW (gedwongen verrekening bij de verdeling) (zie HR 8 september 2000, ECLI:NL:HR:2000: AA7044).
2.20.
Voor de bepaling van het totaalsaldo van de bankrekeningen is bepalend wat de saldi van de verschillende bankrekeningen van erflaatster per 9 april 2005 (de datum van overlijden van erflaatster, hierna: de peildatum) waren. Partijen hebben hier niet een (duidelijk) overzicht van gegeven. Het debat gaat vooral over de vraag of de door [gedaagde]gedane uitgaven van de ervenrekening al dan niet voor rekening van de nalatenschap komen. Daarnaast speelt de kwestie van de huurpenningen die [gedaagde]nog moet voldoen. De rechtbank stelt het volgende voorop. Voor zover er na de peildatum nog bedragen op de ervenrekening zijn gestort of aan de erfgenamen gezamenlijk zijn betaald, geldt dat deze – net als de nalatenschap per de peildatum – gelijkelijk tussen de erfgenamen verdeeld dienen te worden. Dit geldt ook voor de vorderingen die sinds de peildatum zijn ontstaan en die vanwege de erfopvolging aan de erfgenamen gezamenlijk toekomen. Al deze sinds de peildatum ontstane rechten van de erfgenamen merkt de rechtbank aan als een nieuwe gemeenschap. Deze wordt door partijen gezien als de aanwas van de nalatenschap. Aangezien partijen ook over deze aanwas een beslissing van de rechtbank willen, evenals over de sinds de peildatum ontstane verplichtingen van de erfgenamen, jegens elkaar dan wel de nalatenschap, zal de rechtbank ook alle daarmee samenhangende geschilpunten van partijen hierna beoordelen.
2.21.
Partijen gaan ervan uit dat
  • het totaal van de saldi van de bankrekeningen € 48.403,00 bedroeg, waarbij de rechtbank opmerkt dat daarvan deel uitmaken de sinds de peildatum vervallen en betaalde huurpenningen door [gedaagde]tot en met december 2006,
  • voor de bepaling van het saldo dat in de verdeling dient te worden betrokken hierop in mindering dienen te komen: de successierechten, de notaris- en accountantskosten en de eerder gemaakte taxatiekosten (door partijen met de posten a tot en met g aangeduid) waarna een saldo van € 10.970,30 resteert,
  • dit aldus verkregen saldo vermeerderd dient te worden met, zo begrijpt de rechtbank, de inmiddels voldane vorderingen van de nalatenschap (door partijen met de posten h tot en met j aangeduid) en de vruchten die inmiddels tot de nalatenschap zijn gaan behoren: te weten de rente tot en met 2012 over het vermogen (door partijen met de posten k tot en met r aangeduid). Het saldo dat hierdoor ontstaat, bedraagt € 26.243,55.
De rechtbank zal dit als uitgangspunt nemen voor de verdere berekening van het bedrag dat voor verdeling in aanmerking komt.
de huurpenningen
2.22.
Na het overlijden van erflaatster op 9 april 2005 zijn de erfgenamen gezamenlijk de eigenaar geworden van de woning, en in die hoedanigheid hebben zij (gezamenlijk) recht op de huurpenningen die [gedaagde]maandelijks verschuldigd is. [gedaagde]heeft deze tot en met 2006 inmiddels voldaan. De sindsdien verschenen termijnen dienen nog door hem te worden betaald en vormen een schuld van hem aan de gezamenlijke erfgenamen. Dit betreft een bedrag van € 9.357,56 (8 x € 1.134,25 per jaar en 3 x € 94,52 per maand) tot op heden.
kosten voor gas, water, elektra, telefoon en internet en waterschapslasten en onroerendzaakbelasting
2.23.
Niet ter discussie staat dat [gedaagde]op grond van de huurovereenkomst alleen de zogenoemde kale huur hoeft te betalen. De kosten van gas, water en elektra komen voor rekening van de verhuurder. [gedaagde]heeft betalingen voor deze nutsvoorzieningen gedaan van de rekening(en) van erflaatster (hierna: de ervenrekening) en in zijn productie 11 daarvan een overzicht gegeven. [eisers] stelt zich op het standpunt, zo verstaat de rechtbank, dat alleen die bedragen voor rekening van de erfgenamen als verhuurder kunnen komen die redelijk zijn en dat deze kosten de huurprijs niet mogen overtreffen. Zij betwisten de door [gedaagde]genoemde kosten voor deze nutsvoorzieningen omdat op zijn overzicht alleen de voorschotten die door de nutsbedrijven in rekening zijn gebracht staan vermeld, zodat niet vaststaat dat dit de uiteindelijke kosten zijn. De rechtbank overweegt dat het op de weg van [eisers] had gelegen om te onderbouwen wat de daadwerkelijke kosten zijn geweest, nu [eisers] beschikt over de rekeningafschriften waaruit de transacties blijken. Dat betekent dat de rechtbank zal uitgaan van de door [gedaagde]opgegeven kosten voor gas, water en elektra. Blijkens zijn overzicht is dat in totaal € 14.227,00 over de periode tot en met 2012. De kosten voor gas, water en elektra sindsdien tot en met heden zijn bij de rechtbank onbekend maar dienen eveneens voor rekening van de erfgenamen gezamenlijk te komen (p.m.). Het argument van [eisers], dat alleen met redelijke kosten rekening mag worden gehouden wordt door de rechtbank gepasseerd omdat [eisers] niet heeft uitgewerkt wat daarvan de grondslag is en wat redelijke kosten zouden zijn. De rechtbank zal het bedrag van € 14.227,00 in mindering brengen op het te verdelen saldo.
2.24.
De waterschapslasten en onroerendzaakbelasting over 2005 die door [gedaagde]zijn genoemd merkt de rechtbank aan als lasten die verbonden zijn aan de eigendom van de woning en die aldus door alle erfgenamen in gelijke mate moeten worden gedragen, zodat zij in mindering dienen te strekken op het te verdelen saldo. Nu [gedaagde]heeft nagelaten om te stellen wat de omvang van deze kosten is en of hij deze inmiddels van de ervenrekening heeft voldaan dan wel uit zijn privémiddelen, volstaat de rechtbank ermee partijen te gelasten deze kosten 1) aan [gedaagde]te vergoeden in het geval hij deze uit privémiddelen heeft voldaan of 2) dit bedrag in mindering te brengen op het te verdelen saldo in het geval hij deze kosten van de ervenrekening heeft betaald.
2.25.
[gedaagde]betoogt dat hij de door hem gemaakte kosten voor telefoon en internet van € 3.587,60 (zie de eerder genoemde productie 11) terecht van de ervenrekening heeft voldaan omdat erflaatster die eerder altijd voldeed. De rechtbank overweegt dat daarvoor geen grond is aangezien erflaatster destijds zelf ook het gebruik van deze voorzieningen had en voorts het huurcontract hierin niet voorziet. Dat betekent dat [gedaagde]een schuld aan de erfgenamen gezamenlijk heeft van € 3.587,60 nu hij voor de betaling van dit bedrag geen privémiddelen maar de ervenrekening heeft aangewend.
advocaatkosten en kosten beschoeiing
2.26.
Al in het vonnis van 27 februari 2013 heeft de rechtbank beslist dat de proceskosten tussen partijen bij eindvonnis zullen worden gecompenseerd, inhoudende dat iedere partij de eigen kosten zal dragen. Dit betreft een bindende eindbeslissing, die ziet op de proceshandelingen in deze procedure namens [gedaagde]in zowel zijn hoedanigheid van executeur als in zijn rol van deelgenoot. Er is geen aanleiding om op deze beslissing terug te komen, zodat de door [gedaagde]opgevoerde advocaatkosten in verband met “procedure nalatenschap executeur test.” niet kunnen worden aangemerkt als behorend tot de schulden van de nalatenschap en deze niet in mindering dienen te worden gebracht op het te verdelen saldo. Dat betekent dat [gedaagde]ten onrechte een bedrag van € 12.337,79 (zie productie 11) aan advocaatkosten heeft betaald van de ervenrekening. Dat geldt ook voor de niet nader omschreven advocaatkosten van € 3.373,65 die hij van de ervenrekening heeft betaald. Bij elkaar is dit aldus een schuld van [gedaagde]aan de gezamenlijke erfgenamen van € 15.711,44.
2.27.
