Uitspraak
RECHTBANK Utrecht
[veroordeelde],
De behandeling ter terechtzitting
De beoordeling
Toepasselijke artikelen
Beslissing
onbevoegdis kennis te nemen van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 januari 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in Marokko, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden en had daarnaast een gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd gekregen. De voorwaardelijke invrijheidstelling was verleend op 8 april 2014 en ingegaan op 9 april 2014. De officier van justitie heeft op 4 augustus 2014 gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling zou worden herroepen, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden.
De behandeling van de vordering vond plaats op 8 januari 2015, waarbij de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters en een deskundige van GGZ Victas aanwezig waren. De raadsman stelde dat de rechtbank Midden-Nederland onbevoegd was om de vordering te behandelen, verwijzend naar artikel 15i, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie betoogde echter dat de rechtbank wel bevoegd was.
De rechtbank oordeelde dat op basis van artikel 15i, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de rechtbank Gelderland bevoegd was, omdat er geen beslissing was van een rechtbank tot verlening van verlof tot tenuitvoerlegging van het Spaanse vonnis. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde zich daarom onbevoegd om kennis te nemen van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De beslissing werd genomen door mr. C.A.M. van Straalen, met mrs. J.F. Haeck en K.J. Veenstra als rechters.