ECLI:NL:RBMNE:2015:643

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
15-1927
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke overdracht van asielzoekers aan Italië in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot kwetsbare gezinnen

Op 5 februari 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie betrokken was als verweerder. Verzoekers, een Iraans gezin bestaande uit een moeder, een vader en hun minderjarige dochter, hebben bezwaar gemaakt tegen hun feitelijke overdracht aan de Italiaanse autoriteiten, die gepland stond voor 9 februari 2015. De verzoekers hebben een voorlopige voorziening gevraagd, omdat zij vreesden voor een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bij hun overdracht naar Italië. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers een kwetsbaar gezin vormen, met onder andere psychische problemen en een rolstoelgebonden dochter. De Italiaanse autoriteiten hebben echter garanties verstrekt dat het gezin na de overdracht op een humane manier zal worden opgevangen, in overeenstemming met de vereisten uit het arrest Tarakhel van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Nederlandse autoriteiten voldoende informatie hadden verstrekt aan de Italiaanse autoriteiten over de kwetsbaarheden van het gezin en dat de garanties die door Italië waren gegeven, voldoende waren om te voldoen aan de eisen van het EVRM. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar geen redelijke kans van slagen had. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/1927

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 februari 2015 in de zaak tussen

[verzoeker 1], geboren op [1979] (verzoeker) en [verzoeker 2], geboren op [1974], mede ten behoeve van haar minderjarige kind [verzoekster], (verzoekster) geboren op [2007], allen van Iraanse nationaliteit, verzoekers
(gemachtigde: mr. R. Hijma),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Deckers).

Procesverloop

Bij brief van 2 februari 2015 heeft verweerder verzoekers geïnformeerd over de op handen zijnde overdracht aan de Italiaanse autoriteiten op 9 februari 2015 (vluchtnummer KL1601).
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2015. Verzoekers zijn hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. Bij de beoordeling acht de voorzieningenrechter met name van belang of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.
3. De voorzieningenrechter neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Verzoekers hebben op 5 juni 2014 aanvragen om een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvragen zijn bij afzonderlijke besluiten van 15 augustus 2014 afgewezen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. De beroepen tegen deze besluiten zijn bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen van 16 september 2014 ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep aangewend, zodat de uitspraak in rechte is komen vast te staan.
4. In geschil is de vraag of verzoekers met de feitelijke overdracht naar Italië risico lopen op een schending van artikel 3 van het Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In het bijzonder is in geschil de vraag of verweerder voldoende garanties van de Italiaanse autoriteiten heeft gekregen, zodat wordt voldaan aan het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 4 november 2014 in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland (nr. 29217/12).
5. Uit het arrest Tarakhel volgt – kort gezegd – dat de verzoekende lidstaat garanties van de Italiaanse autoriteiten dient te ontvangen dat de asielzoekers opvang zullen ontvangen, deze voorts is aangepast aan de leeftijd van het kind/de kinderen en dat het gezin bij elkaar blijft. Zonder deze specifieke informatie heeft de verzoekende lidstaat geen garanties dat de asielzoekers bij overdracht aan Italië worden opgevangen op een wijze die niet in strijd is met artikel 3 van het EVRM, aldus het EHRM.
6. Uit de stukken blijkt dat bij verzoeker onder meer sprake is van psychische of psychiatrische problemen, gedacht wordt aan PTSS. Verzoeker heeft in het recente verleden drie maal een suïcidepoging gedaan. Verzoekster is rolstoelgebonden en kent incontinentieklachten. De dochter is thans een zevenjarig meisje. Gelet hierop stelt de voorzieningenrechter vast, en dit is ook tussen partijen niet in geschil, dat sprake is van een kwetsbaar gezin. Verzoekers hebben een uitgebreid medisch dossier. Dit dossier is door verweerder tot drie maal toe – op 21, 26 en 29 januari 2015 – aan de Italiaanse autoriteiten gezonden, als bijlage bij een modelformulier voor de overdracht van gegevens voorafgaand aan een overdracht conform artikel 31, vierde lid, van Verordening 604/2013. In de modelformulieren van 21 en 26 januari 2015 heeft verweerder uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor de psychische situatie van verzoeker en de rolstoelgebondenheid van verzoekster. In het modelformulier van 29 januari 2015 heeft verweerder de Italiaanse autoriteiten gewezen op hetgeen in het modelformulier van 26 januari 2015 is gezegd over de medische situatie van verzoekers. Daarnaast heeft verweerder de Italiaanse autoriteiten op 23 januari 2015 verzocht om hem te informeren over het centrum waar het gezin zal worden opgevangen tijdens hun asielprocedure. Bij brief van 29 januari 2015 hebben de Italiaanse autoriteiten, onder vermelding van de familienaam van verzoekers, verweerder bericht over de ‘
reception conditions offered to the family’. De Italiaanse autoriteiten vermelden in de brief: ‘
We ensure you that, after the transfer to Italy, this family group will be accomodated in a manner adapted to the age of the children and the family members will be kept together’. Als bijlage bij deze brief is gevoegd een Engelstalig document, waarop is vermeld dat het ziet op de overdracht van verzoekers. Daarin is vermeld dat verzoekers vallen onder het ARCA-project, dat – gelet op de beschrijving in het Italiaans – betrekking heeft op kwetsbare personen die in het kader van de Dublinprocedure aan Italië worden overgedragen. Deze bijlage geeft een beschrijving van zorg op allerlei gebieden, waarop verzoekers een beroep kunnen doen. Hierin is onder meer vermeld
‘collection of documentation and medical screening (…) psychological-psychiatric interventions and planning of individualized path;, medical survey; ongoing social-health assistance’.In de bijlage is tevens het adres gegeven van het
‘reception centre’te Rome.
7.
Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de Nederlandse autoriteiten de Italiaanse autoriteiten voldoende hebben geïnformeerd over de kwetsbaarheden van het gezin. Daarop hebben de Italiaanse autoriteiten, op de hoogte zijnde van de specifieke situatie van verzoekers, de onderhavige garanties verstrekt. Tegen deze achtergrond bezien, ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat met de verstrekte garanties niet wordt voldaan aan de vereisten uit het arrest Tarakhel. Voor de stelling van verzoekers dat uit het arrest Tarakhel volgt dat verweerder verderstrekkende toezegging van de Italiaanse autoriteiten dient te verkrijgen over de opvang van verzoekers, ziet de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten. Dit leidt tot de conclusie dat de feitelijke overdracht aan Italië in dit geval geen schending vormt van artikel 3 van het EVRM.
8. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat op grond van de thans voorhanden zijnde gegevens het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft.
9. Aangezien ook overigens, gelet op de betrokken belangen, in het onderhavige geval geen aanleiding bestaat voor het treffen van de gevraagde voorziening, zal het verzoek worden afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.R. Docter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.