Ten aanzien van de andere advocaatkosten stelt [gedaagde]zich op het standpunt dat dit kosten waren ten behoeve van de nalatenschap, omdat zij zien op een procedure tegen een dreigende wijziging (inperking) van de bestaande bestemming van het perceel. Al vanaf 1993 heeft erflaatster zich verzet tegen de dreigende opheffing van de bedrijfsbestemming van het terrein. Toen na haar overlijden de gemeente beoogde het voor het perceel aangepaste ontwerp-bestemmingsplan op het onderdeel “bedrijf” alsnog in te perken, was het noodzakelijk om daartegen op te komen en heeft [gedaagde]dit gedaan omdat hij zich daartoe als executeur geroepen voelde. Het gevolg van deze inperking zou een daling van de waarde van het perceel zijn, en dit zou nadelig voor de (waarde van de) nalatenschap zijn, aldus [gedaagde].
Voor wat betreft de kosten voor de reparatie van de beschoeiing op het terrein, betoogt [gedaagde]dat de houten palen onder water moesten blijven staan omdat ze anders zouden vergaan en dat – als hij niet had ingegrepen – een deel van het perceel in de sloot zou zijn gezakt.
[eisers] voert hiertegen aan dat [gedaagde]heeft nagelaten te onderbouwen dat deze maatregelen noodzakelijk waren en voorts dat de maatregelen niet met haar medeweten of toestemming zijn gemaakt.
2.28.
De rechtbank overweegt als volgt. Als executeur is [gedaagde]bij uitsluiting van de andere erfgenamen aangewezen om de nalatenschap te beheren. In artikel 3:170 BW is bepaald wat onder het begrip “beheer” kan worden verstaan. Onder beheer zijn (onder meer) begrepen alle handelingen dienende tot gewoon onderhoud of tot behoud van het goed en alle handelingen die voor normale exploitatie van een goed dienstig kunnen zijn. De wetgever heeft daarbij gedacht aan de economische waarde (werkzaamheid) van het goed, en als voorbeeld daarbij gegeven het rentedragend maken van goederen. De executeur heeft daarbij een ruime bevoegdheid: hij mag naar eigen inzicht het beheer voeren en die handelingen verrichten die redelijkerwijs dienstig zouden kunnen zijn (zie Handboek Erfrecht (2011), B.M.E.M. Schols, p. 638.) Waar het de reparatie van de beschoeiing betreft, overweegt de rechtbank dat [gedaagde]genoegzaam heeft toegelicht waarom deze reparatie nodig was voor het behoud van (een deel van) het perceel. De argumenten van [eisers] dat de noodzakelijkheid van de reparatie niet door [gedaagde]is onderbouwd en dat [eisers] er niet bij is betrokken, worden door de rechtbank gepasseerd. Als executeur is [gedaagde]met uitsluiting van de andere erfgenamen aangewezen het beheer te voeren, hetgeen betekent dat hij niet gehouden is tot overleg of het bereiken van overeenstemming met de andere erfgenamen. Dat de handelingen noodzakelijk waren, hoeft [gedaagde]niet aan te tonen. Voldoende is dat ze hem dienstig konden voorkomen voor het behoud van het perceel en aan die maatstaf is voldaan. De hoogte van de reparatiekosten van € 1.135,26 is door [eisers] niet bestreden, zodat de rechtbank van dit bedrag zal uitgaan en dit in mindering zal brengen op het te verdelen saldo omdat [gedaagde]deze uitgave terecht van de ervenrekening heeft voldaan.
2.29.
Ten aanzien van de advocaatkosten voor de bestemmingsplanprocedure geldt het volgende. Nu [eisers] niet heeft betwist dat het geschil met de gemeente zag op een door de gemeente voorgenomen opheffing van de bestemming “bedrijf” en dat deze opheffing tot een waardedaling van het perceel zou leiden, is dit komen vast te staan. Nu door [eisers] geen feiten en omstandigheden zijn gesteld waaruit blijkt dat het optreden van [gedaagde]tegen deze voorgenomen bestemmingswijziging en de te verwachten waardedaling niet redelijkerwijs dienstig (aan het behoud van de waarde van het perceel) kan worden geacht, is aan de hierboven genoemde maatstaf voldaan. Dat [gedaagde]tevens in de uitoefening van zijn bedrijf zou worden getroffen door deze voorgenomen wijziging en daardoor mogelijk zelfs een groter (financieel) belang heeft bij het voortbestaan van de vigerende bestemming dan hij heeft als deelgenoot bij de te behouden waarde van het perceel in de nalatenschap, doet daaraan niet af. Ook ten aanzien van deze handelingen geldt dat [gedaagde]als executeur niet gehouden was de andere erfgenamen daarbij te betrekken. Dat betekent dat dit onderdeel van de advocaatkosten door de rechtbank wordt aangemerkt als kosten voor het beheer van de nalatenschap. [eisers] heeft de hoogte van deze advocaatkosten “bestemmingsplan [bestemmingsplan]” niet betwist, zodat de rechtbank daarvan zal uitgaan en deze kosten, komend op het bedrag van € 8.644,79 (zie productie 11 van [gedaagde]), in mindering zal brengen op het te verdelen saldo omdat [gedaagde]deze uitgave terecht van de ervenrekening heeft gedaan.
