Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
€ 21.613,84;
€ 21.613,84, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor oplichting en valsheid in geschrift. De veroordeelde, geboren in 1985 en gedetineerd in PI Achterhoek, had op 26 maart 2014 een veroordeling gekregen voor meermalen gepleegde oplichting en poging tot oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 28 juli 2011 tot en met 6 januari 2012 Achmea Schadeverzekeringen N.V. heeft bewogen tot afgifte van een totaalbedrag van € 21.613,84. De officier van justitie vorderde dat dit bedrag aan de Staat moest worden betaald als ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Tijdens de zitting heeft de veroordeelde aangevoerd dat hij de oplichtingen onder dwang van een persoon genaamd [A] heeft gepleegd en dat hij geen financieel voordeel heeft genoten, omdat hij het geld aan deze [A] moest afstaan. De rechtbank heeft echter het verweer van de veroordeelde verworpen. Volgens de rechtbank komt alleen kosten voor aftrek in aanmerking die in directe relatie staan tot de voltooiing van het delict. Betalingen aan een afperser na het begaan van het delict zijn niet aftrekbaar.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het bedrag van € 21.613,84 vastgesteld als het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. De uitspraak is een bevestiging van de eerdere veroordeling en onderstreept de noodzaak van ontneming van crimineel verkregen voordeel.