ECLI:NL:RBMNE:2015:6492

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2015
Publicatiedatum
3 september 2015
Zaaknummer
3933551 UC EXPL 15-3486
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onderhoudsbijdragen door gemeente aan eigenaar recreatiewoning

In deze zaak vordert de gemeente De Ronde Venen betaling van onderhoudsbijdragen van een eigenaar van een recreatiewoning in Plaswijk, Vinkeveen. De gemeente heeft in het verleden kavels uitgegeven voor de bouw van recreatiewoningen, waarbij een kettingbeding is opgenomen dat de eigenaren verplicht tot het betalen van jaarlijkse onderhoudsbijdragen voor de buurwegen. De gedaagde, eigenaar van een recreatiewoning, heeft een deel van de onderhoudsbijdragen voldaan, maar niet voor de jaren 2009 tot en met 2013. De gemeente heeft de gedaagde in rechte betrokken om de openstaande bedragen te vorderen, inclusief buitengerechtelijke kosten en proceskosten.

De gedaagde heeft in reconventie gevorderd dat het kettingbeding nietig wordt verklaard, omdat hij van mening is dat de wegen geen buurwegen zijn, maar openbare wegen, en dat de gemeente niet gelijk handelt ten opzichte van andere eigenaren. De kantonrechter heeft de vorderingen van de gemeente toegewezen, omdat de gedaagde zijn verplichtingen uit het kettingbeding niet is nagekomen. De kantonrechter oordeelt dat de wegen in Plaswijk als buurwegen zijn bestemd en dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat de gemeente haar onderhoudsverplichtingen niet nakomt. De vorderingen van de gedaagde zijn afgewezen, en de gemeente is in het gelijk gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3933551 UC EXPL 15-3486 HvS/1268
Vonnis van 9 september 2015
inzake
de publiekrechtelijke rechtspersoon
gemeente De Ronde Venen,
zetelend te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen,
verder ook te noemen de gemeente,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. W.J.W. Engelhart,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] , gemeente De Ronde Venen,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De gemeente heeft vanaf ongeveer 1958 in de toen ontstane wijk Plaswijk te Vinkeveen 75 kavels uitgegeven voor de bouw van recreatiewoningen. De gemeente heeft de kavels verkocht en in eigendom overgedragen. In de leveringsaktes is een kettingbeding opgenomen (hierna: het kettingbeding) dat samengevat de volgende afspraken bevat:
  • De aan de gemeente in eigendom toebehorende paden en wegen in Plaswijk worden bestemd tot buurwegen in de zin van artikel 719 van het Burgerlijk Wetboek (BW oud) en de aan de gemeente in eigendom toebehorende waterwegen tot buursloten in de zin van artikel 708 BW (oud);
  • de gemeente onderhoudt die buurwegen en buursloten;
  • de eigenaren van de recreatiewoningen betalen jaarlijks ieder een - in het kettingbeding nader bepaalde (telkens te indexeren) - bijdrage voor de kosten van onderhoud (hierna: de onderhoudsbijdrage).
2.2.
In Plaswijk zijn 75 recreatiewoningen gebouwd. [gedaagde] is sinds 2006 eigenaar van een van de 75 recreatiewoningen. De leveringsakte waarbij de recreatiewoning aan [gedaagde] werd geleverd bevat het kettingbeding.
2.3.
De gemeente heeft de volgende onderhoudsbijdragen aan [gedaagde] in rekening gebracht:
  • € 449,00 over het jaar 2006,
  • € 458,00 over het jaar 2007,
  • € 466,00 over het jaar 2008,
  • € 485,00 over het jaar 2009,
  • € 498,00 over het jaar 2010,
  • € 504,00 over het jaar 2011,
  • € 504,00 over het jaar 2012 en
  • € 504,00 over het jaar 2013.
2.4.
[gedaagde] heeft de onderhoudsbijdragen over de jaren 2006 tot en met 2008, in totaal € 1.373,00, aan de gemeente voldaan. De onderhoudsbijdragen over de jaren 2009 tot en met 2013, in totaal € 2.495,00, heeft [gedaagde] niet voldaan.
2.5.
De gemeente heeft eind 2013 met de eigenaren van 74 recreatiewoningen in Parkwijk, alle eigenaren met uitzondering van [gedaagde] , een vaststellingovereenkomst gesloten. De overeenkomst houdt in dat vanaf 1 januari 2014 de rechten en verplichtingen uit het kettingbeding vervallen.

