ECLI:NL:RBMNE:2017:3382

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
7 juli 2017
Zaaknummer
16/707803-15, 16/659714-16 (ttz. gevoegd) en 16/659333-17 (ttz. gevoegd)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot liquidatie en andere strafbare feiten na onvoldoende bewijs

Op 7 juli 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man, die werd verdacht van een poging tot liquidatie van zijn neef in 2015 in Utrecht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, waaronder de poging tot moord, verboden wapenbezit, brandstichting en poging tot woninginbraak. De rechtbank oordeelde dat het bewijs tegen de verdachte onvoldoende was. Getuigenverklaringen over de schutter waren te algemeen en niet specifiek genoeg om de verdachte te identificeren. Het slachtoffer had aanvankelijk verklaard de dader niet te hebben gezien, maar later beweerde hij zeker te weten dat de verdachte de schutter was. De rechtbank vond deze verklaring niet betrouwbaar, mede door tegenstrijdigheden en de geruchtenstroom binnen de familie. Ook de verklaringen van familieleden werden als onbetrouwbaar beschouwd, omdat zij wisten dat hun gesprekken door de politie werden afgeluisterd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de poging tot liquidatie of de andere strafbare feiten. De benadeelde partij, de broer van de verdachte, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde feit. De rechtbank compenseerde de kosten van partijen, zodat ieder de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/707803-15, 16/659714-16 (ttz. gevoegd) en 16/659333-17 (ttz. gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 juli 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
postadres: [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 maart 2016, 14 juni 2016, 20 september 2016, 24 januari 2017,
20 juni en 23 juni 2017. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 20 juni en 23 juni 2017.
De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. N.W.A. Dekens, advocaat te Alkmaar.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, alsmede de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is ter terechtzitting van 20 juni 2017 gewijzigd.
De tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, neer op het volgende:
Parketnummer 16/707803-15
Primair, medeplegen poging [slachtoffer] van het leven te beroven met voorbedachte raad op 12 november 2015 te Utrecht;
Subsidiair, medeplegen zware mishandeling van [slachtoffer] met voorbedachte raad op 12 november 2015 te Utrecht;
Meer subsidiair, medeplegen poging zware mishandeling met voorbedachte raad, dan wel poging zware mishandeling van [slachtoffer] op 12 november 2015 te Utrecht;
Parketnummer 16/659714-16
1. Voorhanden hebben van een pistool (categorie III) op 12 november 2015 te Utrecht;
2. Primair, brandstichting in een auto op 12 november 2015 te Utrecht;
Subsidiair, vernieling van een auto op 12 november 2015 te Utrecht;
Parketnummer 16/659333-17
Poging diefstal in vereniging op 19 mei 2016 te Bilthoven door middel van een valse sleutel en/of braak en/of verbreking.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/707803-15, 16/659714-16 en 16/659333-17 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1, 2, 3 en 4.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEOORDELING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht zowel feit 1, als de feiten 2, 3 en 4 wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 baseert de officier van justitie zich op de mogelijke motieven die (voor verdachte) aan het plegen van feit 1 ten grondslag zouden liggen, de verklaringen van (onder meer) de broer van het slachtoffer en de broer van verdachte, de OVC-gesprekken en de tapgesprekken. De officier van justitie stelt dat op basis van deze bewijsmiddelen, niet telkens op zichzelf, maar een en ander in onderlinge samenhang en tijdsverband bezien, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1, en daarmee tevens onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan. Voorts stelt de officier van justitie dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan, met name op grond van het DNA-profiel dat is aangetroffen op het mes dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, de verklaring van getuige [getuige] en het tapgesprek tussen de broers van verdachte, [benadeelde 1] (tevens benadeelde partij) en [A] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 heeft de raadsvrouw daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs biedt om verdachte aan de ten laste gelegde feiten te koppelen. De raadsvrouw heeft daartoe (onder meer) gesteld dat technisch bewijs ontbreekt, dat er voornamelijk verklaringen van ‘horen zeggen’ zijn en dat met de inhoud van de OVC-gesprekken en tapgesprekken in het algemeen, maar zeker in deze situatie, voorzichtig moet worden omgegaan. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte ontkent en een alibi heeft.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw zich evenzeer op het standpunt gesteld dat onvoldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt vast dat het dossier geen direct bewijs bevat dat verdachte de schutter is geweest, dan wel dat hij bij het schietincident betrokken is geweest. De daadwerkelijke ooggetuigen verklaren – samengevat en overeenstemmend gezegd - dat de schutter een lange man betrof met een tenger postuur die licht, dan wel donker getint was. De man was geheel in het donker gekleed, had een capuchon op zijn hoofd en een sjaal voor zijn mond en neus. Dit signalement is op zich zelf genomen te algemeen en te weinig specifiek om verdachte als de schutter aan te merken.
