9.2Voor zover eisers betogen dat verweerder artikel 17 van de Lsv buiten toepassing had moeten laten overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt voorop dat de Lsv een algemeen verbindend voorschrift is, niet zijnde een wet in formele zin. Aan een dergelijk voorschrift kan slechts verbindende kracht worden ontzegd, indien het in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift of met een algemeen rechtsbeginsel. Zoals hiervoor is overwogen, is het aan het regelgevend bevoegd gezag – in dit geval Provinciale Staten – om alle verschillende belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van een algemeen verbindend voorschrift tegen elkaar af te wegen. De rechter heeft bij de toetsing daarvan niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend naar eigen inzicht vast te stellen en heeft ook overigens daarbij terughoudendheid te betrachten. Voorts kan de rechter tot het oordeel komen dat, hoewel het algemene verbindende voorschrift als zodanig niet jegens een ieder onverbindend is te achten, een bestuursorgaan gehouden was dat voorschrift buiten toepassing te laten, indien toepassing ervan in een bijzonder geval kennelijk onredelijk is. Daarbij dient de rechter echter evenzeer terughoudendheid te betrachten. Zoals uit het hiervoor overwogene blijkt, kan het argument dat de boatsavers een beperkte landschappelijke impact hebben geen doel treffen. De rechtbank heeft aan de hand van deze beroepsgrond geen strijd met hogere regelgeving of algemene rechtsbeginselen kunnen vaststellen. In het aangevoerde is dan ook geen reden gelegen om artikel 17 van de Lsv buiten toepassing te laten omdat dat in deze gevallen kennelijk onredelijk zou zijn. De wens van eisers om de boatsavers (langer) te behouden, zoals eisers’ gemachtigde ter zitting naar voren heeft gebracht, is daartoe onvoldoende. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Uit het voorgaande volgt dat sprake is van een overtreding nu de boatsavers onder het verbod van artikel 17 van de Lsv vallen en nog aanwezig zijn terwijl de overgangstermijn uit artikel 19 van de Lsv inmiddels is verstreken. Verweerder was dan ook bevoegd om handhavend op te treden.
11. Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
12. Niet in geschil is dat geen concreet zicht op legalisering bestaat. Eisers hebben naar voren gebracht dat zij er gerechtvaardigd op hebben mogen vertrouwen dat niet handhavend zou worden opgetreden tegen de boatsavers. Daartoe voeren zij aan dat de boatsavers met medeweten van de gemeente zijn geplaatst en dat zij nooit bericht hebben gehad van de gemeente, de provincie of het waterschap dat de boatsavers illegaal zijn.
13. Boatsavers zijn op grond van een provinciale verordening niet toegestaan, zodat de gemeente en het waterschap hierover geen zeggenschap hebben. De Lsv is door publicatie in het Provinciaal Blad op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt, zodat eisers daarvan op de hoogte hadden kunnen zijn. Verder heeft verweerder eisers vanaf 29 mei 2013 aangeschreven over de geconstateerde overtreding van artikel 17 van de Lsv. De omstandigheden dat verweerder niet eerder tot handhavend optreden is overgegaan en dat geen afstemming heeft plaatsgevonden met de regeling in het geldende bestemmingsplan, zoals eisers aanvoeren, rechtvaardigen niet de verwachting dat verweerder van handhavend optreden zou afzien. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. In het aangevoerde ziet de rechtbank geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van handhaving had moeten afzien.
14. Eisers vinden dat de hoogte van de dwangsom niet in redelijke verhouding staat tot de impact die de boatsavers op het landschap hebben.
15. Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom komt verweerder een ruime mate van beleidsvrijheid toe. De hoogte daarvan dient door de bestuursrechter terughoudend te worden getoetst. Een dwangsom mag zo hoog zijn als nodig is om te verzekeren dat de last wordt nagekomen en verbeurte ervan wordt voorkomen. Verweerder heeft de dwangsom bepaald op € 2.500,- per week met een maximum van € 10.000,-. Bij het bepalen van de hoogte heeft verweerder de landschappelijke impact van de boatsavers in aanmerking genomen en de omstandigheid dat de dwangsom een prikkel moet zijn om de overtreding te beëindigen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat ook is gekeken naar de kosten die gemaakt moeten worden om de boatsaver weg te laten halen. De rechtbank heeft in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden om te oordelen dat de hoogte van de dwangsom niet in redelijke verhouding staat de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
16. Ter zitting hebben eisers hun beroepsgrond over het ruimhartigere beleid van de Provincie Noord-Holland ten aanzien van de Vecht ingetrokken.
17. Geen van de beroepsgronden slaagt. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
18. Om eisers in de gelegenheid te stellen alsnog zonder verbeurte van de dwangsom aan de last te kunnen voldoen, zal de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bepalen dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot zes weken na de verzending van deze uitspraak.