3.De vorderingen

in conventie
3.1.
De gemeente vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
  • € 2.742,87 (€ 2.495,00 aan onderhoudsbijdragen over de jaren 2009 tot en met 2013, met de wettelijke rente tot en met 2 maart 2015), vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.495,00 vanaf 3 maart 2015 tot de voldoening,
  • € 375,00 aan vergoeding van buitengerechtelijke kosten en
  • de volledige vergoeding van de door de gemeente gemaakte proceskosten, op te maken bij staat, vermeerderd met nakosten, vermeerderd met rente.
in reconventie
3.2.
[gedaagde] vordert, naar de kantonrechter begrijpt:
  • het kettingbeding nietig te verklaren wegens strijd met de openbare orde,
  • veroordeling van de gemeente tot betaling van € 1.373,00 wegens onverschuldigde betaling,
  • veroordeling van de gemeente tot verlening van medewerking aan het verwijderen van het kettingbeding uit het kadaster, op kosten van de gemeente,
  • veroordeling van de gemeente tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met nakosten, vermeerderd met rente.

4.Het geschil en de beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
De gemeente legt aan haar vordering in hoofdsom ten grondslag dat [gedaagde] zijn uit het kettingbeding voortvloeiende verplichting tot betaling van de onderhoudsbijdragen over de jaren 2009 tot en met 2013 niet nakomt.
4.2.
[gedaagde] voert samengevat het volgende aan:
- De wegen in Plaswijk zijn geen buurwegen, maar openbare wegen. De kosten van onderhoud voor openbare wegen moeten uit algemene middelen worden betaald. Daarom is het kettingbeding nietig wegens strijd met de openbare orde. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 6 januari 2006 in de zaak van de gemeente Beuningen tegen de Vereniging van Eigenaren [naam] . [1] .
  • De gemeente behandelt niet iedereen gelijk. Zij heeft aan de eigenaren van de recreatiewoningen aan de Vinkenkade, welke woningen ook in Plaswijk gelegen, nimmer onderhoudsbijdragen in rekening gebracht.
  • De geïnde bedragen zijn niet (volledig) voor onderhoud aan de buurwegen gebruikt.
  • De gemeente heft dubbel. Zij heft naast de onderhoudsbijdrage ook onroerende zaakbelasting (OZB) waarmee onderhoud voor wegen wordt gefinancierd.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Een buurweg in de zin van artikel 719 BW (oud) is een weg die ten behoeve van ten minste twee (percelen van) buren dienst doet als uitweg naar de openbare weg en die door die buren en, indien geen van die buren eigenaar is van de weg, ook door de eigenaar van de weg is bestemd tot buurweg. [gedaagde] heeft niet betwist dat de wegen in Plaswijk destijds, eind jaren vijftig van de vorige eeuw, door de betrokkenen tot buurwegen zijn bestemd. Anders dan [gedaagde] mogelijk meent - bij conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie geeft hij aan dat buurwegen niet voor niets uit het BW zijn verdwenen - heeft het per 1 januari 1992 ingevoerde nieuwe BW, dat inderdaad de rechtsfiguur buurweg niet meer kent, niet tot gevolg gehad dat de wegen in Plaswijk sindsdien geen buurwegen meer zijn. Uit artikel 160 Overgangswet nieuw BW volgt immers dat de inwerkingtreding van het nieuwe BW rechten, bevoegdheden en verplichtingen met betrekking tot al bestaande buurwegen ongewijzigd laat.
4.4.
Verder is niet gebleken dat de wegen in Plaswijk door betrokkenen niet langer tot buurwegen worden bestemd. De bestemming tot buurwegen kan alleen door de stilzwijgende of uitdrukkelijke toestemming van alle betrokkenen, in dit geval de eigenaren van de recreatiewoningen in Plaswijk en de eigenaar van de wegen, de gemeente, worden opgeheven [2] . Die toestemming kan niet worden afgeleid uit het door [gedaagde] gestelde feit dat de wegen vrij toegankelijk zijn voor anderen dan de eigenaren van de recreatiewoningen en de politie om die reden daar patrouilleert. Hetzelfde geldt voor het door [gedaagde] gestelde feit dat raadsleden en ambtenaren van de gemeente de wegen bij een aantal gelegenheden openbare wegen hebben genoemd.
