2.3Het oordeel van de rechtbank
Het uitgangspunt voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel vormt het onder 1 genoemde vonnis van deze rechtbank van 10 maart 2016.
Uit dit vonnis volgt dat [veroordeelde] (verder: veroordeelde) is veroordeeld voor (kortweg) deelname aan een criminele organisatie met [A] , [B] , [C] , [D] , [E] en [F] , in de periode van 1 april 2012 tot en met 3 februari 2015 en het opzettelijk telen en opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten in de hennepkwekerijen Hilversum I, Hilversum II en Veenendaal I in de periode van 1 april 2012 tot en met 3 februari 2015.
De grondslag voor het opleggen van de ontnemingsmaatregel
Het openbaar ministerie heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Op grond hiervan is het mogelijk om de ontnemingsmaatregel op te leggen voor feiten waarvoor veroordeelde is veroordeeld en voor andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door veroordeelde zijn begaan.
Het openbaar ministerie heeft gevorderd om aan veroordeelde de ontnemingsmaatregel op te leggen in verband met zijn betrokkenheid bij:
- hennepkwekerijen Hilversum I, Hilversum II en Veenendaal I, op grond van de veroordeling in de strafzaak;
- hennepkwekerijen Schoonhoven, Veenendaal II en Utrecht, nu er voldoende aanwijzingen bestaan voor de betrokkenheid van veroordeelde bij deze hennepkwekerijen.
De rechtbank ziet zich daarom eerst voor de vraag gesteld of er voldoende aanwijzingen bestaan voor de betrokkenheid van veroordeelde bij de hennepkwekerijen Schoonhoven, Veenendaal II en Utrecht. De term “voldoende aanwijzingen” betekent dat slechts aannemelijk hoeft te zijn dat veroordeelde deze feiten heeft begaan (NJ 2002, 55).
Hennepkwekerij [adres] in [woonplaats]
Op 20 april 2007 is een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen op de eerste verdieping van het pand aan de [adres] in [woonplaats] . Op de vloer van de hennepkwekerij is een zestal sigarettenpeuken gevonden. In de hennepkwekerij is een vuilniszak gevonden met daarin een waterpomp. Het DNA-profiel dat is veiliggesteld uit het speeksel op deze sigarettenpeuken heeft een match opgeleverd met het DNA-profiel van veroordeelde. Het dactyloscopisch spoor aan de buitenzijde van de vuilniszak heeft een match opgeleverd met de ringvinger van de rechterhand van veroordeelde.
De vondst van deze sporen levert een aanwijzing op voor enige betrokkenheid van veroordeelde bij de hennepkwekerij in het pand aan de [adres] in [woonplaats] .
Naar het oordeel van de rechtbank is dit echter onvoldoende om aannemelijk te achten dat veroordeelde bij het telen van hennep in deze kwekerij was betrokken. Evenmin is op grond van het voorgaande aannemelijk geworden dat veroordeelde uit dit feit voordeel heeft behaald.
De rechtbank zal hennepkwekerij Schoonhoven derhalve niet in de berekening van het door veroordeelde genoten voordeel betrekken.
Hennepkwekerij [adres] in [woonplaats]
Op 15 augustus 2011 is op de tweede etage van het pand [adres] in [woonplaats] (Veenendaal II) een hennepkwekerij aangetroffen. Op de eerste etage werden hennepresten, bloembakken en afval aangetroffen. Op de begane grond bevond zich een stellage met daaronder een zevental blauwe vaten met in twee vaten resten van hennepplanten.
In een asbak die in een ruimte op de begane grond van het pand [adres] stond zijn twee sigarettenpeuken gevonden. Daarnaast is een tweede sigarettenpeuk gevonden op de vloer van de tweede etage van het pand [adres] . Het DNA-profiel dat is veiliggesteld uit het speeksel op deze sigarettenpeuken is telkens hetzelfde DNA-profiel. Dit DNA-profiel heeft een match opgeleverd met het DNA-profiel van veroordeelde.
De vondst van deze sporen levert een aanwijzing op voor enige betrokkenheid van veroordeelde bij de hennepkwekerij in het pand aan de [adres] in [woonplaats] .
Naar het oordeel van de rechtbank is dit echter onvoldoende om aannemelijk te achten dat veroordeelde bij het telen van hennep in deze kwekerij was betrokken. Evenmin is op grond van het voorgaande aannemelijk geworden dat veroordeelde uit dit feit voordeel heeft behaald.
De rechtbank zal hennepkwekerij Veenendaal II derhalve niet in de berekening van het door veroordeelde genoten voordeel betrekken.
Hennepkwekerij [adres] in [woonplaats]
Op 29 januari 2015 is het pand aan de [adres] in [woonplaats] doorzocht. In het pand zijn resten van cannabisplanten gevondenen ook boobytraps (zoals doorgezaagde traptreden), vernielde wandcontactdozen en leidingen en sporen van getimmerde tussenwanden die inmiddels ook al weer waren verwijderd.Bij onderzoek aan de elektriciteitsinstallatie werd gezien dat diverse zegels van de meterbehuizing en de hoofdzekeringenkast waren verbroken en dat deze elders in de meterkast lagen.
Veroordeelde is de gebruiker van een Jeep Cherokeemet kenteken [kenteken] en een Volkswagen Touareg met kenteken [kenteken] .In de periode tussen 11 september 2014 en 16 oktober 2014 is de Jeep Cherokee zeven keer geparkeerd op de [straat] in [woonplaats] en één keer op de [adres] , voor perceel [nummer] . Dat was op 5 oktober 2014. De [straat] is een omliggende straat van de [adres] .Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn herhaalde aanwezigheid in de nabijheid van dit pand.
Op 14 november 2014 zijn warmtebeelden gemaakt van de panden aan de [adres] in [woonplaats] . Uit deze warmtebeelden is gebleken dat het bovenste deel van het pand aan de [adres] meer warmte uitstraalde dan de omringende panden.
[E] heeft verklaard dat hij het pand aan de [adres] in [woonplaats] heeft leeggehaald. Volgens [E] heeft er een hennepkwekerij in het pand gezeten.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het aannemelijk dat in het pand aan de [adres] in [woonplaats] een hennepkwekerij heeft gezeten. De rechtbank acht op grond van het vorenstaande voorts aannemelijk dat veroordeelde betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij aan de [adres] in [woonplaats] en ook dat hij daaruit wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
Aantal oogsten in hennepkwekerij [woonplaats]
Het pand aan de [adres] in [woonplaats] is op 29 januari 2015 doorzocht. Op dat moment werd geen hennepkwekerij in het pand aangetroffen.Afgaand op metingen via de elektriciteitsmeter wordt uitgegaan van hennepteelt in het pand aan de [adres] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 20 november 2014.
In de periode van 13 tot en met 18 november 2014 heeft [D] in het pand aan de [adres] in [woonplaats] overnacht.
Volgens een verklaring van veroordeelde werd er in hennepkwekerijen overnacht als er oogstrijpe hennepplanten stonden.Volgens een verklaring van [E] moest in de hennepkwekerijen worden geslapen om te voorkomen dat er inbrekers zouden komen.
Zoals hiervoor reeds omschreven is veroordeelde in oktober 2014 gezien op en in de omgeving van de [adres] . In die periode was in het pand aan de [adres] een in werking zijnde hennepkwekerij aanwezig.
Gelet hierop en rekening houdend met de periode waarin veroordeelde op en bij de [adres] is gezien, acht de rechtbank het aannemelijk dat veroordeelde betrokken is geweest bij één oogst in het pand aan de [adres] in [woonplaats] en daaruit voordeel heeft genoten.
Feiten waarvoor een veroordeling is gevolgd
Oogsten in hennepkwekerijen Hilversum I en II
Uit het vonnis in de strafzaak volgt dat veroordeelde is veroordeeld voor het medeplegen van het telen van hennep in de kwekerijen Hilversum I, Hilversum II en Veenendaal I. Veroordeelde heeft de hennepkwekerijen in het pand aan de [adres] te [woonplaats] (Hilversum I en II) bijgehouden door water te geven, knippers op te halen en reparaties te verrichten.
Veroordeelde is ook betrokken geweest bij de hennepkwekerij aan de [adres] in [woonplaats] door deze bij te houden, onderhoud te verrichten, water te geven en met knippers te komen.
Volgens veroordeelde is sprake geweest van één oogst in hennepkwekerij Hilversum II.In Hilversum I zijn volgens hem hooguit drie of vier oogsten geweest.
De rechtbank zal bij het bepalen van het aantal oogsten in het voordeel van veroordeelde uitgaan van betrokkenheid bij drie oogsten in hennepkwekerij Hilversum I. Daarnaast zal zij, met veroordeelde, uitgaan van één oogst in Hilversum II.
Oogsten in hennepkwekerij Veenendaal I
Op 15 december 2014 is in een bedrijfspand aan de [adres] in [woonplaats] een hennepkwekerij aangetroffenmet kweekruimten (ruimten A, B, C en D in unit IV) met (in totaal) 1140 hennepplanten van zes weken oud en een kweekruimte (ruimte E in unit IV) met 1048 hennepplanten van vijf weken oud.