loon executeur
2.30.
[gedaagde]stelt zich op het standpunt dat hij als executeur recht heeft op loon, ten laste van de nalatenschap. Volgens [eisers] kan hij daar geen aanspraak meer op maken, omdat hij dit eerder in de procedure had dienen te doen. De rechtbank overweegt dat hoewel het passender was geweest wanneer [gedaagde]deze aanspraak van begin af aan duidelijk kenbaar had gemaakt, er geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die kunnen leiden tot het oordeel dat [gedaagde]zijn recht op loon heeft prijsgegeven of dat hij anderszins zijn recht daarop heeft verwerkt.
2.31.
[gedaagde]heeft het hem toekomende loon berekend op € 40.118,48. Hij baseert dit op artikel 9 van het testament waarin is opgenomen dat hij recht heeft op 1% van de waarde van de nalatenschap op de sterfdag van erflaatster (de peildatum). Voor de waarde van de nalatenschap neemt hij het totaal van alle activa, te weten een bedrag van € 501.481,00 als grondslag, onder verwijzing naar de door hem gemaakte boedelbeschrijving van de nalatenschap per peildatum (waarin hij de woning als een p.m. heeft opgenomen en naar de staat voor de aangifte successie voor de waarde van de woning. De uitkomst van deze berekening heeft hij vermenigvuldigd met factor acht, omdat hij meent dat het om een jaarlijkse vergoeding gaat.
2.32.
[eisers] voert terecht aan dat het testament noch de wet voor dit uitganspunt een grondslag biedt en dat het dus een éénmalige beloning betreft.
Ook volgt de rechtbank het standpunt van [eisers], inhoudende dat de waarde van de nalatenschap het saldo van de activa minus de passiva is en niet, zoals [gedaagde]meent, alleen de totale waarde van de activa.
2.33.
Vervolgens ligt de vraag voor welke waarde aan de woning per peildatum dient te worden toegekend. [gedaagde]neemt als uitgangspunt de waarde van € 360.000,00, op grond van de taxatie door makelaar R.W.C. Molenkamp op 21 juni 2006 (ten behoeve van de aangifte van successie). [eisers] voert hiertegen aan dat [gedaagde]elders in de procedure het standpunt inneemt dat de woning niet meer dan € 40.000,00 waard is en dat hij daarbij het taxatierapport van Molenkamp betwist, maar als het om de berekening van het executeursloon gaat wel bij deze taxatie aansluit. Volgens [eisers] moet worden uitgegaan van een waarde van (maximaal) € 75.000,00. De rechtbank overweegt dat het debat tussen partijen over de waarde van de woning tot nu toe is gevoerd in het kader van de verdeling van de woning en dat iedere partij in dat licht (redenerend vanuit de dan voor hem geldende belangen) tot een andere waarde komt dan nu in het kader van dit geschilpunt het geval is. Er zijn geen aanknopingspunten voor de door [eisers] voorgestane waarde van € 40.000,00 of € 75.000,00. Het bedrag van € 40.000,00 is het bedrag dat [gedaagde]heeft aangeboden voor de woning (in combinatie met bepaalde voorwaarden) en € 75.000,00 ziet op het bedrag waarvoor [eisers] in oktober 2013 bereid was de woning aan [gedaagde]toe te delen. Een (objectieve) onderbouwing voor deze waarden per de peildatum van 9 april 2005, ontbreekt. De rechtbank zal bij gebrek aan andere, objectieve, aanknopingspunten de waarde van € 360.000,00 in aanmerking nemen, omdat deze is gebaseerd op een taxatie door een onafhankelijke derde die is verricht op een datum die dichter bij de peildatum ligt dan de andere momenten waarop partijen zich hebben uitgesproken over wat op dat moment in hun visie de waarde van de woning was. Niet te verwachten valt namelijk dat een taxateur nu nog in staat zal blijken de waarde van de woning per de peildatum vast te stellen, nog los van het feit dat dit om proceseconomische redenen onwenselijk zou zijn. Hieruit volgt dat [gedaagde]recht heeft op een bedrag van € 4.180,32 (1% over € 58.032,00 + € 360.000,00), en dat dit in mindering op het te verdelen saldo komt. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat [gedaagde]niet inmiddels het door hem berekende loon van € 40.118,48 aan zichzelf heeft uitgekeerd.
