ECLI:NL:RBMNE:2016:367

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
26 januari 2016
Zaaknummer
16/706152-15 en 10/766004-13 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van meerdere vrouwen door valse identiteit en bedreiging met smaad

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 26 januari 2016 uitspraak gedaan in een zaak tegen een man die ervan verdacht werd meerdere vrouwen te hebben opgelicht. De verdachte, geboren in Turkije in 1982, heeft zich in de periode van 1 februari 2012 tot en met 3 juni 2015 schuldig gemaakt aan oplichting van in totaal vier vrouwen. Hij deed zich voor als chirurg in opleiding en gaf valse informatie over zijn financiële situatie, waardoor de vrouwen hem geld en goederen gaven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een samenweefsel van verdichtsels heeft gebruikt om de vrouwen te misleiden. De verdachte werd ook beschuldigd van verduistering van goederen en poging tot afdreiging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting en verduistering, maar sprak hem vrij van enkele andere beschuldigingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de financiële schade als gevolg van de oplichting hebben geleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/706152-15 en 10/766004-13 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 26 januari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] (Turkije) op [1973] ,
thans gedetineerd in PI Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 1 februari 2012 tot en met 3 juni 2015 in totaal tien vrouwen heeft opgelicht, door telkens een valse naam en een valse hoedanigheid aan te nemen en door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels die vrouwen te bewegen tot afgifte van geld en goederen, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld;
Feit 2:
in de periode van 1 februari 2012 tot en met 3 juni 2015 meerdere goederen heeft verduisterd van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] en [benadeelde 7] ;
Feit 3:
primair:op 10 september 2014 en op 30 januari 2015 door bedreiging met smaad en de openbaring van geheimen [benadeelde 8] heeft gedwongen tot het teniet doen van een inschuld;
subsidiair:poging van het onder feit 3 primair ten laste gelegde feit;
Feit 4:
in de periode van 1 februari 2012 tot en met 3 juni 2015 met een smartphone en/of een camera waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, in een woning, van meerdere personen meerdere afbeeldingen en filmopnamen heeft vervaardigd;
Feit 5:
op 23 mei 2014 een leningsovereenkomst tussen [A] en/of [aangeefster 1] en hemzelf valselijk heeft opgemaakt.

3.Voorvragen

Geldigheid dagvaarding en bevoegdheid rechtbank
De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van feit 3, vanwege het ontbreken van een klacht van aangeefster. Aangeefster heeft weliswaar aangifte gedaan van het door verdachte verstuurde WhatsApp-bericht van 10 september 2014, maar uit de aangifte blijkt niet dat er in de perceptie van aangeefster met het verzenden van dit bericht sprake was van een afdreiging die erop was gericht om een inschuld teniet te doen. Aangeefster heeft wellicht aangifte gedaan van bedreiging door verdachte, maar niet van het ten laste gelegde feit. Om die reden kan deze aangifte niet in de plaats worden gesteld van een klacht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit dat de klacht niet is ingediend binnen drie maanden nadat aangeefster van het strafbare feit kennis heeft genomen, zijn ontvankelijkheid in dit geval niet aantast. Er is immers tijdig aangifte gedaan en daarbij is nadrukkelijk te kennen gegeven dat aangeefster vervolging wenste, terwijl het niet-tijdig indienen van de klacht niet aan aangeefster te wijten is.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster wel een klacht heeft ingediend, maar dat dit niet is gedaan binnen de in artikel 66, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht genoemde termijn van drie maanden na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit. Aangeefster heeft echter wel binnen een maand, te weten op 1 oktober 2014, aangifte gedaan van het eerste WhatsApp-bericht dat zij van verdachte heeft ontvangen op 10 september 2014. In deze aangifte verklaart aangeefster met betrekking tot het sms-bericht van 10 september 2014: ‘dit is chantage’ en ‘ik hoop dat [naam] snel gepakt wordt voor hij nog meer slachtoffers maakt’. Uit deze aangifte blijkt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat het de bedoeling van aangeefster is geweest dat verdachte voor dit feit zou worden vervolgd. Uit de aangifte blijkt verder dat aangeefster enkele dagen voor het sms-bericht van 10 september 2014 verdachte meerdere malen heeft verzocht om het aan verschuldigde bedrag van € 4.600,- over te maken op haar rekening. Dat er in de perceptie van aangeefster geen sprake zou zijn van afdreiging maar (slechts) bedreiging, zoals door de raadsman is betoogd, ziet de rechtbank gelet op de context waarin het bericht van 10 september 2014 is verstuurd, anders. Zij heeft vervolgens op 1 mei 2015 ook specifiek klacht gedaan ter zake van afdreiging. Het gegeven dat deze klacht na het verstrijken van de hiervoor genoemde termijn van drie maanden is ingediend acht de rechtbank onder deze omstandigheden niet zodanig dat dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Dat het tweede WhatsApp-bericht uit de tenlastelegging van feit 3 dateert van 30 januari 2015 maar pas in mei 2015 door aangeefster aan de politie is gemeld, laat het voorgaande onverlet.
De officier van justitie is dus ontvankelijk.
Schorsing van de vervolging
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder feit 1 ten laste gelegde oplichting van tien vrouwen wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft een valse hoedanigheid aangenomen door de slachtoffers te doen geloven dat hij [naam] heette, 31/32/33 jaar oud was, van half Italiaanse en half Franse afkomst was en werkzaam was als chirurg in opleiding. Daarnaast vertelde verdachte onjuiste verhalen, te kwalificeren als een samenweefsel van verdichtsels, waardoor de slachtoffers ertoe werden verleid om telkens geld en/of goederen af te geven.
De officier van justitie acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 ten laste gelegde verduistering van goederen, met uitzondering van de goederen toebehorende aan [benadeelde 5] , [benadeelde 6] en [benadeelde 7] .
Voorts acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde poging tot afdreiging met smaad. Verdachte heeft op 30 januari 2015 expliciet gedreigd om naaktfoto’s van het slachtoffer naar haar werkgever te sturen. Op 10 september 2014 is de inhoud van het bericht meer impliciet, maar gezien de context is de bedreiging dat hij in het bezit is van naaktfoto’s voldoende duidelijk. Immers, dit bericht wordt verstuurd naar aanleiding van meerdere verzoeken van aangeefster om het geleende geld terug te geven.
Ook acht de officier van justitie het onder feit 4 en feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdediging heeft daartoe aangevoerd, kort samengevat, dat verdachte weliswaar tegen de aangeefsters diverse onwaarheden heeft verteld, maar dat deze onwaarheden de aangeefsters er niet toe hebben gebracht om aan hem geld te geven of voor hem rekeningen te betalen. Uit meerdere verklaringen van aangeefsters blijkt dat zij dit geld aan verdachte hebben geleend omdat zij een liefdesrelatie met verdachte hadden en zij tot over hun oren verliefd waren op verdachte. Uit hun verklaringen als ook de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt bovendien dat hij deze relaties niet is aangegaan met de intentie om aangeefsters geld afhandig te maken. Het voor oplichting vereiste causale verband tussen de oplichtingsmiddelen en de betalingen en afgifte van goederen ontbreekt derhalve.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat geen sprake is van een toe-eigeningshandeling van verdachte.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat aangeefster niet heeft verklaard dat verdachte deze WhatsApp-berichten en foto stuurde om haar ertoe te dwingen de schuld die verdachte bij aangeefster had, teniet te doen. Verdachte heeft verklaard dat hij deze berichten en de foto naar aangeefster heeft gestuurd om haar ertoe te brengen dat ze zou stoppen hem kapot te maken door instanties en de media te benaderen.
De feiten 4 en 5 kunnen volgens de verdediging wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen feit 1
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Aangeefster [benadeelde 1]
Aangeefster [benadeelde 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik doe deze aangifte tegen [naam] met geboortedatum [1982] . Ik zal hem verder [verdachte] noemen. Ongeveer 2 jaar en 3 maanden geleden leerde ik [verdachte] kennen via de datingsite [website] . Hij stelde zich voor als [naam] en dat hij studeerde als thoraxchirurg (in opleiding) bij het Erasmus MC in Rotterdam. Hij zat op dat moment in zijn afstudeerjaar en vertelde 31 jaar oud te zijn. [2] Na de zomer van 2013 hadden wij feitelijk een relatie. [3]
In december 2014 hebben we het ook gehad over de toekomst. We wilden gaan samenwonen, op termijn. Wij waren nu hard bezig om te kijken naar een woning maar er speelde nog wel wat. [verdachte] vertelde dat er beslag was gelegd op zijn salaris. Dit zou te maken hebben met een oude schuld en zou duren tot maart 2015. In april zou hij weer salaris krijgen en dat zou dan 3000 euro netto zijn. In augustus 2015 zou hij zijn afgestudeerd en dan zou hij echt gaan verdienen. [verdachte] gaf aan dat hij dan voor mij zou gaan zorgen. Dus in een hele kwetsbare periode van mijn leven, mijn moeder die op sterven lag en zwanger van een kind en geen verdere familie, kwam [verdachte] dus met de vraag over zijn eigen huur en schuld. De uitweg, voorgesteld door [verdachte] , was dat ik dus zijn huur(schuld) en zijn advocaatkosten zou betalen. Hij heeft mij ook wat papieren laten zien van zijn loon beslaglegging. Ik heb vervolgens een groot aantal bedragen overgemaakt.