Vervolgens zitten er in het dossier aanwijzingen die in de richting van verdachte wijzen.
Zo noemt het slachtoffer na twee dagen in het ziekenhuis tegenover familieleden de naam van verdachte, omdat hij van anderen zou hebben gehoord dat het verdachte was die op hem geschoten heeft. Hij zegt daarna ook (voor het eerst) dat hij een afspraak had met verdachte en dat verdachte de enige was die van die afspraak wist. Ondanks onderzoek aan de telefoons van het slachtoffer en van verdachte is deze afspraak niet komen vast te staan.
Evenmin is voor de rechtbank komen vast te staan dat het slachtoffer de dader heeft gezien.
Weliswaar zegt het slachtoffer enkele dagen na het schietincident heel zeker te
wetendat verdachte de dader is, maar direct na het schietincident heeft hij meermalen verklaard dat hij niet weet wie de dader is en dat hij hem niet (in het gezicht) heeft
gezien.
De tapgesprekken, verklaringen en handelingen van familieleden die daarop volgen zijn in feite allemaal veronderstellingen en aannames gebaseerd op de suggestie van het slachtoffer dat verdachte de dader moet zijn. Opvallend is dat deze gesprekken en verklaringen niet alleen onderlinge, maar ook innerlijke tegenstrijdigheden bevatten. Bovendien zijn deze gesprekken en verklaringen ‘van horen zeggen’ en worden zij niet bevestigd door de bronverteller. Alles overziend bevatten deze gesprekken en verklaringen aantoonbare onjuistheden, dan wel worden zij niet bevestigd door enig steunbewijs. De rechtbank acht de inhoud van de gesprekken en verklaringen voorts weinig betrouwbaar vanwege de geruchtenstroom die in gang is gezet, de onderlinge familiebanden en de onderliggende belangen van betrokkenen. Bovendien blijkt uit het dossier dat betrokkenen zich bewust zijn van de omstandigheid dat hun gesprekken worden afgeluisterd door de politie.
Verder is er bijvoorbeeld de sms van [A] , de broer van verdachte, die op 31 mei 2016 aan de politie bericht dat hij wist dat het slachtoffer en verdachte die avond een afspraak hadden en dat hij wist dat verdachte tezamen met een andere broer van plan was om het slachtoffer wat aan te doen. Nog daargelaten dat [A] te kampen heeft met persoonlijke problematiek en hij zeer wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard tegenover de politie, de rechter-commissaris en de rechtbank, wordt de informatie die hij geeft noch in andere verklaringen noch in technisch bewijs bevestigd. De rechtbank acht de informatie die [A] in die sms en daarop volgende verklaring geeft, en die de officier van justitie als daderinformatie aanduidt, van onvoldoende gewicht om daaraan enige betekenis toe te kennen, mede gelet op alle ontwikkelingen en problemen binnen de familie. Bovendien komt [A] een half jaar na het incident met deze verklaring, toen het onderzoek al in een ver gevorderd stadium was.
Tot slot overweegt de rechtbank nog dat, hoewel de verklaring van verdachte -bijvoorbeeld over zijn alibi- niet waterdicht is, deze ook niet geheel weerlegbaar is.
Concluderend is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de schutter was, dan wel dat hij betrokken was bij het schietincident. Zowel voor het plegen als voor het medeplegen bevat het dossier onvoldoende bewijs.
Nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zal de rechtbank hem daarvan vrijspreken.
4.3.2.
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 2 en 3
De feiten 2 en 3 hangen dusdanig met feit 1 samen dat zij niet los daarvan gezien kunnen worden.
Gelet op het vorenstaande geldt ook ten aanzien van deze feiten naar het oordeel van de rechtbank dat zij niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, zodat verdachte hiervan eveneens dient te worden vrijgesproken.
4.3.3.