2.34.
Partijen twisten voorts over een post van € 1.150,00 waarover [gedaagde]verklaart dat dit twee bijdragen voor de kerk zijn geweest die hij voor zijn moeder heeft voldaan. Na het verweer van [eisers] dat uit de afschriften blijkt dat erflaatster in 2003 en in 2004 de kerkbijdragen heeft voldaan, heeft [gedaagde]ter zitting van 26 april 2010 verklaard dat hij € 600,00 voor erflaatster heeft betaald waarvan hij ter zitting een kwitantie heeft laten zien en dat hij voorts een bedrag van € 550,00 voor haar had voorgeschoten zodat zij niet hoefde te pinnen. [eisers] heeft dit vervolgens niet meer bestreden, zodat de schuld van € 1.150,00 van erflaatster aan [gedaagde]hiermee is komen vast te staan en het te verdelen saldo met dit bedrag dient te worden verlaagd.
berekening
2.35.
Uit het voorgaande vloeit de volgende berekening voort:
€ 26.243,55 (startsaldo) subtotaal I, waarop de volgende bedragen in mindering komen:
€ 14.227,00 gas, water, elektra en p.m.
€ 1.135,26 beschoeiing
€ 8.644,79 advocaatkosten bestemmingsplanprocedure
€ 4.180,32 loon executeur
€ 1.150,00kerkbijdragen
€ 29.337,37 en p.m. subtotaal II, waarbij p.m. is opgenomen voor de kosten voor gas, water en elektra sinds 2013 tot en met heden en de kosten voor de onroerendzaakbelasting en de waterschapslasten.
Voorts zijn er de schulden van [gedaagde]aan de erfgenamen gezamenlijk, te weten:
€ 9.358,36 huurpenningen tot en met heden
€ 3.587,60 kosten telefoon en internet ten onrechte van ervenrekening betaald
€ 15.711,44advocaatkosten ten onrechte van ervenrekening betaald
€ 28.657,40 subtotaal III
Indien [gedaagde]aan zijn verplichting tot betaling van de huur had voldaan en de bedragen van € 15.711,44 en € 3.587,60 weer had teruggestort op de ervenrekening, dan zou het nu te verdelen saldo zijn: I – II + III = € 25.563,58 minus p.m., waarvan een ieder 1/5 zou toekomen, te weten € 5.112,72 minus (1/5 x p.m.). Dit betekent dat [gedaagde]zich € 23.544,68 plus (1/5 x p.m.) teveel heeft toegeëigend en dat hij praktisch gezien aan de andere deelgenoten telkens daarvan ¼ verschuldigd is, te weten € 5.886,17 plus (¼ x 1/5 x p.m.). Indien mocht blijken dat [gedaagde]wel het hiervoor genoemde executeursloon van € 40.118,48 aan zichzelf heeft uitgekeerd, dan dient het hiervoor genoemde bedrag van € 23.544,68 vermeerderd te worden met € 35.938,16 (€ 40.118,48 minus 4.180,32), waarop vervolgens de hiervoor weergegeven berekenwijze dient te worden toegepast.
Aangezien de deelgenoten niet in rechte de betaling van een deelgenoot aan de gemeenschap of aan ieder van hen kunnen vorderen (zie hierboven onder 2.18. en ook: gerechtshof ’s-Hertogenbosch 14 oktober 2013; ECLI:NL:GHSHE:2003:AN9046) rest hen alleen de mogelijkheid om deze schuld van [gedaagde]op de voet van artikel 3:184 BW door middel van verrekening in de verdeling te betrekken. Nu er geen batig saldo is dat verdeeld kan worden (I minus II is immers negatief) zal dit (waarschijnlijk) pas bij de verkoop van de woning gerealiseerd kunnen worden.