Ik dacht dat het toen voor het grootste deel betaald was. Plots belde hij mij in overspannen toestand dat er feitelijk nog meer schuld was. Er stond nog een groot bedrag open in verband met de huur. Vervolgens heb ik dus nogmaals bijna 6.000 euro overgemaakt. Er zou beslag gelegd worden en al zijn meubels zouden anders op straat gezet worden. Dit alles in de veronderstelling dat hetgeen hij stelde (onze toekomst samen met ons kind, de verhalen van zijn loonbeslag en zijn baan die hij had) waar zou zijn. Met name vond ik het ook moeilijk omdat ik in juni 2015 niet meer in de woning van mijn moeder kon wonen, ik dus ook geen inkomen heb, dit geld ook nodig was voor ons kind. Hij stelde dat dit dus opgelost moest worden, wij dan samen naar een andere woning konden gaan uitkijken en hij dus ook in mei 2015 zijn volledige loon zou krijgen. Tevens kwamen er nog wat kleine kosten bij en ook dit heb ik betaald. [4]
Op 24 februari 2015 heb ik de relatie met [verdachte] verbroken. Ik heb hem aangegeven dat ik het geld terug wenste te hebben. Hij beloofde dat hij alles zou terugbetalen, maar er is nog niets concreet over afgesproken door hem. In totaal heb ik bijna 12.751,32 euro aan hem betaald/voor hem betaald. Ik heb [verdachte] betaald op basis van zijn hele verhaal dat hij dus nu beslag op zijn salaris had en zou gaan zorgen voor mij en er in de toekomst voor ons zou zijn. [5]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U houdt mij voor dat mevrouw [benadeelde 1] heeft verklaard dat ik zou hebben gezegd dat er beslag was gelegd op mijn salaris, dat dit zou duren tot maart 2015 en dat ik vanaf april weer salaris zou ontvangen en in augustus 2015 zou zijn afgestudeerd. Het klopt dat ik dat tegen mevrouw [benadeelde 1] heb gezegd. U houdt mij voor dat in het dossier ook verschillende sms-berichten staan over de periode januari, waarin door mij gevraagd wordt aan mevrouw [benadeelde 1] om verschillende rekeningen te voldoen. Dat klopt. U houdt mij voor dat mevrouw [benadeelde 1] zegt dat zij voor ongeveer € 13.000,- aan rekeningen voor mij heeft betaald. Dat kan wel kloppen. [6]
Aangeefster [benadeelde 8]
Aangeefster [benadeelde 8] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 14 april 2013 kreeg ik een relatie met een man die ik had leren kennen via datingsite [website] . Deze man gaf aan [naam] te heten. In juni 2013 heeft [naam] een aantal keren om geld gevraagd bij mij. Ik heb hem destijds contant geld gegeven. Ik heb [naam] altijd geld geleend met de afspraak dat ik het geld terug zou krijgen. [naam] had altijd een verhaal over hoe hij geld zou krijgen. Zo zou hij een bonus krijgen aan het einde van 2013 maar dit was uiteindelijk weer van de baan. Ook iets met een lening van ABN wat niet goed afbetaald was en waardoor er nu maandelijks incasseringen waren op zijn rekening waardoor hij mij niet terug kon betalen. Ergens rond maart 2014 heb ik grotere rekeningen digitaal betaald voor [naam] op zijn verzoek. Ook dit keer hadden we de afspraak dat hij het geld terug zou betalen. [7] Dit waren rekeningen voor een advocaat, Essent, boete voor CJIB, stichting parkeergelden, Telfort, de belastingdienst en Independer.
Ik heb op mijn telefoon diverse sms’jes staan met foto’s van rekeningen die [naam] dan stuurde. Hij vroeg mij dan om die te betalen. Als ik alle uitgaven/rekeningen bij elkaar optel die ik aan [naam] geleend heb dan kom ik uit rond de 4600,- euro.
[naam] heeft mij altijd verteld dat hij chirurg in opleiding was bij het Erasmus Ziekenhuis.
[naam] zegt 32 te zijn, geboren [1982] te [geboorteplaats 2] . [8]
Vraag: Hoe heeft hij jou bewogen tot afgifte van jouw geld? Antwoord: Ik denk dat het begon dat hij een krediet bij de ABN AMRO had. Dat hij daar een studielening had die hij ooit niet goed afbetaald had. Dat zij nu geld vorderden op zijn rekening. Ook had hij problemen met de belastingdienst die geld vorderden op zijn rekening. Ook had hij een dure verzekering omdat hij chirurg was. Hij vroeg dus aan mij om hem te helpen. Als ik hem zou helpen zou hij, als hij klaar was met zijn studie, het geld verdienen. [9]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U houdt mij voor wat mevrouw [benadeelde 8] heeft verklaard over de redenen die ik zou hebben genoemd voor het lenen van geld, zoals het krediet bij ABN Amro en de belastingdienst. U vraagt mij of het klopt dat ik deze redenen aan haar heb opgegeven. Dat klopt. U houdt mij voor dat zij ook heeft verklaard over dat ik een dure verzekering zou hebben, omdat ik chirurg zou zijn. Het zou kunnen dat ik dat gezegd heb. U vraagt mij of het feitelijk klopt dat mevrouw [benadeelde 8] voor € 4.874,- aan betalingen heeft gedaan voor mij. Feitelijk zou dat kunnen ja. [10]
Aangeefster [aangeefster 1]
Aangeefster [aangeefster 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
In september 2013 heb ik via datingsite [website] een man leren kennen. Hij had zich aan mij voorgesteld als [naam] en zou op dat moment 31 jaar zijn. Op 30 september 2013 hebben wij elkaar voor het eerst ontmoet. Vanaf dat moment heb ik ook aldaar alles betaald, veelal op verzoek van [naam] . Ook vroeg [naam] mij meerdere malen om een aantal rekeningen voor hem te betalen. Tijdens een lunch vertelde [naam] mij dat hij was geskimd en hierdoor nu een schuld had van ongeveer 4.000,- euro. Hij vroeg mij of ik hem 250,- euro wilde lenen. Ik had dat bedrag gepind van mijn rekening. Vanaf dat moment heb ik alles voor [naam] betaald, zelfs zijn rekeningen. Ik heb [naam] in totaal een bedrag geleend van ongeveer 4.000,- euro. [11] Op 22 april zegt hij een zitting te hebben bij de rechtbank inzake skimming. Hij moet in dat kader wel de rechtsbijstand betalen: DAS incasso Rotterdam, kenmerk [nummer] ,
€ 78,83. [12]
Op 23 mei 2014 heb ik [naam] een leningsovereenkomst laten tekenen. [13]
Uit het schriftelijke bescheid dat als bijlage bij de hiervoor genoemde aangifte is gevoegd blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Leningsovereenkomst tussen [A] vertegenwoordigd door [aangeefster 1] , hierna te noemen: kredietgever, en [naam] te Rotterdam aan de [adres] , hierna te noemen: kredietnemer. De kredietgever heeft aan de kredietnemer een bedrag ter beschikking gesteld van € 3995,97. Namens de kredietnemer op 23 mei 2014 ondertekend met [naam] . [14]
Aangeefster [aangeefster 1] heeft aanvullend – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Hij zei dat hij arts in opleiding was bij het Erasmus MC als cardio chirurg. Hij zei al vrij snel dat hij geskimmed zou zijn en er zou op vier plekken geld afgeschreven zijn. Hij zei dus dat hij geldproblemen had en hij vroeg of ik 250,- euro aan hem kon lenen. Hij zou het terugbetalen en zelfs met rente. Ik heb toen 250,- euro voor hem gepind in Rotterdam. Dit was in oktober 2013. In december stond hij ineens bij mij voor de deur samen met de politie. Zijn auto was niet gekeurd en hij had een boete gekregen. Hij had alsnog die schuld van het skimmen en of ik hem alsjeblieft wilde helpen. Natuurlijk doe je dat.
In februari 2014 vroeg hij of hij geld kon lenen voor zijn auto. Hij zei dat hij het echt snel terug zou geven, binnen twee weken. Uiteindelijk heb ik het bedrag in delen opgenomen en contant aan hem gegeven.
Hij heeft mij uiteindelijk nooit iets terugbetaald. [15]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U vraagt mij of ik ooit geskimd ben. Lang geleden ben ik een keer geskimd, maar niet in deze fase. Dat zei ik omdat ik geen geld had. U houdt mij voor dat aangeefster [aangeefster 1] heeft verklaard dat ik zei dat de ABN Amro bank moeilijk deed en ik geen beschikking zou hebben over mijn rekening. Het was de makkelijkste weg voor mij om dat te zeggen. U vraagt mij of ik op enig moment een leningsovereenkomst met mevrouw [aangeefster 1] heb gesloten. Het is wel mijn handschrift op die leningsovereenkomst. Het zou wel goed kunnen zijn dat ik die handtekening heb gezet onder die overeenkomst. Ik heb met haar de afspraak gemaakt dat ik maandelijks een bedrag zou betalen. Ik zou beginnen met € 50,-.
U houdt mij voor dat mevrouw [aangeefster 1] heeft verklaard ongeveer voor een bedrag van in totaal € 4.000,- voor mij te hebben betaald. Dat klopt feitelijk wel. [16]
Aangeefster [aangeefster 2]
Aangeefster [aangeefster 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Sinds maart 2014 heb ik contact met [naam] , hij is 32 jaar oud, geboren op [1982] . Ik leerde [naam] kennen van [website] . Hij vertelde half Italiaans te zijn en half Frans. Hij vertelde aan mij dat hij thoraxchirurg in opleiding was. Hij vertelde dat hij in het Erasmus ziekenhuis werkte, dit was voor zijn opleiding. Ook zou hij in een ziekenhuis in Roosendaal werken. [17] Sinds 2014 heb ik een aantal keer een rekening betaald voor [naam] . In september vertelde hij dat hij geen geld had. Ik heb toen twee keer geld overgemaakt naar de belastingdienst. [naam] heeft mij altijd verteld dat ik het geld terug zou krijgen, zelfs met rente. In november 2014 heb ik meerdere rekeningen voor hem betaald. Ik heb in december 2014 ook een aantal dingen betaald. Hij had toen geen geld. In januari en februari 2015 heb ik ook weer wat dingen betaald. Hij vertelde aan mij op de laatste date, dit was op Valentijnsdag 2015, dat hij een studieschuld had voor zijn opleiding. In februari 2015 zou hij een laatste aflossing hebben, en in maart 2015 zou hij weer geld hebben. Alle betalingen die ik voor hem heb gedaan, heb ik nooit terug gehad.
In totaal heb ik [naam] 962,63 euro geleend. [18]
Hij heeft een keer gezegd dat zijn pinpas was gestolen. Zijn pas was ook een keer geskimd. [19] Zo heb ik wel eens rekeningen betaald bijvoorbeeld van Telfort. Hij vroeg of ik zijn telefoonrekening wilde betalen. Hij zei steeds dat ik het terug zou krijgen. Hij noemde dat hij bijna klaar was met zijn studie en dan alles terug kon betalen. [20]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U houdt mij voor dat mevrouw [aangeefster 2] heeft verklaard dat zij in totaal
€ 962,63 aan mij heeft geleend. Dat kan kloppen. U vraagt mij of ik actief aan haar heb gevraagd om rekeningen voor mij te betalen. Het zou heel goed kunnen dat ik haar hulp heb ingeschakeld. U houdt mij voor dat mevrouw [aangeefster 2] heeft verklaard dat ik op Valentijnsdag 2015 heb gezegd dat ik een studieschuld had voor mijn opleiding, dat ik in februari 2015 de laatste aflossing zou hebben en in maart 2015 weer geld zou hebben. Dat zou zeker kunnen kloppen. U vraagt mij of ik tegen haar heb gezegd dat mijn pinpas was gestolen en geskimd. Dat klopt denk ik wel. U vraagt mij of ik steeds tegen haar heb gezegd dat zij het geld terug zou krijgen. Dat klopt. [21]
Ten aanzien van alle aangeefsters
De verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb de naam [naam] , [naam] of [naam] vaker opgegeven aan dames. Ik heb meestal 1982 gehanteerd als geboortejaar. Ik heb verteld dat ik van Italiaanse en/of Franse afkomst ben en dat ik in opleiding was tot chirurg. Ik ben nooit chirurg (in opleiding) geweest en heb nooit bij het Erasmus MC in Rotterdam of een ziekenhuis in Roosendaal gewerkt. [22]
Verbalisant [verbalisant] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [23]
 Uit de gevorderde historische bankgegevens van de verdachte blijkt niet dat de verdachte salaris ontving en ook niet dat er beslag is gelegd op zijn salaris. [24]
 Door de officier van justitie zijn de historische bankgegevens van alle bank- en spaarrekeningen van de verdachte gevorderd over de periode van 1 juni 2012 tot en met 29 april 2015. [25] Uit de bankgegevens blijkt niet dat er maandelijks incasseringen werden gedaan op zijn rekeningen. [26]
 Uit de gevorderde historische bankgegevens van de verdachte blijkt niet dat er aflossingen van een studieschuld werden gedaan vanaf zijn rekeningen. [27]
4.3.2
Overwegingen feit 1
Algemene overweging
Om tot een strafbare oplichting te komen moet de rechtbank allereerst vaststellen of uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is van een samenweefsel van verdichtsels. Daarvan is sprake bij een opeenstapeling van leugens. Eén enkele leugen is onvoldoende om een samenweefsel van verdichtsels aan te kunnen nemen.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat over de vraag of er sprake is van een samenweefsel van verdichtsels in deze zaak geen discussie. Verdachte heeft ten aanzien van alle aangeefsters bekend dat hij aan hen een valse naam, leeftijd, afkomst en beroep heeft opgegeven. Daar komt bij dat verdachte (aantoonbaar) heeft gelogen over het feit dat zijn pinpas in de betreffende periode geskimd zou zijn, dat er beslag zou zijn gelegd op zijn rekening, dat hij aflossingen deed voor zijn studieschuld en dat er maandelijks door de ABN Amro bank geld van zijn rekening werd geïncasseerd.
Daarnaast staat niet ter discussie dat aangeefsters op verzoek van verdachte bedragen voor hem hebben betaald en dat er dus sprake was van de afgifte van enig goed.
De volgende vraag is of het dit samenweefsel van verdichtsels is geweest dat aangeefsters heeft bewogen tot de afgifte van hun geld, met andere woorden: of er een causaal verband bestaat tussen de leugens van verdachte en de afgifte van het geld door aangeefsters.
Daarbij is het in het onderhavige geval niet zozeer de vraag of de leugens van verdachte überhaupt redelijkerwijs geschikt waren om aangeefsters te bewegen tot de afgifte van het geld, maar of deze leugens ook daadwerkelijk voor aangeefsters de reden zijn geweest om het geld aan hem af te geven.
In het bijzonder moet worden bezien of en in hoeverre het niet de leugens waren, maar het de relatie was, en de gevoelens die aangeefsters in die relatie voor verdachte koesterden, die maakten dat aangeefsters geld hebben afgegeven. Om te komen tot een bewezenverklaring van oplichting, dient te worden vastgesteld dat aangeefsters hun geld niet hebben afgegeven omdat, zoals door de raadsman is betoogd, zij tot over hun oren verliefd waren op verdachte, maar dat zij hiertoe zijn overgaan door het samenweefsel van verdichtsels dat verdachte hen heeft voorgespiegeld.
In dit kader acht de rechtbank niet relevant dat verdachte, zoals hij heeft betoogd, de relatie met aangeefsters in geen enkel geval is aangegaan (louter) met de intentie om hen geld afhandig te maken. Ook indien een relatie niet met een dergelijke intentie wordt aangegaan, kan iemand zich in die relatie schuldig maken aan oplichting door meerdere leugens te vertellen.
Alvorens over te gaan tot de beoordeling van het hiervoor benoemde causaal verband, overweegt de rechtbank allereerst nog het volgende.
In alle zaken kan grofweg een tweedeling kan worden gemaakt in de diverse betalingen die aangeefsters voor verdachte hebben gedaan. Aan de ene kant zijn er betalingen geweest van (al dan niet omvangrijke) rekeningen op naam van verdachte. Aan de andere kant is sprake geweest van (kleinere) betalingen waarvan het, gelet op de aard daarvan, in het kader van een relatie gebruikelijk is deze over en weer te doen. Daarbij kan gedacht worden aan betalingen voor etentjes, benzine en boodschappen.
Voorzover sprake is van dergelijke, in een relatie gebruikelijke betalingen, kan het voor oplichting vereiste causaal verband tussen de betalingen en het samenweefsel van verdichtsels niet worden aangenomen, nu niet kan worden vastgesteld dat deze betalingen zijn voortgekomen uit leugens van de verdachte. Het feit dat verdachte een relatie is aangegaan met leugens over naam, leeftijd, afkomst en/of beroep en de omstandigheid dat aangeefsters deze relatie bij een juiste voorstelling van zaken mogelijk niet zouden zijn aangegaan, doet hieraan niet af.
Partiële vrijspraak feit 1
[aangeefster 3]
Uit de verklaring van aangeefster [aangeefster 3] blijkt dat zij in juni 2012 een relatie is aangegaan met verdachte. Verdachte noemde zichzelf [naam] . In het najaar van 2013 heeft aangeefster de woning van verdachte doorzocht omdat zij gefrustreerd was dat zij nog nooit familie of vrienden van verdachte had ontmoet. In de woning van verdachte kwam zij onder meer post tegen op naam van [X] . De relatie is toen echter voortgezet en aangeefster heeft hierna nog verschillende rekeningen voor verdachte betaald.
In het voorjaar van 2014 heeft aangeefster opnieuw de woning van verdachte doorzocht. Zij vond toen onder andere het paspoort van verdachte op diens eigen naam met de vermelding dat hij is geboren in Turkije, felicitaties met zijn dochter en kaartjes van andere vrouwen. Ook vond zij een brief van een psychiater waaruit onder meer bleek dat verdachte onder behandeling was omdat hij fraude had gepleegd door zich voor te doen als arts en medicijnen had voorgeschreven. Ook hierna heeft aangeefster de relatie voortgezet en heeft zij rekeningen voor verdachte betaald. Zij verklaart hierover dat zij verliefd was en de waarheid niet wilde zien.
De rechtbank overweegt dat aangeefster ook na het ontdekken van meerdere leugens van verdachte rekeningen voor hem is blijven betalen. Mede gelet op haar verklaring hierover is de rechtbank van oordeel dat niet de leugens van verdachte, maar de relatie tussen hen en haar verliefdheid de doorslag gaf om rekeningen voor verdachte te betalen. Dit wordt ondersteund door het feit dat veruit de meeste betalingen voor verdachte door aangeefster zijn gedaan na haar ontdekking van diverse leugens. Weliswaar zijn vóór de ontdekking door aangeefster ook twee betalingen voor verdachte gedaan, maar het dossier biedt geen aanwijzingen om te veronderstellen dat de reden van deze betalingen anders is voor deze twee rekeningen.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van oplichting van [aangeefster 3] , omdat niet kan worden vastgesteld dat aangeefster door de leugens van verdachte is bewogen tot afgifte van geld.
[benadeelde 4]
heeft verklaard dat verdachte haar ongeveer € 1.200,- verschuldigd is voor betalingen zoals tanken, etentjes en een keer een boete of reparatie voor zijn auto. De rechtbank overweegt dat uit de aard van deze betalingen volgt dat dit betalingen zijn die niet ongebruikelijk zijn binnen een relatie. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, kan het betalen van deze bedragen door aangeefster in dat geval niet worden gekwalificeerd als oplichting. Daar komt bij dat onvoldoende bekend is over de exacte hoogte van de verschillende bedragen die aangeefster voor verdachte heeft betaald, zodat hierin geen aanknopingspunt te vinden is om aan te nemen dat (een aantal van) deze betalingen niet passen in de gebruikelijke wederzijdse uitgaven binnen een relatie.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van oplichting van [benadeelde 4] .
[benadeelde 2]
Aangeefster [benadeelde 2] heeft verklaard dat verdachte op de tweede date heeft gezegd dat hij op zijn bankpas was gaan zitten. Aangeefster heeft die avond de rekening van ongeveer € 80,- betaald. De rechtbank overweegt dat dit, mede gelet op de hoogte van het bedrag, geen ongebruikelijke betaling betreft voor een tweede date. Voorts kan niet worden vastgesteld of het verhaal van verdachte over zijn pinpas een leugen betreft. In zoverre is dan ook geen sprake van oplichting.
Daarnaast heeft aangeefster haar iPhone aan verdachte uitgeleend. Ook dit levert naar het oordeel van de rechtbank geen oplichting op, nu het niet ongebruikelijk is om binnen een relatie over en weer dingen aan elkaar uit te lenen.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van oplichting van [benadeelde 2] .
[aangeefster 4]
Aangeefster [aangeefster 4] heeft verklaard dat zij halverwege maart 2014 contact kreeg met verdachte. Op 6 mei 2014 heeft verdachte aan aangeefster gevraagd of zij € 20,- voor hem had om te tanken, omdat hij zijn portemonnee was vergeten. Aangeefster heeft dit bedrag vervolgens gepind en aan verdachte gegeven. De rechtbank is van oordeel dat dit, gelet op de aard van dit bedrag, geen ongebruikelijke betaling betreft en dat voorts niet kan worden vastgesteld of het verhaal van verdachte over zijn portemonnee een leugen betreft.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van oplichting van [aangeefster 4] .
