4.3.2De bewijsmiddelen met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
De verklaring van [slachtoffer 2] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven.
Op 5 juli 2015 was ik samen met collega [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) aan het werk in de [winkel] aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Rond 17.05 uur hebben wij de winkel afgesloten. We pakten de twee kassalades en de twee afroomboxen. De sleutels van de afroomboxen had ik op zak. Met de beide kassa’s en afroomboxen zijn ik en [slachtoffer 1] vervolgens naar de kantoorruimte c.q. het magazijn achter in de winkel gelopen. Nadat we de tweede deur met de code hadden geopend kwamen wij in het grote magazijn. Wij liepen vervolgens naar het kantoortje en terwijl wij daar liepen werden we plotseling ingesloten door twee personen. Eén van de personen kwam voor ons staan en de andere persoon stond achter ons. Ik zag dat de persoon die voor ons stond een pistool in zijn hand had.
Ik kan deze personen als volgt omschrijven:
Dader 1: licht getinte man, 1,75-1,80 meter groot, sprak met een Marokkaanse tongval (straattaal), zwarte kleding en zwarte bivakmuts.
Dader 2: man, 1,80-1,85 meter groot, sprak met een Marokkaanse tongval (straattaal), dun postuur, droeg een wit mond- stofkapje, zwart baseballpetje en zwarte kleding.
Dader 1 kwam op ons afgelopen en zei: “dit is een overval, blijf rustig, we willen geld en maak de kassa’s en kluizen open”. Hij stond zo dichtbij dat hij met zijn linkerhand mijn rechterbeen aantikte en het pistool op mij gericht hield. Ik zag dat hij het pistool ter hoogte van mijn buik gericht hield. Ik zei tegen dader 1: “ok, ok, werken mee. Ik hoorde dader 1 tegen mij en [slachtoffer 1] zeggen: “sorry, maar ik moet jullie zo vast binden met tie-rips”. Ik heb toen ook gezien dat dader 2 tie-rips in zijn hand had. Daarna wilden de daders dat ik de grote kluis zou openmaken. Ik zag dat dader 2 met de afroomkluizen bezig was. Later zag ik dat de afroomkluizen open waren. Ik heb de sleutels van de afroomboxen niet aan de daders gegeven dus die moeten ze dan zelf gepakt hebben. Gelukkig lukte het uiteindelijk om de kluis te openen. In de kluis lagen rollen met wisselgeld. Deze hebben de daders uit de kluis meegenomen. Hierna wilden de daders dat ik de kassalades opende. Ik heb toen de eerste kassalade geopend. Ik zag dat dader 2 het geld uit de geopende kassa pakte en dit in de zwarte rugzak deed. Ik zag dat dader 1 de bakjes met geld uit de kassalade pakte en die omkiepte in de zwarte rugzak. Hierna moest ik de andere kassalade van dader 1 openen. Dader 2 vroeg hoe de afroomboxen open moesten. Ik weet niet wat er is gebeurd maar even later zag ik dat de afroomboxen open waren en volgens mij stopten ze het geld in de tassen. Terwijl ze de spullen in de tas deden hoorde ik de daders allebei een keer zeggen dat ze ons moesten vastbinden met tie-rips. Uiteindelijk zijn wij niet vastgebonden. Wij moesten toen wel beloven dat wij 5 a 10 minuten niet zouden bellen nadat de daders weg waren gegaan. Ik hoorde dader 1 nog zeggen: “ik ken je gezicht. Ik weet wie je bent. Ik doe jullie niets aan dus jullie hoeven ons ook niets aan te doen” Ik voelde dat als een bedreiging.
Rond 16.00 uur was [verdachte] (de rechtbank begrijpt het dossier lezende: verdachte [verdachte] ) in de winkel. [verdachte] is een stagiair bij de [winkel] . [verdachte] was aan het winkelen en vroeg of hij even naar de wc mocht. Ik zei dat het goed was en zag dat [verdachte] naar achteren liep. Deze wc zit op een plek waar ook de personeelsruimte, het magazijn en het kantoortje zijn. Hij heeft alle codes om binnen te komen en kon daardoor naar achter lopen. Ongeveer vijf minuten later kwam [verdachte] terug in de winkel.
De verklaring van [aangever] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven.
Ik doe aangifte van een diefstal met geweld, gepleegd op 5 juli 2017 op de [winkel] aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Ik werd om 17.30 uur gebeld door [slachtoffer 2] dat ze waren overvallen. Ik heb de bewakingsbeelden gezien en het verhaal van [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1] ) gehoord. (..) Het vermoeden bestaat dat de overvallers via de nooduitgang binnen zijn gekomen. Het is namelijk niet op de beelden te zien dat de overvallers het magazijn binnen kwamen via de normale ingang. Op de normale ingang hangt namelijk een camera gericht. In de kassa’s en afroomboxen zat in totaal € 5.550,17 euro. Uit de kluizen is € 957,50 euro weggenomen. In totaal is € 6.507,67 weggenomen door de overvallers. Dit is eigenlijk alleen maar cashgeld, muntjes en briefjes. € 77,50 van dit totaalbedrag blijken VVV bonnen te zijn.