4.5.
De door [gedaagde] gemaakte vergelijking met het geval dat in het arrest van de Hoge Raad van 6 januari 2006 speelde, gaat mank. In dat geval ging het om kosten die de gemeente Beuningen in het algemeen belang maakte, namelijk kosten van onderhoud van openbare groenvoorzieningen. De gemeente Beuningen verhaalde die kosten via een met de projectontwikkelaar gesloten kettingbeding op de latere eigenaren van de appartementsrechten. Omdat ervan uit werd gegaan dat de in het algemeen belang gemaakte kosten van onderhoud van openbare groenvoorzieningen kosten waren ter uitvoering van een bestemmingsplan en omdat dergelijke kosten niet zonder wettelijke grondslag kunnen worden verhaald, werd geoordeeld dat het kettingbeding, dat een wettelijke grondslag ontbeerde, in strijd was met de openbare orde en bijgevolg nietig.
4.6.
In dit geval gaat het niet om in het algemeen belang gemaakte kosten ter uitvoering van een bestemmingsplan. De wegen zijn destijds (en nog steeds) tot buurwegen bestemd en buurwegen dienen, anders dan de openbare groenvoorzieningen in het geval van het arrest van de Hoge Raad van 6 januari 2006, naar hun aard geen algemeen belang; zij zijn immers uitsluitend een uitweg naar de openbare weg voor de betrokken buren. Het enkele feit dat de buurwegen voor een ieder vrij toegankelijk zijn, maakt dit niet anders. De door de gemeente via het kettingbeding verhaalde kosten van het onderhoud van de buurwegen zijn dan ook niet aan te merken als in het algemeen belang gemaakte kosten. Gelet hierop moet het beroep van [gedaagde] op nietigheid van het kettingbeding worden verworpen.
4.7.
Ook het beroep van [gedaagde] op het gelijkheidsbeginsel moet worden verworpen, al omdat niet is gebleken van gelijke gevallen. De stelling van de gemeente dat de recreatiewoningen aan de Vinkenkade, in tegenstelling tot de overige recreatiewoningen in Plaswijk, rechtstreeks zijn aangesloten op een openbare weg, heeft [gedaagde] niet betwist. De kantonrechter gaat dan ook uit van de juistheid van die stelling. De recreatiewoningen aan de Vinkenkade zijn bijgevolg niet aangewezen op de buurwegen en de eigenaren van die woningen hebben dus ook geen baat bij onderhoud van de buurwegen. Een groot verschil met de overige eigenaren. Het door [gedaagde] aangevoerde feit dat de eigenaren van de recreatiewoningen aan de Vinkenkade aan de achterzijde van hun perceel aan een buursloot liggen die in 2005 door de gemeente is uitgebaggerd - en dus profiteren van onderhoud aan die buursloot - kan aan voormeld oordeel niet afdoen.
4.8.
[gedaagde] betoogt verder dat de onderhoudsbijdragen niet (volledig) voor het onderhoud van de buurwegen worden gebruikt. Indien en voor zover [gedaagde] aan dit betoog de stelling ten grondslag legt dat de gemeente haar onderhoudsverplichting uit het kettingbeding niet nakomt en dat [gedaagde] daarom bevoegd is zijn betalingsverplichting op te schorten, dan heeft [gedaagde] die stelling onvoldoende onderbouwd. Niet is gebleken van zodanig tekortschieten door de gemeente dat dit opschorting van de betalingsverplichting van [gedaagde] rechtvaardigt.
4.9.
Anders dan [gedaagde] betoogt, is er geen sprake van een dubbele heffing omdat de gemeente, naast het innen van de onderhoudsbijdrage, ook OZB heft en met OZB onderhoud van wegen wordt gefinancierd. De onderhoudsbijdrage is immers in beginsel uitsluitend voor het onderhoud van de buurwegen in Plaswijk bedoeld, terwijl de OZB niet daarvoor is bedoeld.
4.10.
Uit de vorige overwegingen volgt dat de vordering van de gemeente tot betaling van € 2.495,00 aan onderhoudsbijdragen over de jaren 2009 tot en met 2013 toewijsbaar is en dat de vorderingen van [gedaagde] niet toewijsbaar zijn.
4.11.
De gemeente vordert € 375,00 aan vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Voor de onderhoudsbijdragen over de jaren 2009, 2010 en 2011, in totaal € 1.487,00, geldt dat het verzuim vóór 1 juli 2012 is ingetreden, zodat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (het besluit) daarop niet van toepassing is. Wat betreft de onderhoudsbijdragen over de jaren 2012 en 2013, in totaal € 1.008,00, geldt dat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden, zodat het besluit daarop wel van toepassing is.
