Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 30 oktober 2013 waarin een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 25 september 2014.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
tussenvonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
eindvonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht verklaart dat als peildatum de waarde op sterfdatum 4 juli 1994 heeft te gelden;
- een gerechtelijk deskundige benoemt teneinde de waarde van de affiches en de hoogte van de daaraan bestede kosten en vergoeding voor bestede uren vast te doen stellen;
- [eiser] veroordeelt tot betaling aan [gedaagde] van 1/3e (eenderde) van de door de gerechtelijk deskundige vast te stellen kosten en uren vergoeding;
- verstaat dat uit de verdeling een verrekeningsvordering van roerende zaken
- die eindafrekening vaststelt en daaraan te verbinden verdelingen uitspreekt;
- [eiser] veroordeelt in de kosten van de procedure in reconventie, waaronder begrepen de kosten van de deskundige;
4.De beoordeling
zoals jij het stelt zou ik ze aan [gedaagde] geschonken hebben, maar over eigendomsrecht is nooit gesproken of nagedacht’. Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat uit deze zinsnede moet worden geconcludeerd dat noch de wil, noch de verklaring van erflater erop gericht waren de eigendom van de zolderaffiches aan [gedaagde] over te dragen. Immers, wanneer erflater niet over zijn eigendomsrecht heeft gesproken of nagedacht, kunnen zijn wil en verklaring er ook niet op gericht zijn geweest die eigendom over te dragen. Daar komt bij dat erflater in het vervolg van de brief schrijft:
‘Bij verdeling na mijn sterven is het naar mijn mening redelijk de kosten van [gedaagde] waar hij rekeningen van heeft… van de waarde af te trekken.”Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat erflater de bedoeling had dat de zolderaffiches in zijn eigendom – en later dus nalatenschap – zouden blijven ondanks dat [gedaagde] ze mee had mogen nemen; de zolderaffiches zouden immers alleen in die situatie verdeeld moeten worden. Dat erflater in het vervolg van de brief verder schrijft over de praktische gang van zaken rondom de zolderaffiches, zoals [gedaagde] aanvoert, maakt het voorgaande niet anders. Ook de omstandigheden dat [gedaagde] zich gedurende de periode dat hij de affiches in zijn bezit had heeft gedragen als eigenaar en dat [eiser] zou hebben geweten van de schenking doen hier niet aan af. Andere feiten en omstandigheden waaruit zou kunnen blijken dat erflater hem de zolderaffiches bij leven heeft geschonken zijn gesteld noch gebleken, zodat de rechtbank op grond van het voorgaande vaststelt dat geen schenking van de zolderaffiches heeft plaatsgevonden.
5.De beslissing
21 oktober 2015voor het nemen van een akte door [eiser] met het hiervoor onder 4.5. omschreven doel;