Ik hoorde dat [verdachte] , een oud stagiair, bij ons was langsgeweest deze zondag. Hij is sinds begin juni 2015 niet meer bij ons werkzaam. Hij kwam nog geregeld langs. Ik heb de beelden bekeken van de zaak, nadat de winkel was overvallen. Ik zag dat [verdachte] naar de ruimte liep van het magazijn. [verdachte] beschikt over de codes om in het magazijn te komen. Ik zag dat hij ongeveer twee minuten weg was en vervolgens weer op de beelden verscheen.
Op maandagen wordt de inhoud van de afroomboxen en de kassa’s geleegd. Het geld wordt dan gestort op een rekening van [winkel] . De overvallers zijn dus op het, voor hun, meest gunstige moment langs gekomen.
Sleutels van de afroomboxen hangen normaal gesproken in het sleutelkastje. Ik weet niet hoe en door wie de afroomboxen zijn geopend. Ik begreep van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] dat zij dat niet hadden gedaan. Kennelijk hebben de overvallers dat zelf gedaan. Het valt mij op dat zij wisten hoe ze dat moesten doen en welke sleutel zij daarvoor moesten hebben. De nooduitgang kan alleen van binnenuit open.
De bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven
Op zondag 5 juli 2015, omstreeks 18.00 uur hebben wij een onderzoek ingesteld op de mogelijke vluchtroute van verdachten welke omstreeks 17:29 uur een overval zouden hebben gepleegd op de [winkel] op de [adres] te [vestigingsplaats] . Omstreeks 18.13 uur troffen wij op de Louterlaan te Utrecht in de bosschages een zwart/oranje kleurige pet, twee zwartkleurige handschoenen en een mondstofkapje aan.
Sporen op het mondkapje werden veiliggesteld en voorzien van SINAAIE2669NL.
De bevindingen van [verbalisant 3] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven
Op 5 juli 2015 omstreeks 17:35 uur vond er een gewapende overval plaats op een [winkel] vestiging aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Op de camerabeelden van de [winkel] is onder andere te zien dat één van de daders als volgt is gekleed: (..) donkerkleurige pet met een fel oranje klep en gekleurde letters aan de voorzijde, wit mondkapje voor het gezich ten donkerkleurige handschoenen met een lichtkleurig onbekend logo. Op 5 juli 2015 werden kort na de overval een donkerkleurige pet met een fel oranje klep en gekleurde letters aan de voorzijde, een wit mondkapje en donkerkleurige handschoenen in de bossages aangetroffen. De locatie waar de goederen zijn aangetroffen bevindt zich in de zeer nabije omgeving van de plaats delict. De op de vluchtroute aangetroffen pet, handschoenen en stofkapje vertonen een sterke gelijkenis met de pet, handschoenen en stofkapje die door een van de daders werden gedragen tijdens de overval.
Het deskundigen rapport van The Maastricht Forensic Institute, opgemaakt door dr. P.J. Herbergs, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige
De rand van het masker is bemonsterd met een stub (AAIE2669NL#02). Het DNA-profiel van een bemonstering van de rand van het masker (AAIE2669NL#02) is op 28 augustus 2015 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor Strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [verdachte] (RABB9343NL), geboren op [1995] (DNA-profielcluster 25683).
De matchkans tussen de betreffende DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het gevonden DNA-spoor is kleiner dan één op één miljard.
De bevindingen “sporenonderzoek” van [verbalisant 4] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven
Op 5 juli 2015 werd door mij bij de [winkel] een onderzoek naar sporen ingesteld. Ik zag dat er een gang achter de [winkel] langs liep van de zijde Columbuslaan naar de zijde in het winkelcentrum. Boven de deur aan de zijde van het winkelcentrum was een camera aanwezig die kennelijk schuin weg was geduwd. Vanuit de gang was het magazijn van de [winkel] via twee deuren te bereiken. (..) Aan de twee deuren was geen braakschade zichtbaar. De deuren zouden afgesloten zijn geweest volgens de normale procedure.
De bevindingen van [verbalisant 5] “uitkijken videobeelden [winkel] rond overval” voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven
Op 5 juli 2015, omstreeks 17.15 uur vond er een overval plaats op de [winkel] , gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Deze winkel werd middels camera’s bewaakt. Daarnaast waren er meerdere camera’s in de omgeving van de winkel die beelden registreerden. Uit onderzoek ter plaatse bleek dat de Blokker en het Servicecentrum Utrecht camera’s hadden die mogelijk beelden hadden geregistreerd van de aankomst en/of vertrek van de overvallers en van de aanwezigheid van verdachte [verdachte] (de rechtbank begrijpt het dossier lezende: [verdachte] ). Deze werden inbeslaggenomen en aan mij overgedragen. Ik heb de beelden op 16 juli 2015 bekeken. Op de beelden waren tijdsindicaties te zien, bij eerder onderzoek ter plaatse bleek dat alle camera’s (nagenoeg) de juiste tijdsaandoening weergeven. (..)