[aangeefster 5]
Aangeefster [aangeefster 5] heeft verklaard dat verdachte op 21 augustus 2014 tegen haar vertelde dat hij was geskimd in Brussel. Aangeefster heeft daarop aan verdachte gevraagd of hij geld nodig had. Verdachte is op dat aanbod ingegaan en aangeefster heeft vervolgens een aantal kleine rekeningen (telefoonrekening, parkmobile en Independer) voor verdachte betaald. Daarnaast heeft aangeefster verklaard dat zij op 23 oktober 2014 een geëmotioneerd sms’je van verdachte kreeg dat zijn vader was overleden en dat hij in het buitenland begraven zou worden. Verdachte heeft aangeefster toen om geld gevraagd en aangeefster heeft wederom een aantal rekeningen voor verdachte betaald.
Nog afgezien van de vraag of voorafgaand aan de diverse betalingen (steeds) sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels, komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van oplichting. Weliswaar heeft aangeefster in dit geval een aantal rekeningen voor verdachte voldaan waarbij deze over het skimmen heeft gelogen, maar aangeefster heeft verklaard dat zij zelf heeft aangeboden om de rekeningen te betalen omdat ze een vriend wilde helpen. Daarbij is van belang dat het bedrag van de verschillende rekeningen relatief laag is. De rechtbank kan aldus het voor het aannemen van oplichting vereiste causale verband tussen de betalingen en de door verdachte geuite leugens niet vaststellen; gelet op de verklaring van aangeefster is aannemelijk dat de betalingen veeleer zijn gedaan in het kader van, en zijn ingegeven door de (door aangeefster veronderstelde) vriendschap met verdachte. Hetzelfde geldt voor de betalingen die zijn gedaan na het overlijden van verdachtes vader.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van oplichting van [aangeefster 5] .
[benadeelde 3]
Aangeefster [benadeelde 3] heeft verklaard dat zij in de periode van juli 2014 tot en met december 2014 regelmatig contact had met verdachte. Op 2 november 2014 heeft verdachte volgens aangeefster tegen haar gezegd dat hij was aangereden en schade had aan zijn voorbumper. Hij vertelde ook dat zijn koelkast stuk was. Die avond heeft verdachte een oud koelkastje van aangeefster geleend. Een aantal dagen later heeft verdachte aangeefster ge-sms’t met de vraag of zij € 60,- aan hem kon overmaken voor de reparatie van zijn autoschade. Eerder had verdachte verteld dat zijn pinpas was geskimd en nu vertelde hij dat hij zijn pinpas nog altijd niet kon gebruiken. Aangeefster heeft het geld overgemaakt.
De rechtbank overweegt als volgt. Ten aanzien van de koelkast is de rechtbank van oordeel dat gelet op de aard van het object – het betrof een oud koelkastje – alsmede gelet op het feit dat aangeefster heeft verklaard dat verdachte de koelkast mocht lenen, geen sprake is van oplichting. Het is immers niet ongebruikelijk om dergelijke zaken aan bekenden uit te lenen.
Ten aanzien van het bedrag van € 60,- is de rechtbank van oordeel dat dit, gelet op de hoogte van het bedrag en de aard van hun relatie – zij waren al een aantal maanden aan het daten – geen ongebruikelijke betaling betreft.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van oplichting van [benadeelde 3] .
Overige aangeefsters
Ten aanzien van de overige aangeefsters ( [benadeelde 1] , [benadeelde 8] , [aangeefster 1] en [aangeefster 2] ) komt de rechtbank hieronder tot een bewezenverklaring van oplichting. Uit de bewijsmiddelen volgt dat in al deze gevallen sprake is van een samenweefsel van verdichtsels en dat er sprake is geweest van de afgifte van enig goed door aangeefsters. In de hiernavolgende bewijsoverwegingen zal de rechtbank ingaan op het causale verband.
[benadeelde 1]
De rechtbank stelt vast dat een aantal van de betalingen die aangeefster voor verdachte heeft gedaan, valt onder betalingen die gebruikelijk kunnen worden geacht binnen een relatie. Aangeefster heeft echter ook verklaard dat zij op enig moment de huur van de woning van verdachte heeft betaald, alsmede hoge rekeningen voor advocaatkosten. Dit betreffen geen gebruikelijke betalingen binnen een relatie.
Aangeefster heeft verklaard dat zij alle rekeningen voor verdachte heeft betaald in het vertrouwen dat verdachte haar en hun ongeboren kind daarna zou gaan onderhouden. Verdachte vertelde haar immers dat hij chirurg in opleiding was en in april 2015, na opheffing van het beslag op zijn salaris, weer salaris zou ontvangen en in augustus 2015 echt goed zou gaan verdienen omdat hij dan afgestudeerd chirurg zou zijn. Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij dit tegen aangeefster gezegd heeft.
Aangeefster heeft verklaard dat zij vrijwel alle financiële middelen die zij bezat heeft aangewend om rekeningen voor verdachte te betalen terwijl zij zwanger was en zelf als student geen inkomsten had. Daarnaast verkeerde aangeefster in een kwetsbare positie, omdat haar moeder in die periode is overleden en zij na een half jaar uit de woning van haar moeder moest verhuizen. Aangeefster heeft verklaard dat zij de rekeningen voor verdachte heeft betaald op basis van zijn hele verhaal en zijn belofte dat hij in de nabije toekomst financieel voor haar en hun ongeboren kind zou zorgen..
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, het leugenachtige verhaal van verdachte, gelet op de persoon van het slachtoffer en de andere omstandigheden van het geval, geschikt was om haar tot de afgifte van geld te bewegen en haar hier ook daadwerkelijk toe heeft bewogen.
[benadeelde 8]
Aangeefster [benadeelde 8] heeft verklaard dat zij in april 2014 een relatie heeft gekregen met verdachte en in eerste instantie in juni 2013 een aantal keren geld aan verdachte heeft gegeven voor bijvoorbeeld benzine. De rechtbank is van oordeel dat dit, gelet op de aard van die bedragen, betalingen betreffen die gebruikelijk zijn binnen een relatie.
Dat geldt niet voor de betalingen van de rekening van verdachte die aangeefster vanaf maart 2014 op zijn verzoek heeft betaald. Aangeefster heeft verklaard dat zij deze rekeningen heeft betaald omdat verdachte vertelde dat hij een krediet bij de ABN Amro bank had waardoor er nu geld werd geïncasseerd van zijn rekening. Ook vertelde hij dat hij een dure verzekering had omdat hij chirurg zou zijn en hij haar vroeg om hulp. De gedachte was, zo volgt uit de verklaring van aangeefster, dat als zij hem zou helpen, hij na zijn studie het geld zou verdienen en haar zou helpen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van aangeefster blijkt dat het leugenachtige verhaal van verdachte, gelet op de persoon van het slachtoffer en de andere omstandigheden van het geval, geschikt was om haar tot de afgifte van geld te bewegen en haar hier ook daadwerkelijk toe heeft bewogen. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat bij de rekeningen die aangeefster vanaf maart 2014 voor verdachte betaalde, ook rekeningen met kleinere bedragen zaten. Gelet echter op de hoeveelheid rekeningen die aangeefster voor verdachte betaalde en de aard hiervan, kunnen ook deze rekeningen geschaard worden onder de betalingen die zij als gevolg van oplichting heeft gedaan.
Aangeefster [aangeefster 1]
Ook in het geval van deze aangeefster is sprake van een samenweefsel van verdichtsels. Verdachte heeft immers leugenachtig tegen aangeefster verklaard dat hij arts in opleiding zou zijn en over het feit dat zijn pinpas geskimd zou zijn. Deze verdichtsels hebben aangeefster ertoe gebracht een aantal rekeningen te betalen. Een aanwijzing dat deze rekeningen niet uit relationele overwegingen zijn betaald, kan allereerst worden gevonden in de hoogte van deze bedragen. Aangeefster heeft in december 2013 al € 500,- aan verdachte betaald, terwijl zij elkaar pas in september 2013 hebben leren kennen. Meer nog van belang is dat aangeefster een leningsovereenkomst heeft gesloten met verdachte en dat zij van begin af aan naar verdachte duidelijk heeft gemaakt dat de uitgaven voor verdachte een lening betroffen. Er kan onder deze omstandigheden niet worden gesproken van in een relatie gebruikelijke betalingen. Het leugenachtige verhaal van verdachte was, gelet op de persoon van het slachtoffer en de andere omstandigheden van het geval, geschikt om haar tot de afgifte van geld te bewegen en heeft haar hier ook daadwerkelijk toe bewogen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster [aangeefster 1] heeft opgelicht.
Aangeefster [aangeefster 2]
Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat de leugens van verdachte dat zijn pinpas zou zijn geskimd en hij maandelijks aan een studieschuld moest afbetalen, haar ertoe hebben bewogen rekeningen voor verdachte te betalen. Het was steeds duidelijk dat het leningen betroffen. Aangeefster ging ervan uit dat verdachte de lening daadwerkelijk zou kunnen terugbetalen, omdat hij zei dat hij vanaf maart 2015 weer geld zou hebben. Dat deze rekeningen uit relationele overwegingen zouden zijn betaald, wordt tegengesproken door de hoogte van deze bedragen. Het leugenachtige verhaal van verdachte was daarom, gelet op de persoon van het slachtoffer en de andere omstandigheden van het geval, geschikt om haar tot de afgifte van geld te bewegen en heeft haar hier ook daadwerkelijk toe bewogen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster [aangeefster 2] heeft opgelicht.