In de hennepkwekerij Veenendaal I heeft in juni 2014 brand gewoed. Veroordeelde is vlak voor de brand bij deze hennepkwekerij betrokken geraakt.
Uit handgeschreven aantekeningen van [D] volgt dat de brand heeft gewoed op
6 juni.
De periode van 1 juni 2014 tot en met 15 december 2014 omvat 29 weken. Het is een feit van algemene bekendheid dat de kweekcyclus van hennepplanten een periode van tien weken bedraagt. Op grond van het voorgaande is aannemelijk dat in hennepkwekerij Veenendaal I twee oogsten zijn geweest in de periode dat veroordeelde bij hennepkwekerij Veenendaal I betrokken was.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat veroordeelde betrokken is geweest bij (in totaal) zeven oogsten in de hennepkwekerijen Hilversum I, Hilversum II, Veenendaal I en Utrecht.
De vergoeding voor veroordeelde
Veroordeelde heeft verklaard dat hij een vergoeding ontving van € 10.000,00 per oogst voor de werkzaamheden die hij verrichte in en ten behoeve van de hennepkwekerijen.
In de woning van [B] is een schrift met handgeschreven aantekeningen gevonden.In dit schrift zijn (onder meer) onderstaande aantekeningen gemaakt:
“Bussum
€ 7500 huur 3x
€ 1500 Bolle 3x
€ 5,355 stekke
€ 1,470 stekke
€ 625 voeding
€ 165 (aarde tent)
€ 150 zagbe (3 dagen)
x x x x x
x x x x x
x x x x x
€ 4,000 knippers (2 dage)
€ 2,000 kniphok (2 dage)
€ 1,250 voor het droge
x x x x x
x x x x x
x x x x x
€ 10,000 [veroordeelde] ”.
Onderzoek PAVO
In onderzoek PAVO is vastgesteld dat [veroordeelde] en [A] , samen met anderen, betrokken waren bij hennepkwekerijen die in 2010 zijn aangetroffen.Uit de in het onderzoek PAVO opgenomen vertrouwelijke communicatie (OVC, gesprek van 20 januari 2010)is gebleken dat [veroordeelde]
(de rechtbank begrijpt: veroordeelde)erbij bleef slapen en dat [veroordeelde] een katvangertje is die per hok 10.000 beurt om het bij te houden.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het aannemelijk dat veroordeelde per oogst een bedrag van € 10.000,00 heeft ontvangen voor de door hem verrichte werkzaamheden in de hennepkwekerijen Hilversum I, Hilversum II, Veenendaal I en Utrecht.
Kosten
Namens veroordeelde is verzocht om rekening te houden met kosten die veroordeelde heeft gemaakt ten behoeve van het verrichten van zijn werkzaamheden in hennepkwekerijen. Het gaat hierbij om telefoonkosten, benzinekosten en kosten voor werkkleding.
Uit de aantekeningen in het onder [B] in beslag genomen schrift volgt dat er meerdere bedragen zijn genoemd in relatie tot “ [veroordeelde] ”. De rechtbank wijst in dit verband op de aantekening van “€ 250 [veroordeelde] ” (pagina 6080, dossier Algemene Bevindingen) en op de aantekening “200 [veroordeelde] ” (pagina 6081, dossier Algemene Bevindingen). De rechtbank houdt het ervoor dat deze bedragen kostenvergoedingen zijn, die reeds aan veroordeelde zijn uitbetaald. De door veroordeelde opgevoerde kosten zijn niet op een andere manier aannemelijk geworden. Bij het bepalen van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt dan ook geen rekening gehouden met de (beweerdelijk) door veroordeelde gemaakte kosten.
Draagkracht
Namens veroordeelde is een draagkrachtverweer gevoerd.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (NJ 2007, 195) heeft een draagkrachtverweer alleen dan kans van slagen als aanstonds duidelijk is dat de veroordeelde op dat moment en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben. Deze situatie doet zich in het geval van veroordeelde niet voor.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat, vast op een bedrag van 7 oogsten x € 10.000,00 is
€ 70.000,00.
Betalingsverplichting
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van omstandigheden gebleken die aanleiding zijn om het door veroordeelde te betalen bedrag op de voet van artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht lager vast te stellen dan het geschatte voordeel.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank aan veroordeelde de verplichting opleggen om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 70.000,00aan de Staat te voldoen.