ECLI:NL:RBMNE:2015:2018

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
26 maart 2015
Zaaknummer
16/234325-13 en 02-625462-07
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank Midden-Nederland in herroepingsvordering voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 januari 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in Marokko, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden en had daarnaast een gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd gekregen. De voorwaardelijke invrijheidstelling was verleend op 8 april 2014 en ingegaan op 9 april 2014. De officier van justitie heeft op 4 augustus 2014 gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling zou worden herroepen, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

De behandeling van de vordering vond plaats op 8 januari 2015, waarbij de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters en een deskundige van GGZ Victas aanwezig waren. De raadsman stelde dat de rechtbank Midden-Nederland onbevoegd was om de vordering te behandelen, verwijzend naar artikel 15i, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie betoogde echter dat de rechtbank wel bevoegd was.

De rechtbank oordeelde dat op basis van artikel 15i, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de rechtbank Gelderland bevoegd was, omdat er geen beslissing was van een rechtbank tot verlening van verlof tot tenuitvoerlegging van het Spaanse vonnis. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde zich daarom onbevoegd om kennis te nemen van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De beslissing werd genomen door mr. C.A.M. van Straalen, met mrs. J.F. Haeck en K.J. Veenstra als rechters.

Uitspraak

RECHTBANK Utrecht

Sector straf
zaaknummer v.i.: 99-000200-12
parketnummers: 16/234325-13 en 02-625462-07
Beslissing van de rechtbank d.d. 22 januari 2015 op een vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
in de zaak tegen de veroordeelde:

[veroordeelde],

geboren op [1961] te [geboorteplaats], Marokko,
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Utrecht.
Veroordeelde is bij Spaans vonnis d.d. 25 juni 2012 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 (drie) jaren en 6 (zes) maanden (waaraan bij de tenuitvoerlegging in Nederland het parketnummer 16/234325-13 is verbonden).
Verder is veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Breda veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden.
De voorwaardelijke invrijheidstelling is bij besluit d.d. 8 april 2014 verleend en ingegaan per 9 april 2014.
De officier van justitie heeft op 4 augustus 2014 schriftelijk gevorderd dat de gehele voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde van in totaal 445 dagen zal worden herroepen, nu veroordeelde zich niet aan de voorwaarden, die aan de voorwaardelijke invrijheidstelling zijn verbonden, heeft gehouden.

De behandeling ter terechtzitting

De behandeling van deze vordering heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van
8 januari 2015, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. Meulemeesters voornoemd, en mevrouw[A], deskundige namens GGZ Victas.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de rechtbank Midden-Nederland onbevoegd is om kennis te nemen van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de officier van justitie. Hij heeft daartoe verwezen naar het bepaalde in artikel 15i, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank Midden-Nederland wel bevoegd is tot kennisneming van de vordering.

De beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 15i, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit wetsartikel luidt sinds de wetswijziging van 12 juli 2012 (Staatsblad 2012, 333), is in het geval van de tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing tot kennisneming van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevoegd, de rechtbank die het verlof tot tenuitvoerlegging, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) heeft verleend, dan wel de rechtbank in het arrondissement waar de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf plaatsvindt.
De wet waarin artikel 15i, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht is gewijzigd, is niet van toepassing op rechterlijke uitspraken die voor 5 december 2011 onherroepelijk zijn geworden. Het Spaanse vonnis waarop de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de officier van justitie mede ziet, is gewezen op 25 juni 2012.
Daarmee is artikel 15i, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals de tekst thans luidt, van toepassing op de onderhavige vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
In het dossier bevindt zich geen beslissing van enige rechtbank tot verlening van verlof tot tenuitvoerlegging van het Spaanse vonnis; in dit geval is door de officier van justitie met toepassing van artikel 43 van de WOTS de verdere tenuitvoerlegging van dit vonnis in Nederland gelast. De straf is tenuitvoergelegd in de Penitentiaire Inrichting Ooyerhoek te Zutphen. Op grond van artikel 15i, vierde lid (laatste zinsnede) van het Wetboek van Strafrecht is daarmee de rechtbank Gelderland bevoegd in deze zaak.
De rechtbank Midden-Nederland zal zich daarom onbevoegd verklaren tot kennisneming van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Toepasselijke artikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 15i van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat zij
onbevoegdis kennis te nemen van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Deze beslissing is gegeven door
mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter,
mrs. J.F. Haeck en K.J. Veenstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2015.
Mr. Haeck is niet in staat deze beslissing mee te ondertekenen.