ECLI:NL:RBMNE:2016:6490

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2016
Publicatiedatum
5 december 2016
Zaaknummer
UTR 16/2147
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening recht op AOW en duurzaam gescheiden leven na huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de herziening van het AOW-pensioen van eiseres, die sinds 5 juli 2015 een AOW-pensioen naar de norm van een alleenstaande ontvangt. Eiseres is op 21 december 2015 gehuwd met de heer [A] in Gambia. De Sociale Verzekeringsbank heeft het pensioen van eiseres per januari 2016 herzien naar de hoogte van een gehuwdenpensioen, omdat zij niet aannam dat eiseres en haar echtgenoot duurzaam gescheiden leven. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat zij en haar echtgenoot duurzaam gescheiden leven, ondanks hun huwelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres en haar echtgenoot ieder afzonderlijk hun leven leiden, zonder intentie tot samenwoning, en dat deze situatie bestendig is. De rechtbank oordeelt dat de herziening van het AOW-pensioen naar de norm van een gehuwde niet kan standhouden, omdat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. Het beroep van eiseres is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 16/2147

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C. Steijgerwalt),
en

Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Herder).

Procesverloop

Bij besluit van 9 februari 2016 heeft verweerder het pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (Aow) van eiseres per januari 2016 herzien tot de hoogte van een gehuwdenpensioen (het primaire besluit). Bij brief van 9 februari 2016 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt om aan eiseres een boete en een terugvordering op te leggen.
Bij besluit van 8 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard voor zover dit is gericht tegen de herziening, en niet ontvankelijk voor zover dit is gericht tegen de inhoud van de brief van 9 februari 2016.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft geen beroepsgronden gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen de inhoud van de brief van 9 februari 2016, zodat dit onderdeel van het bestreden besluit in dit geschil buiten beschouwing wordt gelaten.
2. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten, als vaststaand aan. Eiseres ontvangt sinds 5 juli 2015 een Aow-pensioen naar de norm van een alleenstaande. Op 21 december 2015 is eiseres in Gambia gehuwd met de heer [A] ( [A] ).
3. Verweerder heeft aan de wijziging van het Aow-pensioen naar de norm van een gehuwde ten grondslag gelegd dat eiseres sinds 21 december 2015 is gehuwd. Verweerder neemt niet aan dat eiseres en haar man duurzaam gescheiden leven. Verweerder acht daarvoor van belang dat er sprake is van een relatie, dat zij zeer regelmatig contact hebben, dat zij zich presenteren als gehuwden (ten minste aan de familie van haar echtgenoot), zodat er geen sprake is van afzonderlijk leven alsof er geen huwelijk is.
4. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot en dat door het huwelijk geen verandering in de feitelijke situatie is beoogd. Zij wijst ter onderbouwing daarvan op het volgende. Eiseres en haar man hadden ten tijde van de besluitvorming reeds 12 jaar een relatie. Zij hebben wekelijks contact via de telefoon. Zij gaat elk jaar zes weken bij [A] op bezoek in Gambia. Zij logeren dan in een hotel en haar man brengt die weken met haar door. [A] is nog nooit in Nederland geweest en de vrienden en familie van eiseres kennen hem niet. Er zijn geen plannen om samen te gaan wonen. [A] heeft zijn leven, werk, familie en vrienden in Gambia en eiseres heeft haar sociale leven, kind en kleinkind in Nederland. Zij hebben ieder een eigen inkomen en er is geen financiële verwevenheid. Eiseres is getrouwd vanwege culturele redenen. [A] is moslim en vanwege zijn geloofsovertuiging was het zijn wens en die van de familie om de relatie te bezegelen met een huwelijk.
5. Tussen partijen is in geschil of eiseres en haar echtgenoot duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW. In dat artikel is bepaald dat als ongehuwd mede wordt aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
6. De rechtbank overweegt dat naar vaste rechtspraak, bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 april 2010, ECLI:CRVB:2010:BM3105, sprake is van duurzaam gescheiden leven indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beiden of één hunner gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door hen beiden, althans door één hunner, als bestendig is bedoeld. Dit zal moeten blijken uit de feitelijke omstandigheden van het geval. Verder geldt dat in het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk de betrokken partners de intentie hebben een echtelijke samenleving – al dan niet op termijn – aan te gaan. Onder omstandigheden kan vanaf de huwelijksdatum van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken, mits dat ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 maart 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO6231.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder de door eiseres geschetste feitelijke situatie, zoals hiervoor onder 4 is opgenomen, niet heeft betwist, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een situatie dat ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en dat deze toestand in dit geval door hen beiden als bestendig is bedoeld. Beide huwelijkspartners wonen in verschillende landen en er is geen intentie tot samenwoning. In de periode dat eiseres in Gambia verblijft, verblijven eiseres en haar echtgenoot in een hotel en niet in de woning van de echtgenoot. Er is niet gebleken van enige financiële verwevenheid. Dat eiseres en haar echtgenoot een affectieve relatie hebben en zich naar de buitenwereld toe wel presenteren als echtpaar, leidt naar het oordeel van de rechtbank nog niet tot een echtelijk samenleven. Bovendien is deze situatie bestendig, nu de rechtbank aannemelijk acht dat eiseres deze situatie niet wil veranderen.
8. Nu verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat eiseres en haar echtgenoot niet duurzaam gescheiden leefden, kan de omzetting naar een gehuwdenpensioen geen standhouden. Het beroep is gegrond.
9. Gelet op het voorgaande, laat de rechtbank hetgeen overigens in beroep is aangevoerd onbesproken.
10. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de herziening van het Aow-pensioen;
- laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
- herroept het primaire besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. Falkmann, rechter, in aanwezigheid van
mr. P. Bruins, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.