Vrijspraak ten aanzien van feit 4
Uit onderzoek is gebleken dat het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen op een mes dat is gevonden in de woning na de inbraak, terwijl het daar volgens aangever niet zou horen. De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat het aantreffen van een spoor met daarop lichaamsmateriaal waarvan het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte niet zonder meer betekent dat het verdachte moet zijn geweest die de (poging tot) inbraak heeft gepleegd. Nu het gaat om DNA op een verplaatsbaar object kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het mes op die plek is beland doordat verdachte ten tijde van de inbraak zelf fysiek in de woning is geweest. De vraag is dan of er voldoende steunbewijs is om te komen tot een bewezenverklaring. De officier van justitie heeft onder meer gewezen op een tapgesprek tussen de broer van verdachte, [A] , en een NNman. De rechtbank hecht hieraan minder waarde dan de officier van justitie. Zoals hierboven reeds uiteengezet, heeft dit te maken met de geruchtenstroom die in gang is gezet, de onderlinge familiebanden en de onderliggende belangen van betrokkenen. Nu aanvullend bewijs voor de betrokkenheid van verdachte ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.

5.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1] (broer van verdachte) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van feit 4 en vordert een bedrag van € 15.236,99. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren.
De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
  • verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
  • heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
- compenseert de kosten van partijen aldus dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. de Stigter, voorzitter,
mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock en P.A.M. Wijffels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/707803-15
Primair
hij op of omstreeks 12 november 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer]
van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij,
verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- met die [slachtoffer] afgesproken dat die [slachtoffer] op een
bepaald moment naar een bepaalde locatie in Utrecht zou komen en/of
- in de buurt van een afgesproken locatie die [slachtoffer] opgewacht
en/of
- met een vuurwapen meerdere kogels op die (in een auto wachtende) [slachtoffer]
afgevuurd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 wetboek van strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 november 2015 te Utrecht tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met
voorbedachte rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten
meerdere schotverwondingen, heeft toegebracht, door
- met die [slachtoffer] af te spreken dat die [slachtoffer] op een
bepaald moment naar een bepaalde locatie in Utrecht zou komen en/of
- in de buurt van een afgesproken locatie die [slachtoffer] op te
wachten en/of
- met een vuurwapen meerdere kogels op die (in een auto wachtende) [slachtoffer]
af te vuren;
art 303 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 12 november 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer]
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en
rustig overleg, althans met dat opzet, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of
hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- met die [slachtoffer] afgesproken dat hij op een bepaald moment naar
een bepaalde locatie in Utrecht zou komen en/of
- in de buurt van een afgesproken locatie die [slachtoffer] opgewacht
en/of
- met een vuurwapen meerdere kogels op die (in een auto wachtende) [slachtoffer]
afgevuurd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 45 wetboek van strafrecht
art 302 wetboek van strafrecht
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 16-659714-16
1.
hij op of omstreeks 12 november 2015 te Utrecht een vuurwapen van categorie
III, te weten een pistool (Pietro Beretta cal. 7.65), voorhanden heeft gehad;
Art 26 lid 1 WWM
2.
Primair
hij op of omstreeks 12 november 2015 te Utrecht (op of nabij de Mignon,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk brand heeft
gesticht in/aan een personenauto (VW Golf), immers heeft verdachte toen aldaar
opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met bekleding en/of onderdelen
van het interieur van die auto, althans met (een) brandbare stof(fen), ten
gevolge waarvan de bekleding en/of het interieur van die auto geheel of
gedeeltelijk is / zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor die auto en/of de ter plaatse aanwezig beplanting,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 november 2015 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk
een personenauto (VW Golf), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
onbruikbaar gemaakt:
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 16/659333-17
Primair
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, ter uitvoering
van liet door verdachte en/of zijn medeverdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de
[adres] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel
of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1]
en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededaders) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg Le nemen goederen en/of geld onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel en/of braak en/of
verbreking, met zijn mededader(s), althans alleen,
- een sleutel van een sleutelhouder hebben/heeft gevraagd in verband met de
veiligheid van anderen en/of
- die woning zijn/is binnengegaan en/of
- in die woning de alarminstallatie hebben/heeft vernield en/of
- in de meterkast van die woning de stroomvoorziening van die woning
hebben/heef t vernield, althans uitgeschakeld en/of
- de afdekkapjes van meerdere stopcontacten in die woning hebben/heeft
verwijderd,
waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Bilthoven, gemeente De Bilt, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) een geldbedrag (te weten in totaal
€ 14.500,-), in elk geval enig goed, toebehorende aan [benadeelde 1]
en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft weggenomen, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goeder(en) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van gebruikmaking van een valse sleutel en/of braak en/of verbreking.