4.3.3
Bewijsmiddelen feit 2
De iPhone van [benadeelde 2]
Aangeefster [benadeelde 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben eigenaar van een mobiele telefoon van het merk Apple, type iPhone 4. [28] Uiteindelijk heb ik [naam] mijn mobiele telefoon geleend op 24 april 2013. Ik zou de telefoon een paar weken later terug krijgen. Op 29 april 2013 had ik via via vernomen dat [naam] een oplichter was. Ik heb [naam] direct een WhatsApp-bericht gestuurd met de vraag of ik mijn telefoon terug kon krijgen. Op 13 mei 2013 vroeg ik nogmaals via WhatsApp of mijn telefoon nog leefde. Ik kreeg als antwoord dat ik de groeten kreeg van mijn mobiele telefoon. Op 23 mei 2013 vroeg ik nogmaals om mijn telefoon. Op 25 mei 2013 kreeg ik bericht van [naam] dat hij in New York zou zitten. [29]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb een keer tegen mevrouw [benadeelde 2] gezegd dat ik een klote telefoon had. Toen kwam zij met haar telefoon en heb ik die aangenomen. Ik gebruikte die telefoon. Ik was wel dankbaar dat ik die telefoon kon lenen. [30]
De koelkast van [benadeelde 3]
Aangeefster [benadeelde 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 2 november 2014 kwam [naam] bij mijn woning. Hij vertelde dat zijn koelkast stuk was. Ik had nog een reservekoelkast staan. Die wilde hij wel lenen en heeft hij die avond dat koelkastje meegenomen. [31] Begin december 2014 bedacht ik dat ik mijn koelkastje niet terug had gekregen. Ik heb hem een aantal keren sms-berichten gestuurd waarin ik hem heb gevraagd om de koelkast aan mij terug te geven. [naam] heeft daar niet op gereageerd. [32]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik zag die koelkast bij haar staan. Ik zei dat ik er nog wel eentje kon gebruiken. Toen heb ik de koelkast meegenomen. Ik heb de koelkast niet teruggegeven. [33]
De armband van [benadeelde 4]
heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Hij heeft wel eens een armband van mij meegenomen en cadeau gegeven aan een ander meisje. [34] Ik had op een gegeven moment contact met een meisje en zij had hem toen om. [35]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U, voorzitter, vraagt mij of het klopt dat ik de armband van [benadeelde 4] heb meegenomen en cadeau heb gegeven aan een ander meisje. Dat zou zomaar kunnen. Het zou zomaar kunnen dat haar armband in mijn woning lag en dat ik hem aan iemand heb gegeven. [36]
4.3.4
Bewijsoverwegingen feit 2
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verduistering van de goederen van [benadeelde 1] , opgenomen onder het eerste gedachtestreepje van feit 2. Verdachte en aangeefster hadden een relatie en op enig moment heeft aangeefster een aantal spullen aan verdachte gegeven, zoals een pannenset, handdoeken en borden. Zij zouden binnen afzienbare tijd gaan samenwonen en dan zouden deze spullen weer voor de gezamenlijke huishouding worden gebruikt. Nadat de relatie tussen verdachte en aangeefster is beëindigd, zijn deze goederen bij verdachte blijven liggen. Uit het dossier is niet gebleken dat aangeefster op enig moment aan verdachte de goederen heeft teruggevraagd. Het enkele feit dat verdachte de goederen tot op heden niet uit zichzelf aan haar heeft teruggegeven is onvoldoende om aan te nemen dat verdachte het oogmerk heeft van wederrechtelijke toe-eigening van deze goederen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van het paspoort van [benadeelde 5] , de (chip)pas van [benadeelde 6] en de ING-pas van [benadeelde 7] . Deze goederen zijn weliswaar in de woning van verdachte aangetroffen, maar niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich van de aanwezigheid bewust was en hij deze goederen dus op enig moment wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verduistering van de iPhone van [benadeelde 2] , de koelkast van [benadeelde 3] en de armband van [benadeelde 4] .
Ten aanzien van de iPhone en de koelkast blijkt dat beide aangeefsters meerdere malen hebben gevraagd om de teruggave van die goederen, maar verdachte hier geen gehoor aan heeft gegeven. Daarnaast blijkt uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij zich ervan bewust was dat hij in ieder geval de iPhone in bruikleen had.
Ten aanzien van de armband acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte deze op enig moment wederrechtelijk heeft toegeëigend. Verdachte heeft verklaard dat hij de armband in zijn woning zag liggen en hem toen aan iemand anders cadeau heeft gegeven.
4.3.5
Bewijsmiddelen feit 3
Aangeefster [benadeelde 8] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 14 augustus 2014 heb ik aangifte gedaan tegen [naam] . Nadat ik aangifte heb gedaan heb ik [naam] op 18 augustus 2014 drie sms-jes gestuurd. De tekst van de sms-jes was:
“de 4600 eur schulden los je af en dit betaald je voor 9 september op mijn rekeningnummer (…)”.
Op 2 september 2014 heb ik nogmaals een sms gestuurd:
“Ik heb de sleutel dat was stap 1. Ter herinnering je hebt vandaag nog een week om de 4600 euro over te maken. Ik raad je aan dit te doen als ik een zaak tegen je ga beginnen en daarvoor aangifte moet doen ben je heel ver van huis. Laat me weten als je een betalingsregeling wilt treffen (…).” [37]
Op 9 september 2014 heb ik nogmaals een sms gestuurd:
“Het is 9 september betalen pannenkoek. (…) Ik geef je nog twee weken om het geld over te maken of een betalingsregeling met mij te treffen.”
Op 10 september krijg ik een reactie van [naam] per sms:
“In de envelop waar de sleutels inzaten, lag ook geld, dus ik neem aan dat je dat gezien hebt. So we’re done. O, ja ik heb nog wat foto’s van je. Wil je die ook terug?”
Er wordt een foto gestuurd. Ik herkende mijn slaapkamer en mijzelf op de foto. Ik herkende mijn slaapkamer aan mijn interieur, in ieder geval mijn kledingkast. Ik herkende mijzelf aan mijn postuur en mijn haar. Ik herkende aan deze foto dat deze gemaakt was tijdens de seks tussen ons. [38] Ik ben hier erg van geschrokken. Dit is chantage. Ik heb geantwoord dat hij de foto’s mag houden. Ik sms dat hij het geld voor 16 september op mijn rekening moet storten. Als antwoord krijg ik per sms:
“Ik heb er meer. Dus doe geen domme dingen.” [39]
Het geeft mij het gevoel dat hij deze foto’s met voorbedachten rade heeft gemaakt, zodat hij mij kon chanteren op het moment dat ik het geld terug wilde. Ik was ervan overtuigd dat hij daad bij woord zou kunnen voegen en de foto’s zou verspreiden. [40]
Verbalisant [verbalisant] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 18 juni 2015 stelde ik een onderzoek in naar de digitale gegevens van de verdachte. Tijdens het onderzoek trof ik op de iPhone een sms-gesprek aan tussen de verdachte en aangeefster [benadeelde 8] . Ik zag het volgende berichtenverkeer:
Woensdag 10 september
[benadeelde 8] (de rechtbank begrijpt: aangeefster [benadeelde 8] ): Als je wat wilt uitleggen mag je dat in sms, email of brief doen. De betaaldatum staan nog steeds en is dus nu 16-09-2014 met consequenties zoals ik je heb uitgelegd als je niet betaald. En anders zie ik je wel face to face in de rechtbank.
[verdachte] : Fair enough.
[verdachte] : In het envelop waar de sleutels inzaten, lag ook geld, dus ik neem aan dat je dat gezien hebt. So we’re done.
[verdachte] : O ja, ik heb nog foto’s van je. Wil je die ook terug?
Opmerking verbalisant: [verdachte] stuurt een foto naar [benadeelde 8] .
[verdachte] : Ik heb er meer.
[verdachte] : Dus doe geen domme dingen ok. [41]
[benadeelde 8] : Nee hoor ik heb de envelop nog, daar zat niks anders in dan de sleutel. Ik neem aan dat je niet €4600 per post verstuurd. Ik verwacht het geld nog steeds voor 16 september aanstaande op mijn rekening en anders zijn we nog niet klaar. Foto’s mag je houden. (…)
[verdachte] : Mooi.
[verdachte] : Be wise.
[verdachte] : Fair deal. [42]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U houdt mij het sms-bericht van 10 september 2014 voor. U houdt mij voor dat ik kennelijk heb ge-sms’t dat het geld in de envelop met de sleutels zat. Dat klopt. De sleutels heb ik ook teruggegeven, maar het geld niet. Dat zat niet in de envelop. U houdt mij voor dat er vervolgens een foto wordt gestuurd van een vrouw die kennelijk naakt is. Ja, dat klopt. [43]
4.3.6
Bewijsoverweging feit 3
De verdediging heeft aangevoerd dat de sms-berichten van verdachte er niet op gericht waren om aangeefster de schuld van verdachte teniet te laten doen, maar om haar ertoe te brengen te stoppen met verdachte kapot te maken door instanties en de media over hem te benaderen. Het oogmerk om aangeefster te dwingen tot het teniet doen van een inschuld ontbreekt derhalve.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende. Gelet op het berichtenverkeer voorafgaand aan het sms-bericht van verdachte op 10 september 2014, waarin aangeefster meerdere malen aan verdachte vraagt om zijn schuld af te betalen en waar verdachte vervolgens op reageert met zijn sms-bericht van 10 september 2014, kan het bericht van verdachte en de foto die hij daarbij stuurt niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte aangeefster er met zijn bericht toe heeft willen dwingen de inschuld teniet te doen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte daarom onaannemelijk.
Partiële vrijspraak feit 3
De rechtbank acht niet bewezen dat het tweede sms-bericht van verdachte, van 30 januari 2015, ook is gestuurd met het oogmerk om de inschuld bij aangeefster teniet te doen. Dit bericht is immers niet gevolgd op berichten van aangeefster over het betalen van de schuld, maar wordt, zoals aangeefster heeft verklaard, ‘uit het niets’ geruime tijd na het laatste berichtenverkeer tussen aangeefster en verdachte aan aangeefster gestuurd. De verklaring van verdachte dat hij dit sms-bericht heeft gestuurd om aangeefster ertoe te brengen te stoppen met het benaderen van instanties en media, is in dit geval daarom niet onaannemelijk. Deze handeling kan niet worden gekwalificeerd als (poging tot) afdreiging in de zin van artikel 318 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte wordt van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
4.3.7
Bewijsmiddelen feit 4
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit 4 heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde 8] [44] ;
- Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde 1] [45] ;
- Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster 3] [46] ;
- Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde 4] [47] ;
- Het proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2015 [48] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016 [49] .
4.3.8
Bewijsmiddelen feit 5
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit 5 heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 1] [50] ;
- Het geschrift, te weten een leningsovereenkomst tussen [A] / [aangeefster 1] en [naam] [51] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016 [52] .
