6.2De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de door hem gegeven toelichting, in de door eisers gestelde strijdigheid met de Woonvisie geen aanleiding heeft hoeven zien om de vergunning te weigeren.
7. De rechtbank ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ook in hetgeen eiseres hebben gesteld over de strijdigheid van het bouwplan met het gemeentelijk beleid geen aanleiding voor het oordeel dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Privacy en beperking van de doorvaartmogelijkheden
8. Eisers betogen verder dat het bouwplan ertoe leidt dat de privacy en de doorvaartmogelijkheden van de omwonenden onaanvaardbaar worden aangetast, zodat verweerder de vergunning om die reden had moeten weigeren. Zij stellen dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat op deze punten een belangenafweging is verricht. Voor wat betreft de privacy hebben eisers gesteld dat het bouwplan er voor zal zorgen dat er direct zicht op hun woningen zal ontstaan, zowel in het huis als op het terras, en dat het bouwplan op sommige plaatsen op ten hoogste negen meter van hun woningen wordt gerealiseerd. Wat betreft de doorvaartmogelijkheden hebben eisers gesteld dat de bouwtekeningen suggereren dat de te realiseren woningen een doorvaartmogelijkheid naar de Vinkeveense Plassen hebben van een breedte die varieert tussen de 3 en 9,5 meter. Hierbij is echter geen rekening gehouden met het feit dat [eiser 3] ( [adres] ), [eiser 1] ( [adres] ) en nog andere bewoners van de werf ten zuiden van het bouwplan bij hun woning een aanlegsteiger hebben, terwijl ook alle woningen uit het bouwplan worden voorzien van een aanlegsteiger om een boot af te meren.
9. Wat betreft de privacy is in het bestreden besluit toegelicht dat de woningen uit het bouwplan met het oog op de verandering in privacy voor de omliggende woningen zo gunstig mogelijk op de percelen zijn gesitueerd. De legakkers zijn in het plan opgenomen vanuit het oogpunt van privacy en maken daarbij, zij het niet wezenlijk, onderdeel uit van het ontwerp.
10. De rechtbank ziet in hetgeen eisers hebben gesteld over de aantasting van hun privacy geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de afwijking van het bestemmingsplan niet in redelijkheid heeft kunnen vergunnen. De woningen zijn voor de omgeving zo gunstig mogelijk op de percelen gesitueerd en de afstand tussen de woningen van eisers en de te realiseren woningen, is niet dusdanig dat verweerder zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de privacy van eisers niet onevenredig door het bouwplan wordt aangetast. Daarbij komt dat, voor zover het de woningen van [eiser 3] en [eiser 1] aan de [straat] betreft, deze niet in de richting van het bouwplan zijn georiënteerd en het bouwplan naar OMB stelt op uitdrukkelijk verzoek van eisers - vanwege aspecten van privacy voorziet in de aanleg van legakkers in het midden van de watergang.
11. Voor wat betreft de doorvaartmogelijkheden heeft verweerder in het bestreden besluit gesteld dat er geen aanwijzing is dat de doorvaart door de nieuw aan te leggen legakkers wordt bemoeilijkt.
12. OMB heeft in haar reactie en ter zitting toegelicht dat aan de zuidzijde van de te realiseren woningen grond wordt ontgraven om een extra strook water te creëren. De bij de nieuwe woningen te realiseren aanlegsteigers liggen in deze strook water en de aan deze aanlegsteigers af te meren boten van de toekomstige bewoners komen te liggen binnen de grens van het perceel, die samenvalt met de nu bestaande oeverlijn. Ook de legakkers worden gerealiseerd binnen de bestaande oeverlijn. OMB stelt dat, gelet daarop, niet valt in te zien dat de realisering van het bouwplan van invloed is op de doorvaartmogelijkheden van de watergang ten zuiden van het perceel. Zij heeft er verder op gewezen dat het probleem met de betrekkelijk smalle doorvaarten speelt op veel locaties nabij de Vinkeveense Plassen, waarbij het gebruikelijk is dat de bewoners dit in onderling overleg oplossen. OMB stelt dat het niet zo kan zijn dat een bestaand probleem in het kader van de nu verleende vergunning moet worden opgelost.
13. De rechtbank overweegt dat het bouwplan ziet op het realiseren van negen woningen met elk een eigen aanlegsteiger. Het is toegestaan en ligt in de lijn der verwachting dat de bewoners van de nieuw te realiseren woningen een boot zullen afmeren aan hun aanlegsteiger en dat zij hun boot zullen gebruiken om naar de Vinkeveense Plassen te varen. Zeven van de te realiseren aanlegsteigers liggen aan de zijde van de watergang aan de zuidzijde van het perceel, waaraan ook de woningen van eisers [eiser 3] en [eiser 1] zijn gelegen. Dat de aanlegsteigers, de daaraan af te meren boten en de legakkers komen te liggen binnen de grenzen van het perceel, op gronden die nu nog niet zijn ontgraven, betekent niet dat het bouwplan niet van invloed is op de doorvaartmogelijkheden van deze watergang. OMB stelt terecht dat de breedte van de bestaande watergang door het bouwplan niet wordt gewijzigd en stelt mogelijk ook terecht dat er meer situaties zijn waar het door eisers genoemde probleem zich voordoet. Dit neemt echter niet weg dat in de vergunde situatie ter plaatse substantieel meer boten en - anders dan in de huidige situatie - ook aan weerszijden van de watergang zullen komen te liggen en dat de watergang door substantieel meer boten zal worden gebruikt. Dit is het directe gevolg van het bouwplan in vergunde vorm, met het aantal woningen, de situering ervan met steigers aan de zuidzijde van het perceel in combinatie met de aan te legen legakkers. Het bouwplan heeft dan ook, zoals ter zitting is gebleken toen dit punt met partijen is besproken, consequenties voor de doorvaartmogelijkheden voor zowel eisers [eiser 3] en [eiser 1] als voor de toekomstige bewoners van de te realiseren woningen en zal die doorvaartmogelijkheden beperken en in bepaalde situaties ook daadwerkelijk belemmeren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij het verlenen van de vergunning op deze gevolgen onvoldoende acht geslagen.
14. Uit het voorgaande volgt dat verweerder bij de voorbereiding van het bestreden besluit op dit punt onvoldoende kennis heeft vergaard over de consequenties van het bouwplan en het bestreden besluit is op dit punt onvoldoende is gemotiveerd. Het besluit is in strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb genomen.
15. Ten behoeve van de finale beslechting van het geschil en in verband met de eventuele nadere besluitvorming door verweerder ziet de rechtbank aanleiding ook de overige door eisers aangevoerde gronden te bespreken.
Ladder voor duurzame verstedelijking en uitvoerbaarheid
16. Eisers betwijfelen of wordt voldaan aan de criteria van de ladder voor de duurzame verstedelijking. Zij stellen dat op basis van de Structuurvisie en de Woonvisie niet kan worden geconcludeerd dat in Vinkeveen een woningbouwbehoefte bestaat waarin juist het bouwplan voorziet en indien die behoefte er zou zijn, niet is aangetoond dat het gaat om een actuele regionale behoefte.