ECLI:NL:RBMNE:2016:1488

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
411988 / HA RK 16-53
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in strafzaak met parketnummer 16/652126-16

Op 22 maart 2016 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoeker, die op 16 maart 2016 tijdens een zitting in een strafzaak met parketnummer 16/652126-16 mr. A.J.P. Schotman had gewraakt. Verzoeker had aangegeven geen vertrouwen te hebben in de rechter en had geen verdere toelichting gegeven op zijn wrakingsverzoek. De wrakingskamer heeft in haar beoordeling artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in acht genomen, dat bepaalt dat rechters gewraakt kunnen worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker zijn wrakingsverzoek niet voldoende heeft gemotiveerd, aangezien hij geen onderbouwing heeft gegeven voor zijn gebrek aan vertrouwen in de rechter. De wrakingskamer heeft daarom besloten het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk te verklaren. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 411988 / HA RK 16-53
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
22 maart 2016
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
verblijvende in de [adres] ,
verder te noemen: verzoeker.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 maart 2016 in de zaak met parketnummer 16/652126-16. Op die zitting heeft verzoeker mr. A.J.P. Schotman gewraakt.

2.Het wrakingsverzoek

Uit het proces-verbaal van 16 maart 2016 blijkt dat mr. Schotman kort na aanvang van de zitting verzoeker heeft voorgehouden dat uit het dossier blijkt dat hij persé geen bijstand van een advocaat wil. Mr. Schotman heeft op de zitting gevraagd of verzoeker zeker weet dat hij geen bijstand van een advocaat wil. Vervolgens heeft verzoeker de rechtbank gewraakt. Op de vraag waarom verzoeker de politierechter wraakt, heeft verzoeker geantwoord dat hij er geen vertrouwen in heeft en dat hij er verder niets over wil zeggen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten en omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
In het tweede lid van artikel 515 Sv is bepaald dat de verzoeker en de rechter wiens wraking is verzocht in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Hiermee is beoogd verzoeker de gelegenheid te bieden te worden gehoord op de door hem aangevoerde feiten en omstandigheden op grond waarvan hij meent dat de onpartijdigheid van één of meer bepaalde rechters in het geding is. Het in deze bepaling opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever beschouwd als een debat over de gegrondheid van het verzoek.
3.4.
In dit geval ziet de wrakingskamer aanleiding om in afwijking van het in artikel 515 lid 2 neergelegde uitgangspunt uitspraak te doen over het door verzoeker gedane wrakingsverzoek, zonder dat dit verzoek ter zitting wordt behandeld. Daartoe is het volgende overwogen.
3.5.
Artikel 513 lid 2 Sv bepaalt dat het wrakingsverzoek gemotiveerd moet zijn. Artikel 4.1 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank bepaalt ook dat het wrakingsverzoek gemotiveerd moet zijn. De motivering van het voorliggende wrakingsverzoek is dat verzoeker er geen vertrouwen meer in heeft. Deze stelling, die naar het oordeel van de wrakingskamer zonder nadere toelichting onvoldoende motivering van het verzoek tot wraking is, wordt niet nader onderbouwd door verzoeker. Uit het proces-verbaal van de zitting van 16 maart 2016 blijkt dat hij het wrakingsverzoek niet verder wilde toelichten. Van een (voldoende) gemotiveerd wrakingsverzoek is naar het oordeel van de wrakingskamer daarom geen sprake. De wrakingskamer ziet gelet op het voorgaande aanleiding om het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, het openbaar ministerie, alsmede aan de voorzitter van de afdeling strafrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16/652126-16 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. A. van Dijk en mr. R.M. Berendsen, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R.H.M. den Ouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2016.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.