ECLI:NL:RBMNE:2015:2127
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.J. Praamstra
- K.J. Veenstra
- G.C. van Gelein Vitringa-Boudewijnse
- Rechtspraak.nl
Intrekking van lumpsum bijdrage aan ICIN Netherlands Heart Institute en niet-ontvankelijkheid van beroep
In deze zaak heeft de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (verweerder) op 23 oktober 2013 aan het ICIN Netherlands Heart Institute (eiseres) meegedeeld dat de lumpsum bijdrage met ingang van 1 januari 2015 zal worden beëindigd. Eiseres, samen met een aantal medewerkers, heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar verweerder heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Naar aanleiding van een beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 27 november 2014 heeft verweerder zowel de brief van 23 oktober 2013 als het besluit op bezwaar ingetrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat eisers geen belang hebben bij een beroep tegen het besluit tot intrekking van het bestreden besluit, omdat verweerder volledig tegemoet is gekomen aan hun bezwaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen beroep van rechtswege is ontstaan tegen het besluit tot intrekking, en dat eisers ook geen belang meer hebben bij de beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien verweerder heeft besloten tot volledige vergoeding van de proceskosten die eisers hebben moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 maart 2015.