ECLI:NL:RBMNE:2016:5412

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 oktober 2016
Publicatiedatum
11 oktober 2016
Zaaknummer
5299546 UM VERZ 16-6564
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een opgelegde boete voor het inrijden van een milieuzone in Utrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan over een administratieve sanctie die was opgelegd aan een man uit Grootschermer voor het inrijden van de Utrechtse milieuzone in 2015. De man had zijn oude dieselauto uitgeleend aan Telegraaf-columnist Rob Hoogland, die de geldigheid van de milieuzone wilde aanvechten. De kantonrechter oordeelde echter dat hij niet bevoegd was om de geldigheid van de milieuzone inhoudelijk te toetsen. De rechter moest uitgaan van de geldigheid van het besluit om de milieuzone in te stellen en kon enkel beoordelen of de boete terecht was opgelegd. Aangezien de man niet betwistte dat hij de milieuzone was ingereden, werd de boete van € 90,00 als terecht beschouwd.

Tijdens de zitting op 28 september 2016 heeft de man zijn bezwaren geuit, waaronder dat de gemeente Utrecht niet bevoegd was om een milieuzone in te stellen en dat deze in strijd was met internationale regelgeving. De kantonrechter verduidelijkte dat de bestuursrechter bevoegd is om te oordelen over besluiten van de overheid, en dat het college van burgemeester en wethouders van Utrecht het besluit tot het instellen van de milieuzone had genomen. Dit besluit was eerder door de bestuursrechter bevestigd, en er liep nog een hoger beroep bij de Raad van State.

De kantonrechter concludeerde dat de rechtmatigheid van het verkeersbesluit niet ter beoordeling stond in deze procedure. De man had erkend dat hij de gedraging had verricht en had enkel de procedure aangespannen om een inhoudelijk oordeel over de milieuzone te verkrijgen. De kantonrechter oordeelde dat er geen gronden waren om de beslissing van de officier van justitie onrechtmatig te verklaren, en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: 5299546 UM VERZ 16-6564
CJIB-nummer: 189462595

beslissing van de kantonrechter van 12 oktober 2016

inzake

[betrokkene] , te [adres] ,

hierna te noemen: betrokkene,
gemachtigde: mr. F. van der Loos.

Procesverloop

Bij inleidende beschikking is betrokkene een administratieve sanctie opgelegd.
De officier van justitie heeft op het door betrokkene ingestelde administratief beroep een beslissing genomen.
Tegen deze beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om op de zitting van 28 september 2016 hun zienswijze nader toe te lichten. Betrokkene is verschenen. Namens de officier van justitie is een zittingsvertegenwoordiger verschenen, werkzaam bij de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM).
De kantonrechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten en bepaald dat heden schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

Beoordeling

Bij beslissing op het administratief beroep heeft de officier van justitie de aan betrokkene opgelegde administratieve sanctie gehandhaafd en het beroep ongegrond verklaard.
Aan betrokkene is een sanctie opgelegd van € 90,00. Het gaat om een gedraging, verricht op
1 mei 2015 om 15:28 uur te Utrecht ( [adres] ) met de personenauto, kenteken [kenteken] : rijden in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan
2 wielen, bord C6 bijlage I RVV 1990.
Betrokkene voert – in de kern weergegeven – aan dat de gemeente Utrecht niet bevoegd was om een milieuzone in te stellen. Volgens hem is de milieuzone voorts in strijd met zowel het gemeenschapsrecht als artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Daarbij heeft betrokkene toegelicht dat de milieuzone in strijd is met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.
De officier van justitie heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat het beroep bij de kantonrechter ongegrond is.
Betrokkene heeft ter zitting erkend dat de gedraging is verricht. Hij heeft toegelicht dat de inzet van deze procedure – uitsluitend – is om van de kantonrechter een inhoudelijk oordeel te verkrijgen over de geldigheid van de milieuzone.
Bij besluit 4 november 2014, gewijzigd op 11 november 2014 (verder: het verkeersbesluit) heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (verder: het college) verkeersmaatregelen vastgesteld, inhoudende – kort gezegd – het instellen van een milieuzone. In bezwaar heeft het college dit besluit gehandhaafd. Een aantal betrokkenen heeft tegen dit besluit beroep in gesteld bij de rechtbank Midden-Nederland. Dit beroep is bij uitspraak van 22 januari 2016 ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak loopt thans een hogerberoepsprocedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 6:16, eerste lid, van de Awb schorst het bezwaar of beroep niet de werking van een besluit. Hieruit volgt dat op dit moment dient te worden uitgegaan van de rechtmatigheid van het verkeersbesluit. Ook de kantonrechter dient in deze procedure van deze rechtmatigheid uit te gaan. Het stelsel van bestuursrechtelijke rechtsbescherming verzet zich ertegen dat de kantonrechter – in dit geval als Mulderrechter, een bijzondere bestuursrechter – in een procedure over een administratieve sanctie een inhoudelijk oordeel geeft over de rechtmatigheid van het onderliggende verkeersbesluit, dat bovendien voorwerp is (geweest) van een beroepsprocedure bij de algemene bestuursrechter.
In lijn met het voorgaande bepaalt artikel 9, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften dat het beroep bij de Mulderrechter kan worden ingesteld ter zake, kort gezegd en voor zover hier van belang, dat (a) de gedraging niet is verricht of (b) de officier van justitie het bedrag van de administratieve sanctie lager of op nihil had moeten vaststellen. De onderliggende (verkeers)norm ligt dus niet ter beoordeling voor.
De door betrokkene ter zitting genoemde jurisprudentie van de Hoge Raad geeft de kantonrechter geen aanleiding tot een ander oordeel, omdat die betrekking heeft op geheel andere rechtsvragen. Het ging in die gevallen immers om – strafrechtelijke – procedures waarbij een algemeen verbindend voorschrift door de strafrechter werd getoetst aan hogere regelgeving.
Nu betrokkene geen gronden heeft gericht tegen de gedraging, ziet de kantonrechter geen grond voor het oordeel dat de bestreden beslissing van de officier van justitie onrechtmatig is.
Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

Beslissing

De kantonrechter:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. K.J. Veenstra, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare zitting van 12 oktober 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.
de griffier, de kantonrechter,
G.Z. Bont mr. K.J. Veenstra
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, Afdeling Strafrecht, locatie Utrecht, o.v.v. Mulderzaken, postbus 16005, 3500 DA Utrecht.
Let u erop dat u of uw gemachtigde het beroepschrift heeft ondertekend.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in uw beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting vraagt waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum toezending proces-verbaal: