7.5De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Landwehr heeft in zijn reactie van
24 augustus 2016 opgemerkt dat voorop staat dat bezien moet worden of een werknemer in de eigen functie kan hervatten en dat daartoe de mogelijkheid geboden dient te worden, zoals eiseres ook heeft gedaan. Omdat in dit geval enkele maanden voor einde wachttijd nog geen concreet uitzicht was op uitbreiding van het aantal uren bij eiseres en niet zeker was of uitbreiding zou slagen, mocht volgens de arbeidsdeskundige niet voorbij worden gegaan aan het ondernemen en voortzetten van acties gericht op spoor 2.
8. De rechtbank overweegt dat uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, af te leiden is dat voor eiseres en de werkneemster voorop stond dat werkneemster terug zou keren in haar eigen functie, al dan niet met enkele aanpassingen. Zo is werkneemster vanaf 14 oktober 2014 al vier dagen zes uur per dag aan het werk geweest op de zogenoemde lichte operatiekamer. Terecht had eiseres in die periode zekerheidshalve ook spoor 2 al opgestart. Gaandeweg zijn de uren daarna uitgebreid en was het realistisch om te verwachten dat terugkeer in de eigen functie ook daadwerkelijk zou gaan lukken. Een medische ingreep op 25 maart 2015, die noodzakelijk was voor verdere re-integratie in haar eigen functie, maakte dat werkneemster in mei 2015 een aantal andere werkzaamheden op de afdeling heeft verricht. Uit het in die periode afgesproken opbouwschema hebben verweerders arbeidsdeskundigen conclusies getrokken die eiseres afdoende heeft weerlegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres aan de hand van de stukken voldoende aannemelijk gemaakt dat het verloop van de re-integratie zodanig was, dat terugkeer in de eigen functie daadwerkelijk mogelijk zou zijn. Eiseres heeft in mei 2015 in redelijkheid de afweging gemaakt dat verdere activiteiten in spoor 2, in de zin van concrete sollicitaties en gesprekken bij andere werkgevers, de re-integratie en volledige terugkeer naar de eigen functie zou tegenwerken. De rechtbank stelt vast dat verweerder - ook in beroep - onvoldoende heeft gemotiveerd dat concrete activiteiten in spoor 2 in redelijkheid in deze specifieke situatie toch van eiseres te vergen waren, terwijl alles erop duidde dat voortgaan in spoor 1 tot gehele hervatting van werkneemster in haar eigen werk zou leiden. Dit blijkt ook te zijn gelukt, aangezien de werkneemster per einde wachttijd weer volledig aan het werk is en er op die datum minimaal loonwaardeverlies is, omdat werkneemster nog niet onregelmatig werkt. Dat leidt ertoe dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres tekort is geschoten in haar re-integratie-inspanningen.
9. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat verweerder ten onrechte een loonsanctie heeft opgelegd aan eiseres. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit van
23 juli 2015 te herroepen. De rechtbank bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Dit betekent dat de opgelegde loondoorbetalingsverplichting komt te vervallen en dat verweerder geen nieuw besluit op het bezwaar van eiseres hoeft te nemen.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 331,- aan haar te vergoeden. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder op grond van het bepaalde in de artikelen 7:15 en 8:75 van de Awb in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van zowel het bezwaar als het beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.732,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de nadere reacties van eiseres van 13 juni 2016 en 8 augustus 2016, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).