16:36:32 uur: de verdachte is te zien terwijl hij bij een medewerkster (in de [winkel] ) staat. Deze medewerkster verklaarde dat [verdachte] haar vroeg of hij gebruik mocht maken van het toilet in het magazijn.
16:36:56 uur: kort daarna is te zien dat hij een code intoetst op het paneel bij het magazijn.
16:36:58 uur: Vervolgens gaat hij het magazijn binnen;
16:37:14 uur: enkele seconden nadat verdachte [verdachte] het magazijn is ingegaan, is te zien dat twee overvallers vanaf de Beneluxlaan richting de achterzijde van de [winkel] lopen.
16:37:41 uur: ze lopen naar de achteringang van de [winkel] ;
16:37:45 uur: de verdachten gaan voor de deur staan, waardoor ze nagenoeg onzichtbaar worden voor de camera’s. Dit komt omdat de deur ongeveer 30 centimeter diep in de gevel staat;
16:37:51 uur: na 28 seconden gaat de deur open en is te zien dat daders 1 en 2 naar binnen gaan;
16:39:10 uur: iets meer dan een minuut later komt verdachte [verdachte] het magazijn weer uit, richting het winkelgebied;
(..)
17:14:46 uur: rond 17:15 uur is te zien dat twee medewerkers van de [winkel] het kantoor binnen komen, samen met de twee overvallers. Hierbij was te zien dat de man met de bivakmuts een vuurwapen gelijkend voorwerp vasthield;
17:15:06 uur: direct na binnenkomst werd de kluis door de medewerker van de [winkel] geopend;
17:15:41 uur: tijdens het openen van die brandkast, doorzoeken dader 1 en dader 2 de ruimte;
17:15:59 uur: te zien is dat dader 2 witte tie-rips bij zich draagt;
(..)
17:21:51 uur: enkele minuten later werd de brandkast geopend door de medewerker, waarna dader 1 en dader 2 een geldkist en enkele andere objecten uit de kluis halen en in de zwarte rugtas stoppen die dader 2 vasthield.
De bevindingen “histo * [telefoonnummer] ” (de rechtbank leest: * [telefoonnummer] ) van verbalisant [verbalisant 6] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven
Binnen het onderzoek naar de overval op personeel van de [winkel] op 5 juli 2015 zijn meerdere historische verkeersgegevens telefonie bevraagd. Onder ander werden de historische verkeersgegevens gevorderd van het telefoonnummer * [telefoonnummer] . Dit nummer was ten tijde van de overval in gebruik bij de verdachte [verdachte] . Er is gekeken naar de periode 5 juli 2015 van 14.45 uur tot 19.00 uur. Opvallend is dat er twee korte gesprekken zijn om 14.53 en 16.22 uur met het telefoonnummer * [telefoonnummer] . Om 16.43 en 16.55 uur is er sms-contact geweest tussen deze twee toestellen. Uit interceptie is vastgesteld dat het nummer * [telefoonnummer] in gebruik was bij [medeverdachte] . De tijdstippen van deze sms-contacten liggen in de periode dat de verdachten (de rechtbank leest: daders) binnengesloten waren bij de [winkel] . Naast het contact met * [telefoonnummer] waren er ook zeven contacten tussen de telefoon van [verdachte] en het telefoonnummer * [telefoonnummer] . De identiteit van de gebruiker van dit nummer kon niet worden vastgesteld. De contacten tussen deze nummers betreffen:
16:17:00 * [telefoonnummer] stuurt een sms naar * [telefoonnummer] ;
16:17:04 * [telefoonnummer] suurt een sms naar * [telefoonnummer] ;
16:22:27 en 16:22:19 * [telefoonnummer] ontvangt een tweetal smsjes van * [telefoonnummer] ;
16:23:03 en 16:23:06 * [telefoonnummer] stuurt een sms naar * [telefoonnummer] ;
16:32:19 en 16:32:21 * [telefoonnummer] ontvangt een tweetal smsjes van * [telefoonnummer] ;
16:36:37 en 16:36:40 * [telefoonnummer] ontvangt een tweetal smsjes van * [telefoonnummer] ;
16:37:06 * [telefoonnummer] wordt gebeld door * [telefoonnummer] , gesprek van 15 seconden.
De verklaring van verdachte [verdachte] voor zover hier van belang en zakelijk weergegven
* [telefoonnummer] is mijn nummer.
O: uit de tapgesprekken is gebleken dat de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer] jouw broer [medeverdachte] is. V: wat is jou reactie hierop?
A: ja mijn broertje.
O: verdachte knikt instemmend.