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 februari 2012 tot en met 3 juni 2015 te Utrecht en te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen:
door telkens het opzettelijk aannemen van een valse naam, te weten:
  • [naam] of
  • [naam] of
  • [naam]
en
door telkens het opzettelijk aannemen van een valse hoedanigheid, te weten:
  • Chirurg in opleiding bij het Erasmus Ziekenhuis of
  • Thoraxchirurg in opleiding bij het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam en te Roosendaal of
  • Cardiochirurg in opleiding bij het Erasmus Medisch Centrum
en
door telkens opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen de hierna te noemen personen mondeling en/of via een of meer What’sApp-berichten en/of een of meer sms-berichten te vertellen en/of mee te delen en/of te zeggen, dat hij, verdachte:
  • een lening van de ABN Amro Bank niet goed was afbetaald, waardoor er maandelijks bedragen van zijn, verdachtes, rekening werden geïncasseerd en/of
  • geboren is op [1982] te [geboorteplaats 2] en/of 31 jaar oud is of 32 jaar oud is en/of
  • van half Italiaanse en half Franse afkomst is en/of
  • een studieschuld had voor zijn opleiding en dat hij, verdachte, in februari 2015 een laatste aflossing moest doen en/of
  • zijn pinpas/bankpas was gestolen en/of dat hij, verdachte, althans zijn pinpas/bankpas, was geskimd waardoor hij zijn pinpas/bankpas niet kon gebruiken en/of waardoor hij een geldschuld had en/of zijn bankrekening was geblokkeerd en/of
  • op 22 april 2014 een zitting had bij de rechtbank inzake skimming en/of
  • er beslag op zijn salaris was gelegd en/of
  • wanneer hij zijn studie zou hebben afgrond en/of wanneer hij een baan als arts en/of chirurg zou hebben en/of wanneer hij een bonus zou ontvangen, hij geld/salaris zou gaan verdienen/ontvangen/hebben, waardoor/waarmee hij onder meer geleende geldbedragen zou kunnen terugbetalen en/of een of meer van de hierna te noemen personen zou kunnen/gaan onderhouden,
personen met wie hij, verdachte, telkens via een datingsite op internet contact heeft gelegd en is aangegaan, te weten:
  • [benadeelde 8] en
  • [aangeefster 2] en
  • [aangeefster 1] en
  • [benadeelde 1] en
telkens heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten telkens een of meer geldbedragen;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 februari 2012 tot en met 3 juni 2015 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen opzettelijk een goed, te weten:
  • een telefoon (merk I-Phone), toebehorende aan [benadeelde 2] en
  • een koelkast, toebehorende aan [benadeelde 3] en
  • een armband, toebehorende aan [benadeelde 4] en
welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als lener of vinder of houder, onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
Subsidiair
op 10 september 2014 te Utrecht en/of te Rotterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, [benadeelde 8] te dwingen tot het teniet doen van een inschuld van een bedrag van in totaal € 4.820,00, als volgt heeft gehandeld: hij heeft die [benadeelde 8] op 10 september 2014 via WhatsApp een foto toegezonden/gestuurd waarop (onder meer) het ontblote lichaam van die [benadeelde 8] zichtbaar was en daarbij die [benadeelde 8] via WhatsApp toegevoegd: “Ik heb nog foto’s van je” en “Ik heb er meer” en “Dus doe geen domme dingen” en “Be wise” en “Fair deal”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
op tijdstippen in de periode van 1 februari 2012 tot en met 3 juni 2015 te Utrecht en te Den Haag en te Amsterdam en te Rotterdam, althans in Nederland meermalen gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een smartphone, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, telkens opzettelijk en wederrechtelijk van personen, te weten [benadeelde 8] en [benadeelde 1] en [aangeefster 3] en [benadeelde 4] , welke personen telkens aanwezig waren in een woning, afbeeldingen en filmopnamen heeft vervaardigd en ter beschikking gehad en gehouden;
5.
op 23 mei 2014 te Hilversum en/of te Rotterdam, althans in Nederland een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een leningsovereenkomst gesloten tussen [A] en/of [aangeefster 1] en hem, verdachte, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en door een ander, te weten [A] en/of [aangeefster 1] , te doen gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1: oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 2: verduistering, meermalen gepleegd;
Feit 3 subsidiair: poging tot afdreiging;
Feit 4: gebruik makend van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd;
Feit 5: valsheid in geschrift.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Over verdachte is een dubbelrapportage Pro Justitia opgemaakt. De psychiater C.J.F. Kemperman concludeert in zijn rapport van 26 augustus 2015 dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Het tenlastegelegde zou kunnen samenhangen met een beperkte empathie en gerichtheid op eigen behoeftebevrediging. Verdachte lijkt echter berekend te werk te zijn gegaan, handelde vanuit financiële motieven, had controle over zijn gedrag en weet waarden en normen in dezen. Het is niet inzichtelijk geworden dat psychiatrische ziekten of gebreken de controle over het gedag inperkten. Geadviseerd wordt dan ook verdachte het tenlastegelegde – bij toepassing van een zogenoemde driepuntsschaal – toe te rekenen..
De psycholoog A. van der Donk heeft in zijn rapport van 26 augustus 2015 ook geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Volgens de psycholoog is er wel sprake van een doorwerking van de geconstateerde aspecten van de persoonlijkheidsstoornis, waardoor geadviseerd wordt om verdachte ten aanzien van het hem ten laste gelegde – op basis van een zogenoemde vijfpuntsschaal – te beschouwen als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Beide deskundigen concluderen immers dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis die mogelijk van invloed is geweest op het ten laste gelegde. De psychiater verklaart het verschil van inzicht tussen beiden op dit punt door de gehanteerde puntenschaal, te weten een driepuntenschaal door de psychiater en een vijfpuntenschaal door de psycholoog.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder feit 1, feit 2, feit 3 subsidiair, feit 4 en feit 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft daarnaast de openbaarmaking van het vonnis ex artikel 339 van het Wetboek van Strafrecht verzocht, na het onherroepelijk worden daarvan.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat voorop gesteld dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van oplichting komen, zij zich ten aanzien van de strafmaat voor dit feit niet zou moeten laten leiden door de emotionele kant van deze zaak. Dat aangeefsters zich opgelicht voelen, komt volgens de raadsman met name voort uit het feit dat zij zich door verdachte bedonderd voelen omdat hij er meerdere relaties tegelijkertijd op na hield. Dat laatste is echter niet strafbaar. Het betreft hier geen grootschalige oplichtingszaak waarbij aangeefsters voor grote bedragen zijn opgelicht. De eis van de officier van justitie is gelet op deze omstandigheden volgens de verdediging dan ook buitensporig hoog. De verdediging heeft voor de strafmaat verder verzocht om de conclusie van de psycholoog te volgen en verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De verdediging heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd voor de vraag of als bijzondere voorwaarde een behandeling moet worden opgelegd.
Voor de openbaarmaking van het vonnis is geen aanleiding. De verdediging heeft gewezen op de media-aandacht die de zaak van verdachte reeds heeft gehad.
Indien de rechtbank tot een veroordeling komt, heeft de verdediging verzocht het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk te stellen aan de duur van de voorlopige hechtenis die verdachte thans heeft ondergaan, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke straf of een werkstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van in totaal vier vrouwen. Verdachte ging relaties met deze vier vrouwen aan onder een valse naam en leeftijd en hij vertelde hen dat hij chirurg in opleiding was. Dit terwijl verdachte in werkelijkheid geen arts was, maar over het grootste deel van de ten laste gelegde periode een uitkering ontving. Hij vertelde hun leugenachtige verhalen over dat zijn pinpas geskimd zou zijn, dat de bank maandelijks van zijn rekening incasseerde, dat hij een studieschuld aan het afbetalen was. Door deze leugens werden deze vrouwen ertoe bewogen vaak hoge rekeningen voor verdachte te betalen. Verdachte beloofde hun steeds het geld terug te betalen, omdat hij als chirurg in de nabije toekomst veel geld zou gaan verdienen. Een belofte waarvan hij van meet af aan wist dat hij die nimmer kon waarmaken. Verdachte heeft daarbij gedurende lange tijd telkens misbruik gemaakt van de vertrouwensband die tussen hem en de verschillende aangeefsters was ontstaan. Tot op heden heeft hij geen enkel bedrag terugbetaald en deze vrouwen met soms grote financiële schade achtergelaten. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering, poging tot afdreiging, het heimelijk maken van opnamen en valsheid in geschrifte. De rechtbank laat in de strafoplegging, naast de oplichting, met name zwaar meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het heimelijk maken van opnamen van een aantal aangeefsters evenals de poging tot afdreiging van aangeefster [benadeelde 8] . Verdachte heeft foto’s en filmpjes gemaakt van de aangeefsters, terwijl zij zich naakt of schaars gekleed in hun eigen of verdachtes woning bevonden. De aangeefsters hebben verklaard zich veilig te hebben gewaand in deze situatie en zijn erg geschrokken van het feit dat verdachte zonder hun medeweten foto’s en filmpjes van hen maakte. Van de filmpjes en van een aantal afbeeldingen is gebleken dat deze tijdens seks tussen verdachte en de verschillende aangeefster zijn gemaakt. Dat verdachte tijdens deze intieme momenten zonder medeweten van zijn sekspartners filmpjes en foto’s heeft gemaakt, acht de rechtbank een zeer grove schending van het privéleven van de aangeefsters. Ook rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij één van deze afbeeldingen naar aangeefster [benadeelde 8] heeft gestuurd met de teksten “ik heb nog foto’s van je”, “ik heb er meer” en “dus doe geen domme dingen”, om aangeefster ertoe te bewegen de schuld die verdachte bij haar had teniet te doen. Aangeefster heeft verklaard dat zij zeer is geschrokken van dit feit.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 13 november 2015. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, te weten op 16 oktober 2013 voor oplichting, meermalen gepleegd, en valsheid in geschrifte, tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken dat deze veroordeling betrekking had op het feit dat verdachte zich gedurende langere tijd heeft uitgegeven voor arts en als bedrijfsarts heeft gewerkt, terwijl hij niet over de benodigde diploma’s beschikte. Verdachte heeft kennelijk uit deze eerdere veroordeling geen lessen getrokken en is nog tijdens de proeftijd gerecidiveerd.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de rapporten die over verdachte zijn uitgebracht. Uit zowel het psychiatrische rapport van C.J.F. Kemperman van 26 augustus 2015, als uit het psychologische rapport van A. van der Donk van 26 augustus 2015, blijkt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat zij uitgaat van enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte bij het tenlastegelegde.
