5.3Het beroep van eiseres op het gebruiksovergangsrecht slaagt niet, zodat verweerder ook voor deze woning bevoegd was tegen het met het bestemmingsplan strijdige gebruik handhavend op te treden.
6. De voorzieningenrechter komt voor [woning 1 en 2] en [woning 3] tot de conclusie dat verweerder bevoegd was handhavend op te treden.
7. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Concreet zicht op legalisatie en vertrouwensbeginsel
8. Eiseres voert aan dat op basis van verweerders brief van 20 april 2015 sprake is van een concreet zicht op legalisatie voor in ieder geval de bewoning van het bijgebouw [woning 3] . Daarnaast doet zij voor beide situaties een beroep op het vertrouwensbeginsel. Voor de woning [woning 1 en 2] stelt zij dat verweerder in bezwaar heeft erkend dat de dubbele bewoning onder het gebruiksovergangsrecht valt. Daarmee heeft verweerder het recht om handhavend op te treden verspeeld, aldus eiseres. Ten aanzien van de woning [woning 3] wijst eiseres op de brieven van 7 juni 2013 en 20 april 2015, waaruit een duidelijke en schriftelijke toezegging van verweerder blijkt om niet (meer) op te treden tegen het gebruik als woning.
9. Volgens vaste rechtspraak strekt het vertrouwensbeginsel niet zo ver dat een door een bestuursorgaan gewekte verwachting altijd moeten worden gehonoreerd. Dat geldt des te minder in het geval dat sprake is van een expliciet verzoek om handhaving van derde-belanghebbende zoals hier aan de orde. Verweerder heeft er verder ter zitting terecht op gewezen dat alle drie de brieven niet zijn gericht aan eiseres, zodat zij er slechts indirect een beroep op kan doen. Met verweerder is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat geen sprake is van een ongeclausuleerde toezegging aan eiseres ten aanzien van [woning 3] . Ten aanzien van de [woning 1 en 2] overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder een eerder ingenomen standpunt kan wijzigen naar aanleiding van nieuwe inzichten of ontwikkelingen. Dat houdt in dit geval een wrange uitkomst voor eiseres in, maar is nu eenmaal wel inherent aan een volledige heroverweging in bezwaar. Niet valt in te zien waarom verweerder het advies van de bezwaarschriftencommissie niet heeft kunnen overnemen op dit punt. Daaraan voegt de voorzieningenrechter toe dat verweerder vanwege zijn gewijzigde standpunt de begunstigingstermijn voor deze woning heeft gewijzigd in
1 november 2017. Voor verdere compensatie ziet de voorzieningenrechter geen plaats nu uit de door eiseres overgelegde facturen niet concreet valt af te leiden welke posten zien op de woningen [woning 1 en 2] en [woning 3] en ook niet verder is onderbouwd waaruit de schade dan precies bestaat. Het betoog van eiseres slaagt niet.
10. Wat door eiseres is aangevoerd, leidt gelet op het bovenstaande niet tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Ook ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding te bepalen dat verweerder het griffierecht dient te vergoeden.