4.12.
Aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten voor de onderhoudsbijdragen over de jaren 2009, 2010 en 2011 is in beginsel € 300,00 toewijsbaar, het forfaitaire bedrag dat volgens de “oude” staffel van Rapport Voor-werk II bij een vordering van € 1.487,00 hoort. De kantonrechter overweegt hierbij dat kosten ter hoogte van € 300,00 in dit geval redelijke kosten zijn die in redelijkheid zijn gemaakt. Aan vergoeding van buitengerechtelijke kosten voor de onderhoudsbijdragen over de jaren 2012 en 2013 is in beginsel € 151,20 toewijsbaar, 15% van € 1.008,00, het bedrag dat voortvloeit uit het besluit.
4.13.
De twee vergoedingen leiden tot een totaalbedrag van € 451,20 (€ 300,00 plus € 151,20). Omdat de gemeente in dit verband een lager bedrag dan dit totaalbedrag heeft gevorderd, namelijk € 375,00, is het lagere bedrag toewijsbaar.
4.14.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de rentevordering. De kantonrechter zal deze vordering daarom toewijzen.
4.15.
De gemeente vordert volledige vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten, op te maken bij staat. De kantonrechter wijst deze vordering af. Het enkele feit dat de gemeente, zoals zij stelt, de procedure heeft moeten starten omdat [gedaagde] weigerde de onderhoudsbijdragen te betalen, vormt geen grond voor volledige vergoeding van haar proceskosten. De proceskosten, die [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij moet dragen, zullen dan ook op de gebruikelijke wijze worden begroot. Dit betekent dat het salaris van de gemachtigde aan de hand van het liquidatietarief wordt bepaald op € 350,00 (twee punten maal € 175,00). De begrote proceskosten in conventie aan de zijde van de gemeente bedragen dan ook in totaal € 917,96 (€ 350,00 aan salaris plus € 466,00 aan griffierecht plus € 101,96 aan explootkosten).
4.16.
[gedaagde] moet, als de in het ongelijk gestelde partij, ook de proceskosten in reconventie dragen. Die worden aan de zijde van de gemeente begroot op € 150,00 aan salaris van de gemachtigde, twee punten maal een correctiefactor van 0,5 maal € 150,00. De kantonrechter heeft een correctiefactor van 0,5 toegepast omdat de vorderingen in conventie en reconventie grote verwevenheid vertonen.
4.17.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals in het dictum nader is vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan de gemeente tegen bewijs van kwijting te betalen € 2.742,87, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.495,00 vanaf 3 maart 2015 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan de gemeente tegen bewijs van kwijting te betalen € 375,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gemeente, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 917,96, waarin begrepen € 350,00 aan salaris van de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf acht dagen na de datum van dit vonnis tot de voldoening;
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gemeente, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 150,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf acht dagen na de datum van dit vonnis tot de voldoening;
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt [gedaagde] , indien hij niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris van de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis,
- te vermeerderen, indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving door de gemeente aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening van dit vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, kantonrechter, bijgestaan door mr. H.G. van Soolingen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 september 2015.

Voetnoten

2.Zie bijv. HR 13 januari 2004; ECLI:NL:HR:2004:AN8284