Daarnaast blijkt uit voornoemde rapporten dat de kans op recidive in te schatten is als matig tot hoog (psychiater) en verhoogd (psycholoog). De reclassering komt in haar rapport van 10 september 2015 tot een hoog recidiverisico. De reclassering adviseert in het aanvullende rapport van 31 december 2015 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat de reclassering de kans van slagen van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden te klein acht. Ook de psychiater adviseert geen behandeling op te leggen, omdat de kans op recidivevermindering bij een behandeling niet aannemelijk wordt geacht. Ter terechtzitting heeft de rechtbank ook bij verdachte doorgevraagd of hij gemotiveerd is voor een behandeling. Verdachte kon echter ter terechtzitting geen behandeldoel benoemen en heeft al eerder, na de vorige strafzaak in 2013, een behandeling gehad. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft uit het requisitoir van de officier van justitie afgeleid dat de strafeis voor een groot deel samenhangt met de verwerpelijkheid van het feit dat verdachte met leugens relaties is aangaan met de verschillende aangeefsters. De rechtbank maakt dit op uit het feit dat de officier van justitie heeft gevraagd om de openbaarmaking van dit vonnis, heeft gewezen op de gevolgen voor aangeefster [benadeelde 1] vanwege het feit dat zij een kind heeft gekregen van verdachte, alsmede uit het feit dat de officier van justitie wijst op de gevaren van het hebben van onbeschermde seks met verschillende vrouwen tegelijkertijd. De rechtbank moet echter vaststellen dat, hoe moreel verwerpelijk deze gedragingen ook kunnen worden geacht, dit op zichzelf geen strafbare feiten zijn, zodat hieraan bij het bepalen van de strafmaat slechts zeer beperkt betekenis toekomt. De rechtbank wijkt daarom in de strafoplegging fors af van de eis van de officier van justitie. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat zij, in tegenstelling tot de officier van justitie, tot vrijspraak komt van de oplichting van zes van de tien vrouwen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
De officier van justitie heeft daarnaast de openbaarmaking van het vonnis verzocht. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding, gelet op het beperkte aantal bewezen verklaarde oplichtingsgevallen en wijst dit verzoek af.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van alle vorderingen van de benadeelde partijen gevorderd deze geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van alle vorderingen van de benadeelde partijen wat betreft de immateriële schade aangevoerd dat dit een te grote belasting voor het strafgeding oplevert, omdat niet eenvoudig is vast te stellen of het smartengeld niet in grote mate veroorzaakt wordt door het in relationele zin bedrogen zijn van de benadeelde partijen.
Wat betreft het materiële deel heeft de verdediging steeds het deel betwist dat ziet op de gebruikelijke uitgaven binnen de relatie. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de kosten voor een SOA-test niet in rechtstreeks verband staan met het eventuele strafbare handelen van verdachte en derhalve niet voor vergoeding in aanmerking komen.
9.3
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering ingediend ter hoogte van € 15.850,39, bestaande uit € 1.400,- aan immateriële schade en € 14.450,39 aan materiële schade.
9.3.1
Het oordeel van de rechtbank
Toegewezen
Het is komen vast te staan dat [benadeelde 1] als gevolg van het hiervoor onder feit 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 13.186,32 (dertienduizend honderdzesentachtig euro en tweeëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Afgewezen
De kosten voor het door de benadeelde partij gebruikte eigen risico van € 375,-, voor een bloedonderzoek in verband met het uitsluiten van een SOA en de behandeling bij een psycholoog, houden geen rechtstreeks verband met het strafbare feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
Niet-ontvankelijk
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het betreft hier allereerst het deel van de vordering dat ziet op immateriële schade. De gevorderde immateriële schade lijkt met name verband te houden met het feit dat de benadeelde partij in de relatie bedrogen is door verdachte. Niet eenvoudig is vast te stellen of en in hoeverre de immateriële schade rechtstreeks verband houdt met het strafbare feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld.
Daarnaast zal het gedeelte van de materiële schade zoals opgevoerd onder punt 2 van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De goederen waarvan onder punt 2 vergoeding wordt gevorderd, zien op de onder feit 2 aan verdachte ten laste gelegde verduistering. Verdachte is van dat onderdeel van de tenlastelegging echter vrijgesproken.
9.4
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]
De benadeelde partij [benadeelde 8] heeft een vordering ingediend ter hoogte van
€ 6.277,56, bestaande uit € 1.400,- aan immateriële schade en € 4.877,56 aan materiële schade.
9.4.1
Het oordeel van de rechtbank
Toegewezen
Vast is komen te staan dat [benadeelde 8] als gevolg van het hiervoor onder feit 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 3.871,32 (zegge drieduizend achthonderdéénenzeventig euro en tweeëndertig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Niet-ontvankelijk
Het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het betreft hier allereerst het deel van de vordering dat ziet op immateriële schade. De immateriële schade lijkt met name verband te houden met het feit dat de benadeelde partij in de relatie is bedrogen door verdachte. Niet eenvoudig is vast te stellen of en in hoeverre de immateriële schade rechtstreeks verband houdt met het strafbare feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld.
Daarnaast zal het overige gedeelte van de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. Het betreft hier door de benadeelde partij geclaimde uitgaven waarvan gebruikelijk is om deze in een relatie over en weer voor elkaar te betalen, zoals geld voor benzine, boodschappen, en verjaardagscadeaus.
9.5
De vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1]
De benadeelde partij [aangeefster 1] heeft een vordering ingediend ter hoogte van
€ 4.745,97, bestaande uit € 750,- aan immateriële schade en € 3.995,97 aan materiële schade.
9.5.1
Het oordeel van de rechtbank
Toegewezen
Vast is komen vast te staan dat [aangeefster 1] als gevolg van het hiervoor onder feit 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 3.995,97 (zegge drieduizend negenhonderdvijfennegentig euro en zevenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Niet-ontvankelijk
Het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dat gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het betreft het deel van de vordering dat ziet op immateriële schade. De immateriële schade lijkt met name verband te houden met het feit dat de benadeelde partij in de relatie is bedrogen door verdachte. Niet eenvoudig is vast te stellen of en in hoeverre de immateriële schade rechtstreeks verband houdt met het strafbare feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld.
9.6
De vordering van de benadeelde partij [aangeefster 2]
De benadeelde partij [aangeefster 2] heeft een vordering ingediend ter hoogte van € 1.653,87, bestaande uit € 600,- aan immateriële schade en € 1.053,87 aan materiële schade.
9.6.1
Het oordeel van de rechtbank
Toegewezen
Vast is komen te staan dat [aangeefster 2] als gevolg van het hiervoor onder feit 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 882,63 (zegge achthonderdtweeëntachtig euro en drieënzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Afgewezen
De kosten voor de SOA-test die de benadeelde partij heeft laten uitvoeren à € 91,24, houden geen rechtstreeks verband met het strafbare feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
Niet-ontvankelijk
Het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dat gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het betreft hier allereerst het deel van de vordering dat ziet op immateriële schade. De immateriële schade lijkt met name verband te houden met het feit dat de benadeelde partij in de relatie bedrogen is door verdachte. Niet eenvoudig is vast te stellen of en in hoeverre de immateriële schade rechtstreeks verband houdt met het strafbare feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld.
Daarnaast zal het overige gedeelte van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. Het betreft hier door de benadeelde partij geclaimde uitgaven waarvan gebruikelijk is om deze in een relatie over en weer voor elkaar te betalen, namelijk twee maal geld voor benzine.
9.7
De vordering van de benadeelde partij [aangeefster 5]
De benadeelde partij [aangeefster 5] wordt, gelet op de vrijspraak van de onder feit 1 ten laste gelegde oplichting van deze [aangeefster 5] , niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 7 augustus 2015 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 10/766004-13, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 16 oktober 2013 van de rechtbank Rotterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Deze proeftijd liep tot 30 oktober 2015.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14g, 24c, 36f, 45, 57, 63, 139f, 225, 318, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder feit 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 2: verduistering, meermalen gepleegd;
Feit 3 subsidiair: poging tot afdreiging;
Feit 4: gebruik makend van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd;
Feit 5: valsheid in geschrift.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
De vorderingen van de benadeelde partijen
- Wijst de vordering van
[benadeelde 1]gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 13.186,32 (dertienduizend honderdzesentachtig euro en tweeëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering af wat betreft het bedrag van € 375,-.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 13.186,32 (dertienduizend honderdzesentachtig euro en tweeëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 100 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
- Wijst de vordering van
[benadeelde 8]toe tot een bedrag van € 3.871,32 (zegge drieduizend achthonderdéénenzeventig euro en tweeëndertig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 8] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 8] aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.871,32 (zegge drieduizend achthonderdéénenzeventig euro en tweeëndertig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 48 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
- Wijst de vordering van
[aangeefster 1]toe tot een bedrag van € 3.995,97 (zegge drieduizend negenhonderdvijfennegentig euro en zevenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.995,97 (zegge drieduizend negenhonderdvijfennegentig euro en zevenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 49 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
- Wijst de vordering van
[aangeefster 2]toe tot een bedrag van € 882,63 (zegge achthonderdtweeëntachtig euro en drieënzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering af voor wat betreft het bedrag van € 91,24.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 2] aan de Staat te betalen het bedrag van € 882,63 (zegge achthonderdtweeëntachtig euro en drieënzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 17 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
- Verklaart
[aangeefster 5]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
De vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 10-766004-13
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 16 oktober 2013 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een
gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter,
mrs. K.J. Veenstra en J.A. Spee, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2016.
