Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 7 oktober 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 13 juni 2016
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de brief van 20 juni 2016 van mr. Hees, waarin namens [eisers] een opmerking is gemaakt bij hun verklaring in het proces-verbaal van comparitie
- de brief van 24 juni 2016 van mr. Van den Bout, waarin namens [gedaagde] enkele opmerkingen zijn gemaakt bij haar verklaring in het proces-verbaal van comparitie.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en reconventie
”Alles is prima geregeld, want je broer krijgt niets”. De bedoeling van erflaatster was dat haar vermogen voor de helft naar de ene kant van de familie zou gaan ( [gedaagde] en/of haar kinderen) en voor de andere helft naar de andere kant van de familie ( [B] en/of zijn kinderen [eisers] ). De door [eisers] voorgestane wijze van inkorting leidt ertoe dat – in strijd met deze bedoeling van erflaatster – circa 60 procent van het vermogen van erflaatster bij [eisers] en [B] tezamen terecht komt en slechts de resterende 40 procent bij [gedaagde] . [gedaagde] stelt dat de notaris een fout heeft gemaakt door in het testament geen rekening te houden met de mogelijkheid dat [B] een beroep zou doen op zijn legitieme portie. Indien erflaatster destijds hiermee bekend zou zijn geweest, dan zou zij in afwijking van artikel 4:87 BW een andere inkortingsvolgorde hebben voorgeschreven. Op grond van artikel 4:46 lid 1 BW – lettend op de verhoudingen die het testament kennelijk wenst te regelen en de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt – dient het testament conform deze bedoeling van erflaatster te worden uitgelegd, zodat de legitieme uitsluitend dient te worden ingekort op het erfdeel van [eisers] , aldus [gedaagde] .
aangevuldmet een van de wet afwijkende inkortingsvolgorde op basis van de gestelde bedoeling van erflaatster, die echter niet kan worden afgeleid uit het testament zelf, dan wel uit de daarbij te regelen verhoudingen of de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt. Dit betekent dat de door [gedaagde] gestelde tegenover haar afgelegde verklaringen van erflaatster in 1997 en 1999 geen nadere beoordeling behoeven.