In deze zaak heeft het Openbaar Ministerie verzocht om de benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap van een erflater die bij leven verdacht werd van drugshandel en witwassen. De erfgenamen, bestaande uit de ouders en een zus van de erflater, zijn door het Openbaar Ministerie als ongeschikt bestempeld om de nalatenschap te vereffenen, omdat zij ook verdacht worden van witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfgenamen de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard en dat zij een notaris hebben ingeschakeld om de vereffening te begeleiden. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de erfgenamen ongeschikt zijn om de nalatenschap te vereffenen. Het verzoek van het Openbaar Ministerie om een vereffenaar te benoemen wordt afgewezen. De rechtbank benadrukt dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de erfgenamen de rechten van schuldeisers, waaronder het Openbaar Ministerie, onvoldoende waarborgen. De beslissing van de rechtbank is genomen op 30 januari 2015.