De griffier is niet in staat dit vonnis
mee te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 3 juni 2015 te Utrecht en/of te Rotterdam, althans in Nederland, (meermalen) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen:
door (telkens) het opzettelijk aannemen van een valse naam, te weten:
  • [naam]
  • [naam]
  • [naam]
  • [naam]
althans een valse naam,
en/of
door (telkens) het opzettelijk aannemen van een valse hoedanigheid, te weten:
  • Chirurg in opleiding bij het Erasmus Ziekenhuis te Rotterdam
  • Thoraxchirurg in opleiding
  • Cardiochirurg in opleiding bij het Erasmus Medisch Centrum
  • Thoraxchirurg
  • Thoraxchirurg in opleiding bij een ziekenhuis te Zwolle en/of te Rotterdam
  • Chirurg die zich specialiseert op thoraxgebied
althans een valse hoedanigheid,
en/of
door (telkens) een of meer listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, te weten:
door (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- een vertrouwensband en/of een (affectieve) relatie aan te gaan (met de hierna te noemen perso(o)n(en))
en/of
door (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (tegen de hierna te noemen perso(o)n(en)) mondeling en/of via een of meer what’s app berichten en/of een of meer sms-berichten en/of social media, althans via internet, te vertellen en/of mee te delen en/of te zeggen, dat (hij, verdachte,):
  • een lening van de ABN Amro Bank niet goed was afbetaald, waardoor er maandelijks bedragen van zijn, verdachtes, rekening werden geïncasseerd
  • geboren is op [1982]
  • van (half) Italiaanse en/of (half) Franse afkomst is
  • in (november 2014) naar Italië moest om aldaar zijn (overleden) vader te begraven, althans diens begrafenis te regelen en/of bij te wonen,
  • een studieschuld had voor zijn opleiding en dat hij, verdachte, in februari 2015 een laatste aflossing moest doen
  • zijn pinpas/bankpas was gestolen en/of dat hij, verdachte, althans zijn pinpas/bankpas, was geskimmed (waardoor hij zijn pinpas/bankpas niet kon gebruiken, althans waardoor hij geen geldbedragen kon opnemen en/of uitgeven en/of waardoor hij een geldschuld had) en/of zijn bankrekening was geblokkeerd
  • op 22 april 2014 een zitting had bij de rechtbank inzake skimming
  • er beslag op zijn salaris/loon was gelegd
  • er op 3 juni 2013 in zijn, verdachtes, appartement, gelegen aan het adres [adres] , was ingebroken (waarbij (onder meer) een I-Phone was weggenomen)
  • zijn, verdachtes, vader op 20 oktober 2014 was opgenomen in het ziekenhuis in Uden , althans op die dag in dat ziekenhuis (als patiënt) verbleef,
  • wanneer hij zijn studie zou hebben afgrond en/of wanneer hij een baan als arts en/of chirurg en/of (medisch) specialist zou hebben en/of wanneer hij een/zijn (salaris)bonus zou ontvangen, hij geld/salaris zou (gaan) verdienen/ontvangen/hebben, waardoor/waarmee hij (onder meer) (geleende) geldbedragen zou (kunnen) terugbetalen en/of een of meer van de hierna te noemen personen zou kunnen/gaan onderhouden
althans door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels,
een of meer personen (met wie hij, verdachte, (telkens) via een datingsite op internet contact heeft gelegd en/of is aangegaan), te weten:
  • [benadeelde 8]
  • [aangeefster 2]
  • [aangeefster 1]
  • [benadeelde 3]
  • [aangeefster 4]
  • [benadeelde 1]
  • [benadeelde 2]
  • [aangeefster 5]
  • [aangeefster 3]
  • [benadeelde 4]
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten (telkens) een of meer geldbedragen en/of goederen en/of het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld;
(artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 3 juni 2015 te Rotterdam, althans in Nederland, (meermalen) opzettelijk een goed, te weten:
  • drie armbanden en/of een pannenset en/of een handdoeken set en/of een frans namenboekje en/of een combimagnetron van het merk Delonghi Lattissima en/of een Nespresso Lungo apparaat en/of 10 (lichtroze) borden van het merk PIP en/of 4 borden van het merk Zara Home en/of een toilettas van het merk Estee Lauder met inhoud en/of een lingerie setje en/of een campagne cooler, (telkens) toebehorende aan [benadeelde 1] en/of
  • een telefoon (merk I-Phone), toebehorende aan [benadeelde 2] en/of
  • een koelkast, toebehorende aan [benadeelde 3] en/of
  • een armband, toebehorende aan [benadeelde 4] en/of
  • een paspoort, toebehorende aan [benadeelde 5] en/of
  • een (chip)pas (van de Postbank), toebehorende aan [benadeelde 6] en/of
  • een ING-pas/bankpas, toebehorende aan [benadeelde 7] ,
in elk geval (telkens) enig goed toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als lener en/of vinder en/of houder en/of bezitter, onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 10 september 2014 en/of op of omstreeks 30 januari 2015 te Utrecht en/of te Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of van (een) openbaring van (een) geheim(en), [benadeelde 8] , in elk geval een of meer anderen, heeft gedwongen tot het teniet doen van een inschuld (van een bedrag van in totaal € 4.820,00, althans een of meer geldbedragen) en/of tot het aangaan van een schuld, immers heeft verdachte die [benadeelde 8] (op 10 september 2014) (via what’s app) een foto toegezonden/gestuurd (waarop (onder meer) het (deels) ontblote lichaam van die [benadeelde 8] zichtbaar was) en/of (daarbij) die [benadeelde 8] (via what’s app) heeft toegevoegd, althans een tekstbericht gezonden, waarin hij, verdachte, zegt/schrijft/aangeeft: “Ik heb nog foto’s van je” en/of “Ik heb er meer” en/of “Dus doe geen domme dingen” en/of “Be wise” en/of “Fair deal” en/of heeft verdachte die [benadeelde 8] (op 30 januari 2015) (via what’s app) toegevoegd, althans een tekstbericht gezonden, waarin hij, verdachte, zegt/schrijft/aangeeft: “Be wise” en/of “Als je hiermee doorgaat gaan jouw lieve schattige foto’s naar Roche”;
(artikel 318 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 september 2014 en/of op of omstreeks 30 januari 2015 te Utrecht en/of te Rotterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van een geheim, [benadeelde 8] te dwingen tot het teniet doen van een inschuld (van een bedrag van in totaal € 4.820,00, althans een of meer geldbedragen) en/of tot het aangaan van een schuld, immers heeft verdachte die [benadeelde 8] (op 10 september 2014) (via what’s app) een foto toegezonden/gestuurd (waarop (onder meer) het (deels) ontblote lichaam van die [benadeelde 8] zichtbaar was) en/of (daarbij) die [benadeelde 8] (via what’s app) heeft toegevoegd, althans een tekstbericht gezonden, waarin hij, verdachte, zegt/schrijft/aangeeft: “Ik heb nog foto’s van je” en/of “Ik heb er meer” en/of “Dus doe geen domme dingen” en/of “Be wise” en/of “Fair deal” en/of heeft verdachte die [benadeelde 8] (op 30 januari 2015) (via what’s app) toegevoegd, althans een tekstbericht gezonden, waarin hij, verdachte, zegt/schrijft/aangeeft: “Be wise” en/of “Als je hiermee doorgaat gaan jouw lieve schattige foto’s naar Roche”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 3 juni 2015 te Utrecht en/of te Den Haag en/of te Amsterdam en/of te Rotterdam, althans in Nederland, (meermalen) gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een smartphone, althans een mobiele telefoon met camera(functie), en/of een camera, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk van een of meer personen, te weten [benadeelde 8] en/of [benadeelde 1] en/of [aangeefster 3] en/of [benadeelde 4] , welke perso(o)n(en) (telkens) aanwezig was/waren in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een of meer afbeelding(en) en/of een of meer filmopname(n) heeft vervaardigd en/of ter beschikking gehad en/of gehouden;
(artikel 139f van het Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 23 mei 2014 te Hilversum en/of te Rotterdam, althans in Nederland, een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een leningsovereenkomst (opgemaakt/gesloten door/tussen [A] en/of [aangeefster 1] en/of hem, (verdachte), valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en), te weten [A] en/of [aangeefster 1] , te doen gebruiken,
(artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900-2014224377 (onderzoek 09DEBET15) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , d.d. 28 februari 2015, p. 211.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , d.d. 28 februari 2015, p. 212.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , d.d. 28 februari 2015, p. 213.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , d.d. 28 februari 2015, p. 215.
6.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016.
7.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 8] , d.d. 14 augustus 2014, p. 67.
8.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 8] , d.d. 14 augustus 2014, p. 68.
9.Het proces-verbaal van bevindingen – nader verhoor [benadeelde 8] , d.d. 11 juni 2015, p. 93.
10.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016.
11.Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 1] , d.d. 4 maart 2015, p. 128.
12.Bijlage bij het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 1] , d.d. 4 maart 2015, p. 132.
13.Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 1] , d.d. 4 maart 2015, p. 129.
14.Het schriftelijke bescheid, te weten een leningsovereenkomst, d.d. 23 mei 2014, p. 133.
15.Het proces-verbaal van bevindingen – nader verhoor [aangeefster 1] , d.d. 11 juni 2015, p. 158.
16.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016.
17.Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 2] , d.d. 23 februari 2015, p. 116.
18.Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 2] , d.d. 23 februari 2015, p. 117.
19.Het proces-verbaal van bevindingen – nader verhoor [aangeefster 2] , d.d. 10 juni 2015, p. 125.
20.Het proces-verbaal van bevindingen – nader verhoor [aangeefster 2] , d.d. 10 juni 2015, p. 126.
21.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016.
22.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016.
23.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 bjuli 2015, p. 471 e.v.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 juli 2015, p. 475.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 juli 2015, p. 471.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 juli 2015, p. 472.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 juli 2015, p. 472.
28.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , d.d. 13 maart 2015, p. 322.
29.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , d.d. 13 maart 2015, p. 323.
30.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016.
31.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] , d.d. 28 februari 2015, p. 195.
32.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] , d.d. 28 februari 2015, p. 196.
33.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016.
34.Het proces-verbaal van bevindingen – verklaring [benadeelde 4] , d.d. 18 juni 2015, p. 404.
35.Het proces-verbaal van bevindingen – verklaring [benadeelde 4] , d.d. 18 juni 2015, p. 405.
36.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016.
37.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde 8] , d.d. 1 oktober 2014, p. 101.
38.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde 8] , d.d. 1 mei 2015, p. 104.
39.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde 8] , d.d. 1 oktober 2014, p. 102.
40.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde 8] , d.d. 1 mei 2015, p. 105.
41.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 juni 2015, p. 110.
42.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 juni 2015, p. 111.
43.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016.
44.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde 8] , d.d. 29 juli 2015, p. 113-114.
45.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde 1] , d.d. 24 juli 2015, p. 319-320.
46.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster 3] , d.d. 30 juli 2015, p. 398-400.
47.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde 4] , d.d. 24 juli 2015, p. 408-409.
48.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 augustus 2015, p. 460-465.
49.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016.
50.Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 1] , d.d. 4 maart 2015, p. 128-130.
51.Het geschrift, te weten een leningsovereenkomst tussen [A] / [aangeefster 1] en [naam] , d.d. 23 mei 2014, p. 133.
52.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2016.