Uit het voorgaande volgt dat de overige vorderingen onder II. ook zullen worden afgewezen.
Overig
2.36.
[eisers] vordert nog (meer) subsidiair dat de deelgenoten veroordeeld dienen te worden om ten overstaan van een door de rechtbank te benoemen boedelnotaris de verdeling tot stand te brengen (vordering onder IV) en dat de rechtbank daarbij (voor iedere deelgenoot) een onzijdig persoon zal benoemen (vordering onder V). Deze vorderingen zullen worden afgewezen. De vorderingen zijn namelijk ingekleed als een vordering tot het geven van een bevel verdeling als bedoeld in artikel 677 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Een dergelijk bevel is echter niet meer aan de orde nu inmiddels is beslist over de wijze van verdelen, nadat in deze procedure geconstateerd kon worden dat partijen niet tot overeenstemming konden worden gebracht.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
gelast dat partijen de nalatenschap als volgt verdelen:
3.1.1.
partijen dienen de woning te verkopen;
3.1.2.
[eisers] dient de verkopende makelaar uit te kiezen, onder de voorwaarde dat dit niet Treur zal zijn;
3.1.3.
partijen dienen aan deze makelaar de verkoopopdracht te verstrekken;
3.1.4.
partijen dienen zich te richten naar het advies van de makelaar voor wat betreft de vraag- en laatprijs, ook in het geval deze prijzen naar het oordeel van de makelaar na verloop van tijd dienen te worden aangepast (bijvoorbeeld vanwege de duur van de verkoopprocedure, ontwikkelingen op de woningmarkt of wijziging van de bestemming van het perceel);
3.1.5.
partijen dienen hun volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. Dit houdt (onder meer) in dat [gedaagde]a) de makelaar toestemming dient te geven voor het bezichtigen van alle vertrekken in het pand en het maken van foto’s van alle vertrekken b) de makelaar en potentiele kopers vrije en onbelemmerde toegang tot het pand dient te bieden, ook als dat betekent dat hij opruimwerkzaamheden dient te verrichten indien hij daartoe instructies krijgt van de makelaar en ook als dat inhoudt dat hij zich afzijdig houdt van de bezichtigingen zodat potentiele belangstellenden zich voldoende vrij voelen om rond te kijken;
3.1.6.
partijen dienen aan de makelaar op te dragen dat iedere bezichtiging uiterlijk 48 uur van tevoren aan [gedaagde]zal worden aangekondigd;
3.1.7.
partijen dienen alle rechtshandelingen te verrichten (of een volmacht daartoe te verlenen) die nodig zijn voor het verlenen van de verkoopopdracht, het verkopen en het leveren van de woning;
3.1.8.
partijen dienen de kosten verbonden aan de verkoop en levering van de woning gelijkelijk te dragen (ieder draagt daarvan een vijfde);
3.1.9.
partijen dienen de verkoopopbrengst van de woning gelijkelijk te verdelen (ieder verkrijgt daarvan een vijfde);
3.1.10.
indien de behandelend makelaar de overeenkomst van opdracht wenst te beëindigen zonder dat deze tot verkoop van de woning heeft geleid, dienen partijen de in 3.1.1. tot en met 3.1.10. beschreven procedure weer van voren af aan te doorlopen;
3.1.11.
indien na ommekomst van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van dit vonnis, is gebleken dat de woning niet kon worden verkocht bij gebrek aan potentiële kopers of als na beëindiging van de overeenkomst van opdracht door de makelaar er geen andere makelaar kan worden gevonden die bereid is de verkoopopdracht te aanvaarden, dienen partijen met elkaar in onderhandeling te treden over de voorwaarden voor toebedeling van de woning aan [gedaagde].
