ECLI:NL:RBMNE:2016:2225
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen mr. K.J. Veenstra en de rechtbank Midden-Nederland
Op 4 april 2016 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoekster tegen mr. K.J. Veenstra en de rechtbank. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een zitting op 18 maart 2016, waar verzoekster stelde dat de minister van Veiligheid en Justitie niet was opgeroepen voor de behandeling van haar bezwaarschrift tegen de dagvaarding. Verzoekster meende dat hierdoor de onpartijdigheid van de rechter in het geding was.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in acht genomen, dat bepaalt dat rechters gewraakt kunnen worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen bewijs van persoonlijke vooringenomenheid van mr. Veenstra, en de wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk was voor zover het betrekking had op alle rechters van de rechtbank.
De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in dezelfde procedure niet in behandeling zou worden genomen, omdat verzoekster door het indienen van meerdere wrakingsverzoeken de voortgang van de procedures ernstig belemmert. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.