In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen MYFACTORY GLOBAL DISTRIBUTOR S.A. (hierna: MGD) en MF BEHEER B.V. (hierna: MF Beheer) over de vervallenverklaring van de Beneluxmerkingschrijvingen MYFACTORY. MGD vorderde primair de vervallenverklaring van de merkinschrijvingen van MF Beheer, stellende dat MF Beheer in de vijf jaar voorafgaand aan de procedure geen normaal gebruik had gemaakt van de merken. MF Beheer voerde verweer en stelde dat er wel degelijk normaal gebruik was geweest, maar de rechtbank oordeelde dat MF Beheer de merken alleen als handelsnaam had gebruikt en niet voor de afzet van diensten. De rechtbank passeerde het aanbod tot getuigenbewijs van MF Beheer, omdat getuigenverklaringen niet voldoende waren zonder onafhankelijke bewijsstukken zoals facturen. De rechtbank concludeerde dat MF Beheer in de relevante periode niet aan de vereisten voor normaal gebruik voldeed, en verklaarde de merkinschrijvingen vervallen. De proceskosten werden toegewezen aan MGD, maar de rechtbank wees de vordering tot proceskostenvergoeding op basis van artikel 1019h Rv af, omdat er geen sprake was van een vooruitgeschoven inbreukverweer. De rechtbank verklaarde de vervallenverklaring niet uitvoerbaar bij voorraad, omdat deze van declaratoire aard was. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2015.