3.1.12.
aan
[eiser sub 1]dient te worden toebedeeld (voor zover niet al ontvangen):
een (1) rozenkrans (woonkamer)
zilveren lepel
oude NS kaart + spaarbankboekje
3.1.13.
aan
[eiseres sub 2]dient te worden toebedeeld (voor zover niet al ontvangen):
een (1) rozenkrans (woonkamer)
kastje met versieringen op poten
3 woordenboeken
2 boeken
2 schriftjes
kookboekje
kopie van familieregister
2 kaartspelen
condoleanceregister Pa
schaaltje
scheerspullen Pa
alpinopetten Pa
2 Barbiepopjes
eetservies model Laura
set van 4 vazen bruin
cakeschaaltje
de helft van de overige rozenkransen (indien aanwezig)
1. broche (van de “diverse broches”)
originele familiefoto’s
3.1.14.
aan[eiser sub 3] dient te worden toebedeeld (inmiddels ontvangen):
een (1) rozenkrans (woonkamer)
3.1.15.
aan
[eiseres sub 4]dient te worden toebedeeld (voor zover niet al ontvangen):
een (1) rozenkrans (woonkamer)
Christusbeeld aan kruis
hagedis in brons
spin in brons
platen-atlas
sigarettendoos
pijpekop
3 schilderijtjes (deels beschadigd)
glasservies met sterretjes
2 plaquetten “Bevrijding”
radio
gouden armband Ma (in ziekenhuis om)
ketting Ma (in ziekenhuis om)
de helft van de overige rozenkransen (indien aanwezig)
ketting geloof, hoop en liefde
broche kangoeroe
trouwring Pa in ketting
3.1.16.
aan
[gedaagde]dient te worden toebedeeld (voor zover niet al ontvangen):
twee rozenkransen (woonkamer) (waaronder het door hem genoemde blauwe exemplaar dat van de vader van partijen is geweest)
mahoniehouten kast (bovenste gedeelte met spiegel)
buikkast met 4 laden
trapnaaimachine
2 lampen
hangklok
klok op schoorsteenmantel (pendule)
gaskachel
tafel woonkamer
4 eetkamer stoelen
Perzisch tafelkleed
2 zitfauteuils (armstoelen)
houten kapstok (gang)
spiegel (gang)
1. persoonsbed (incl matras)
diverse boeken (vaste kast woonkamer) ca. 100
woordenboeken (vaste kast woonkamer) ca. 25
diverse kaartspelen
zakhorloge
tinnen lepel
6 sierlepels (met ophangbord)
strijkijzer en strijkplank
portemonnee Ma
handtas Ma
fornuis-kooktoestel 4 pits
kookpannen, koekepannen en potten
bestek Gero, opscheplepels, messen, kaasschaaf
2 persoons mahoniehouten bed
mahoniehouten linnenkast (3 deurs)
zijkast (ouder slaapkamer)
1. persoons wit bed
witte kast
2 kasten meisjes kamer
schilderijen diverse – deels kapot
diverse armbandjes
diverse kettingen
koperen en bronzen siervoorwerpen
gemberpotten
kinderspeelgoed – divers
barometer
parelketting
ring Ma (in ziekenhuis om)
overige diverse broches
3.2.
veroordeelt [gedaagde]tot afgifte van het “kastje met versieringen op poten”, het “eetservies model Laura”, een (1) broche, de helft van de rozenkransen (voor zover aanwezig) zoals bedoeld in 2.12. en de “set van 4 vazen kleur bruin” aan [eiseres sub 2];
3.3.
veroordeelt [gedaagde]tot afgifte van “Christusbeeld aan kruis”, “hagedis in brons”, “platen-atlas”, sigarettendoos”, pijpekop”, “2 plaquetten “Bevrijding””, de helft van de rozenkransen (voor zover aanwezig) zoals bedoeld in 2.12., het “glasservies met sterretjes”, de “ketting geloof, hoop en liefde” en de “broche kangoeroe” aan [eiseres sub 4];
3.4.
bepaalt dat [gedaagde]voor iedere keer dat hij de onder 3.1.5. genoemde medewerking niet verleent een dwangsom van € 250,00 verbeurt, tot een maximum van € 25.000,00;
3.5.
bepaalt dat als [gedaagde]niet binnen twee weken na het eerste schriftelijke verzoek daartoe van [eisers] en/of haar advocaat en/of de makelaar en/of de notaris meewerkt aan het verstrekken van de verkoopopdracht aan de makelaar en/of de verkoop en/of de levering van de woning, dit vonnis telkens in de plaats treedt van de benodigde rechtshandeling door [gedaagde];
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Phaff en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2015. [1]

Voetnoten

1.type: HP