ECLI:NL:RBMNE:2015:5898

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
6 augustus 2015
Zaaknummer
16-656574-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huiselijk geweld: poging doodslag, (zware) mishandeling en verkrachting echtgenote; mishandeling kinderen; vrijspraak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2015, stond de verdachte terecht voor meerdere ernstige beschuldigingen, waaronder poging tot doodslag, zware mishandeling en verkrachting van zijn echtgenote, alsook mishandeling van zijn kinderen. De tenlastelegging omvatte vier feiten die zich voornamelijk afspeelden in de periode van 2001 tot 2012. De rechtbank heeft op 21 april 2015 een zitting gehouden waarbij de verdachte in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.T.W. van Dijk. De officier van justitie vorderde een veroordeling, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten, stellende dat het bewijs onvoldoende was.

De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen. Voor feit 4, de verkrachting, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende wettig bewijs was, voornamelijk gebaseerd op de verklaring van de aangeefster, die niet werd ondersteund door aanvullend bewijs. Voor feit 3, de mishandeling van de kinderen, was de rechtbank van mening dat de verklaringen van de kinderen niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen, gezien de inconsistenties en de wijze van verhoor. Ook voor de feiten 1 en 2, die betrekking hadden op de mishandeling van de echtgenote, oordeelde de rechtbank dat de verklaringen van de verdachte en de aangeefster elkaar tegenspraken en dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte de feiten had begaan. De rechtbank besloot ook om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656574-12
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 1 mei 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats] , Afghanistan,
wonende [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. C.T.W. van Dijk, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op of omstreeks 7 december 2012 te Amersfoort zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, dan wel aan een poging tot zware mishandeling, dan wel aan mishandeling van [benadeelde] (zijn echtgenote);
ten aanzien van feit 2:
op of omstreeks 7 december 2012 zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [benadeelde] ;
ten aanzien van feit 3:
in de periode van 8 juli 2001 tot en met 7 december 2012 zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn kinderen [kind 1] en/of [kind 2] ;
ten aanzien van feit 4:
op of omstreeks 26 november 2012 zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting, dan wel aan mishandeling van [benadeelde] .

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit gerekwireerd, nu het dossier naar zijn mening voor dat feit onvoldoende wettig bewijs bevat.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar met een beeldje tegen het lichaam en het hoofd te slaan (feit 1). Hij baseert zich hierbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, te weten de aangifte van [benadeelde] , het bij haar vastgestelde letsel en de verklaring van [getuige 1] als dragend extra bewijsmiddel.
De officier van justitie acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde] heeft mishandeld door een pluk haar uit het hoofd te trekken (feit 2). Hij baseert zich hierbij op de verklaringen van [benadeelde] en [getuige 1] en de constatering van de politie dat er een pluk haar in de woning lag.
De officier van justitie acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn oudste twee kinderen heeft mishandeld (feit 3), gelet op de verklaringen van de twee zoons, [kind 1] en [kind 2] . Hij baseert zich daarbij ook op de verklaringen van [benadeelde] , [getuige 2] en [benadeelde] (de moeder van aangeefster).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit, omdat – kort gezegd – het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor de ten laste gelegde gedragingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 4
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank voor het onder 4 ten laste gelegde feit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte dat feit heeft begaan. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe dat het bewijs voor dit feit vrijwel uitsluitend bestaat uit de verklaring van aangeefster. Aan aangeefster is gevraagd of de kapotte onderkleding waarover zij sprak mocht worden meegenomen, maar zij heeft hier niet mee ingestemd. Voorts relateert de verbalisant dat hij ook geen kapotte kleding heeft gezien bij aangeefster. Deze bevindingen doen af aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster. Deze verklaring zou dan ook slechts voor het bewijs kunnen worden gebruikt, indien zich in het dossier voldoende sterk aanvullend bewijs zou bevinden. Dergelijk aanvullend bewijs ontbreekt echter.
Vrijspraak feit 3
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Van belang is allereerst dat de aangifte van [benadeelde] onvoldoende wordt ondersteund door de verklaringen van de twee zoons, [kind 1] en [kind 2] . De verklaring van [benadeelde] wordt op een aantal belangrijke punten juist tegengesproken door de zoons. Dit maakt dat er getwijfeld kan worden aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde] . Daarnaast geldt dat door de wijze waarop de politie de twee zoons heeft verhoord (namelijk het voorlezen van delen van de verklaring van hun moeder, gevolgd door vragen als “Wat kun je daarover zeggen?” en “Wat weet jij hier nog van af?”), de verklaringen van de zoons ook met de nodige behoedzaamheid moeten worden beoordeeld. De verklaringen van [getuige 2] en [benadeelde] – zus en moeder van aangeefster – zijn in deze omstandigheden niet voldoende specifiek om tot bewijs te kunnen dienen, te minder nu niet wordt gerelateerd welk kind zou zijn mishandeld en wanneer of waar die mishandeling zou hebben plaatsgevonden.
Vrijspraak feit 1 en 2
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier kan worden afgeleid dat aangeefster en verdachte een turbulente relatie hebben gehad, waarbij niet onaannemelijk is dat ieder een eigen aandeel heeft gehad in het verloop van deze relatie. Voor de bewijswaardering is van belang dat slechts twee personen direct aanwezig zijn geweest bij de beide ten laste gelegde feiten, te weten aangeefster en verdachte. Hun verklaringen over wat er is gebeurd, staan lijnrecht tegenover elkaar. Zoon [kind 1] en (schoon)vader [getuige 1] kwamen pas ter plaatse na geschreeuw van boven te hebben gehoord en hebben niet zelf waargenomen wat er gebeurd is. Deze verklaringen kunnen niet tot bewijs dienen, nu daarmee zowel de verklaring van aangeefster als die van verdachte kan worden ondersteund. Ook het letsel dat bij aangeefster is vastgesteld sluit niet uit hetgeen verdachte heeft verklaard. De rechtbank weegt daarbij ook mee dat – gelet op hetgeen is overwogen onder feit 3 en 4 – niet zonder meer kan worden uitgegaan van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster.
De rechtbank kan gelet op het bovenstaande niet de conclusie trekken dat verdachte heeft geprobeerd aangeefster te doden, dan wel heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel haar heeft mishandeld. Dit brengt mee dat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij

Namens de benadeelde partij [benadeelde] is een vordering tot schadevergoeding ingediend ten bedrage van € 2.550,-, waarvan € 50,- voor materiële schade en € 2.500,- voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart de
benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijkin de vordering, met veroordeling van deze benadeelde partij in de proceskosten door verdachte gemaakt, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
- heft het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.J. Veenstra, voorzitter,
mr. L.M.G. de Weerd en mr. A.G. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 mei 2015.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan. [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 07 december 2012 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] (zijn, verdachtes, echtgenote, althans levensgezel) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een- of meermalen met een beeldje van steen en/of metaal (met [een] scherp(e) en/of puntig(e) uitstekend(e) d(e)l(en)), althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd van die [benadeelde] heeft geslagen, althans dat beeldje op/tegen, althans in de richting van die [benadeelde] heeft gegooid
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 07 december 2012 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [benadeelde] , zijn, verdachtes, echtgenoot, althans levensgezel, met een beeldje (van steen en/of metaal) (met [een] scherp(e) en/of puntig(e) uitstekend(e) de(e)(le)n), althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gegooid, waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 07 december 2012 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [benadeelde] , zijn, verdachtes, echtgenoot, althans levensgezel (een pluk) haar uit haar hoofd heeft getrokken en/of (meermalen) met gebalde vuist op/tegen haar gezicht heeft geslagen en/of bij haar nek heeft vastgepakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 juli 2001 tot en met 07 december 2012 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht (telkens) opzettelijk mishandelend zijn kinderen, althans (een) perso(o)on(en), te weten [kind 1] (geboren op 21 augustus 1998) en/of [kind 2] (geboren op 10 april 2000)
- aan de armen heeft getrokken en/of gerukt en/of
- de armen (op de rug) heeft gedraaid en/of verdraaid en/of
- op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen en/of geschud en/of geduwd en/of
- op/tegen de grond heeft gegooid
waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
Primair
hij op of omstreeks 26 november 2012 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
immers heeft hij, verdachte zijn penis (met kracht) in de vagina van die [benadeelde] geduwd en/of (in)gebracht) en/of (vervolgens) (heen en weer) bewogen
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte
- op/tegen die [benadeelde] is gaan liggen en/of
- de benen van die [benadeelde] (met kracht) uit elkaar heeft geduwd en/of
- de kleding (een t-shirt en/of een onderbroek) van die [benadeelde] stuk heeft getrokken, althans aan haar kleding heeft getrokken en/of
- die [benadeelde] op/in haar gezicht, althans op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- die [benadeelde] aan haar haren (het bed in) heeft getrokken;
art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 26 november 2012 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [benadeelde] , zijn, verdachtes, echtgenoot, althans levensgezel, aan haar haren heeft getrokken en/of tegen/op de benen heeft geduwd en/of in/op het gezicht, althans het lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht