Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Het bestreden besluit ziet op de tijdelijke afsluiting van de tunnelverbinding tussen de Weeshuislaan en de Voorheuvel in Zeist gedurende de periode 26 september 2016 tot en met 30 november 2016 door middel van de plaatsing van hekwerken. Met het besluit beoogt verweerder de sloop van de tunnel en de realisatie van een nieuwe verbindingsweg op verkeersveilige wijze te laten plaatsvinden. De sloopwerkzaamheden starten op 26 september 2016 en duren naar verwachting tot eind november 2016.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder toegelicht dat, in verband met beoogde veranderingen in het centrum van Zeist, op 3 maart 2015 de centrumvisie “Beleef Zeist Groen, Gezond en Gastvrij” (de centrumvisie) is vastgesteld. Het doel is kort gezegd het realiseren van een compact kernwinkelcentrumgebied. Eén van de maatregelen die moet bijdragen aan de verbetering van het woon- en winkelklimaat is de herinrichting van de omgeving van de Markt en het Emmaplein. In dit kader wordt onder andere de tunnelverbinding tussen de Weeshuislaan en de Voorheuvel gesloopt. Om de werkzaamheden veilig te laten plaatsvinden is het noodzakelijk om de verkeersverbinding gedurende de werkzaamheden volledig buiten gebruik te stellen. De maatregel staat volgens verweerder geheel los van het ontwerpverkeersbesluit dat voorziet in de permanente afsluiting van de verbinding voor autoverkeer. Daarover loopt nog een zienswijzeprocedure. Zolang die procedure niet is afgerond wordt de verbindingsweg na de sloopwerkzaamheden opnieuw in gebruik genomen.
4. De voorzieningenrechter ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of verzoekster in deze zaak als belanghebbende kan worden aangemerkt.
5. Op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 8:1 van de Awb kan uitsluitend een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken en beroep instellen.
6. Zoals volgt uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), bijvoorbeeld de uitspraak van 1 oktober 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BF3911), is voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. 7. Volgens artikel 2 van de statuten van verzoekster heeft verzoekster, kort gezegd, ten doel het binnen de gemeente Zeist en waar nodig de aangrenzende gemeenten handhaven en bevorderen van de kwaliteit van wonen, leven en werken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het statutaire doel van verzoekster zo veelomvattend dat het onvoldoende onderscheidend is om op grond daarvan te kunnen oordelen dat het belang van verzoekster rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken. De voorzieningenrechter begrijpt echter uit de stukken en de toelichting van partijen ter zitting dat verzoekster de afgelopen jaren betrokken is geweest bij de ruimtelijke ontwikkelingen met betrekking tot de zogenoemde centrumvisie en dat zij in dat kader regelmatig bijeenkomsten heeft bezocht, burgerinitiatieven heeft gehouden en gebruik heeft gemaakt van inspraakgelegenheden. Gelet op deze feitelijke werkzaamheden acht de voorzieningenrechter voor dit stadium voldoende aannemelijk dat verzoekster het rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.
8. De voorzieningenrechter acht voorts een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening aanwezig, nu de tunnelverbinding met ingang van 26 september 2016 zal worden afgesloten. De voorzieningenrechter zal daarom overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
9. Verzoekster voert aan dat het bestreden besluit niet gepubliceerd is in de Nieuwsbode, een krant waarin verweerder dergelijke besluiten standaard meldt. Volgens verzoekster had het bestreden besluit eerst, conform de artikelen 3:11 en 3:12 van de Awb, ter inzage moeten worden gelegd en had een openbare kennisgeving moeten worden geplaatst in een dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad.
10. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit op 12 augustus 2016 is gepubliceerd in de Staatscourant. Gelet op artikel 3:42, tweede lid, van de Awb mocht verweerder voor de bekendmaking van dit besluit volstaan met een publicatie in een van overheidswege uitgegeven blad. De Staatscourant betreft een van overheidswege uitgegeven blad. Gelet hierop is het besluit op een juiste wijze bekendgemaakt. Het beroep van verzoekster op de artikelen 3:11 en 3:12 van de Awb treft geen doel, nu het bestreden besluit niet met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals neergelegd in afdeling 3.4 van de Awb, tot stand is gekomen. De artikelen 3:11 en 3:12 van de Awb zijn hier daarom niet van toepassing. Dat verweerder, zoals ter zitting is gebleken, voor verschillende besluiten verschillende publicatiemiddelen hanteert, wat naar de voorzieningenrechter begrijpt bij burgers voor verwarring kan zorgen, neemt niet weg dat in dit geval aan de vereisten van artikel 3:42, tweede lid, van de Awb is voldaan.
11. Verzoekster voert verder aan dat het bestreden besluit, anders dan verweerder betoogt, samenhangt met andere (ontwerp)verkeersbesluiten waarover nog een zienswijzeprocedure loopt. Met de sloop van de tunnel en de aanleg van een nieuwe verbindingsweg neemt verweerder volgens verzoekster een voorschot op de beoogde herinrichting van het centrum van Zeist, zoals neergelegd in de centrumvisie. Volgens verzoekster moeten de (ontwerp)verkeersbesluiten die in het kader van de centrumvisie zijn genomen en nog zullen worden genomen, in onderling verband worden afgewogen en moeten de nog lopende zienswijzeprocedures daarom worden afgewacht. Nu verweerder dit niet heeft gedaan, is volgens verzoekster sprake van strijd met de artikelen 3:2 en 3:4 van de Awb.
12. Verzoekster betoogt voorts dat verweerder de gevolgen van het bestreden besluit, alsook van de andere (ontwerp)verkeersbesluiten, voor de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer onvoldoende heeft onderzocht. Een dergelijk onderzoek is volgens verzoekster op grond van artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverweer (Babw) verplicht. Volgens verzoekster schiet verweerder ook tekort in de voorlichting en communicatie over de verkeersmaatregelen. Zo heeft verweerder bepaalde groepen burgers in bepaalde wijken wel gehoord, en andere groepen burgers in andere wijken niet. Ook heeft verweerder de burgers niet voldoende geïnformeerd over de te verwachte intensiteit van de toename aan verkeerstromen door bepaalde wijken als gevolg van de tijdelijke afsluiting, terwijl volgens verzoekster percentages bekend zijn.
13. De voorzieningenrechter merkt op dat, zoals ook ter zitting aan partijen is voorgehouden, uitsluitend ter beoordeling voorligt of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de tunnelverbinding tussen de Weeshuislaan en de Voorheuvel tijdelijk door middel van de plaatsing van hekwerken af te sluiten. Gelet op het feit dat op 5 juli 2016 een omgevingsvergunning is verleend voor het aanbrengen van een stempelconstructie in de tunnel, ter voorkoming van verzakking, en hiertegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend, alsook gelet op het feit dat de melding ten behoeve van de sloop op 23 augustus 2016 compleet en inhoudelijk akkoord is bevonden kan verzoekster met de onderhavige procedure tegen dit verkeersbesluit niet bereiken dat de sloop wordt tegengehouden. De voorzieningenrechter zal zich dan ook uitsluitend uitlaten over het onderhavige verkeersbesluit: de tijdelijke afsluiting met hekwerken van de tunnelverbinding.
14. Volgens rechtspraak van de ABRvS, bijvoorbeeld de uitspraak van 25 juli 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX2597), komt verweerder bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan verweerder om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet in strijd is met wettelijke voorschriften dan wel de afweging van de betrokken belangen zodanig onevenwichtig is dat verweerder niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. 15. Op grond van artikel 21 van het Babw vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
16. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit conform artikel 21 van het Babw heeft vermeld welke doelstellingen het verkeersbesluit beoogt en welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Verweerder heeft immers vermeld dat het verkeersbesluit beoogt de sloop van de tunnel en de aanleg van een nieuwe verbindingsweg op verkeersveilige wijze te kunnen laten plaatsvinden en heeft daarbij vermeld dat het besluit de in artikel 2, eerste lid, onder a en b, van de Wvw genoemde doelen dient. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit artikel 21 van het Babw niet dat verweerder, anders dan verzoekster heeft betoogd, een onderzoek had moeten doen.
17. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat verweerder alle bij het besluit betrokken belangen heeft afgewogen en in redelijkheid tot de door hem gemaakte afweging heeft kunnen komen. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat verweerder, zoals blijkt uit de stukken alsook uit de door verweerder ter zitting gegeven toelichting, de verkeerseffecten van de afsluiting op ruim 30 locaties in en rondom het centrum zal monitoren, er een omleidingsplan is, de omleiding op verschillende plekken is aangekondigd en er gebruik is gemaakt van een digitale afteller die de verkeersdeelnemers erop wijst dat er nog zoveel dagen te gaan zijn tot de afsluiting van de verbindingsweg. Verder zullen op verschillende strategische locaties verkeersregelaars worden ingezet om het verkeer de goede kant op te wijzen en heeft afstemming plaatsgevonden met de verkeerspolitie. Ook heeft verweerder toegelicht dat de tijdelijke afsluiting onder meer via advertenties in de Nieuwsbode en via www.zeist.nl en www.centrumzeistvernieuwt.nl onder de aandacht is gebracht. Verweerder heeft verder ter zitting verklaard dat de effecten van sluipverkeer gedurende de afzetting zal worden gemonitord en dat bij het ontstaan van eventuele knelpunten of overlastsituaties aanvullende maatregelen zullen worden getroffen. Dat de afsluiting voor een toename aan sluipverkeer kan zorgen, betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat daarmee het ontstaan van onveilige situaties een gegeven is. Met het pakket aan maatregelen wordt immers juist beoogd dit te voorkomen. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat verweerder het verkeersbesluit met voldoende zorgvuldigheid heeft genomen.
18. De voorzieningenrechter merkt verder op dat verzoekers eigenlijk hebben beoogd te voorkomen dat verweerder met onderhavig verkeersbesluit, de sloop van de tunnel en de aanleg van een nieuwe verbindingsweg, vooruitloopt op de kwestie die betrekking heeft op de centrumvisie, waarover nog een zienswijzeprocedure loopt. Nu uitsluitend het bestreden besluit ter beoordeling voorligt kan de voorzieningenrechter, zoals ter zitting aan partijen is voorgehouden, zich dan ook hier niet over uitlaten.
19. Alles overziend komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek moet worden afgewezen.
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.