ECLI:NL:RBMNE:2017:491

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2017
Publicatiedatum
3 februari 2017
Zaaknummer
16-652735-16, 16-175158-16, 01-845005-15 (tul) en 16-652629-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal, poging tot diefstal en opzetheling, met betrokkenheid van cocaïne en heroïne

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 18 januari 2017, is de verdachte aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder diefstal in vereniging door middel van braak, poging tot diefstal, opzetheling en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De tenlastelegging omvat onder andere diefstallen bij een restaurant en een bedrijf in Utrecht, alsook pogingen tot diefstal uit voertuigen in Amsterdam. De verdachte is op 4 januari 2017 ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Hoekzema. De officier van justitie, mr. T. Tanghe, heeft de vordering en standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij getuigenverklaringen en camerabeelden zijn gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [restaurant 1] en [bedrijf 1]. De rechtbank heeft ook de rechtmatigheid van het verkregen bewijs beoordeeld en geoordeeld dat er geen sprake was van vormverzuimen die het bewijs zouden uitsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/652735-16, 16/175158-16, 01/845005-15 (tul) en 16/652629-14 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 18 januari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres 1] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2017. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M. Hoekzema, advocaat te Utrecht .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en de raadsvrouw, namens verdachte, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van 16/652735-16:
feit 1:op 19 mei 2016 te Utrecht , samen met een ander een tablet, een koksmes en sleutels van [restaurant 1] heeft gestolen door middel van braak.
feit 2:op 16/17 mei 2016 te Utrecht , samen met een ander een geldbedrag van ongeveer 500 euro, flessen jenever en een telefoon van [bedrijf 1] heeft gestolen door middel van braak.
feit 3: op 8/9 december 2015 te Amsterdam, heeft geprobeerd goederen te stelen uit de auto van [benadeelde 1] , door het vernielen van een ruit en de middenconsole.
feit 4: op 29/30 april 2016 te Amsterdam, uit de auto van [benadeelde 2] een navigatiesysteem heeft gestolen, door het vernielen van een ruit.
feit 5
Primair:op 12 november 2015 te Elst , een laptop (merk Lenovo) van [benadeelde 3] heeft gestolen door middel van braak.
Subsidiair:in de periode van 12 november 2015 tot en met 16 november 2016 te Elst en/of Utrecht een laptop (merk Lenovo) heeft geheeld.
Ten aanzien van 16/175158-16:
feit 1:in de periode van 1 april 2015 tot en met 18 augustus 2015 te Utrecht , samen met een ander opzettelijk een hoeveelheid cocaïne en heroïne heeft, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd of opzettelijk aanwezig heeft gehad.
feit 2:op 18 augustus 2015 te Utrecht , ongeveer 2,2 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
feit 3
Primair:op 18 augustus 2015 te Utrecht een navigatiesysteem van het merk Garmin type NUVI opzettelijk heeft geheeld.
Subsidiair:op 18 augustus 2015 te Utrecht een navigatiesysteem van het merk Garmin type NUVI heeft geheeld.
feit 4
Primair:op 18 augustus 2015 te Utrecht een navigatiesysteem van het merk Garmin type ZUMO opzettelijk heeft geheeld.
Subsidiair:op 18 augustus 2015 te Utrecht een navigatiesysteem van het merk Garmin type ZUMO heeft geheeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft een ontvankelijkheidsverweer (ne bis in idem) gevoerd ten aanzien van feit 2 van 16/175158-16 onder de voorwaarde dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van cocaïne onder feit 1 van 16/175158-16. Zoals hierna zal blijken wordt deze voorwaarde niet vervuld. Ook ambtshalve ziet de rechtbank geen gronden voor niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Deze is dus ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder parketnummer 16/652735-16 tenlastegelegde feiten 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de officier van justitie gelet op de ambtshalve herkenningen van verdachte op basis van de camerabeelden. De feiten 3 en 4 heeft verdachte bekend.
De officier van justitie acht daarnaast wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder parketnummer 16/175158-16 tenlastegelegde feiten 1, 2, 3 primair en 4 primair. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de officier van justitie gelet op de telefoons in de auto waarvan er één steeds overging en mensen bestellingen plaatsten, de aangetroffen bolletjes met cocaïne en de kleine coupures geld bij verdachte en de verklaringen van de afnemers. Ten aanzien van feit 3 en 4 heeft de officier van justitie gelet op het feit dat de navigatiesystemen in de auto lagen en dat verdachte daarvan op de hoogte was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich ten aanzien van de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 16/652735-16 op het volgende standpunt:
Het enige aanwezige bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de feiten 1 en 2 betreft herkenning van verbalisanten op basis van prints van de bewegende beelden van de inbraak. Deze prints zijn niet van een goede kwaliteit en daarom dient de bewijswaarde van deze herkenning in twijfel getrokken te worden. De verdediging verzoekt de verdachte van feit 1 en 2 vrij te spreken. Indien de rechtbank niet tot een vrijspraak komt verzoekt de verdediging om de zaak aan te houden teneinde de bewegende beelden beschikbaar te stellen aan de verdediging.
Ten aanzien van feit 3 en 4 voert de verdediging geen bewijsverweer.
Met betrekking tot feit 5 stelt de verdediging zich op het standpunt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte de diefstal heeft gepleegd. Zij verzoekt verdachte van het primair tenlastegelegde vrij te spreken. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde stelt de verdediging dat nergens uit kan worden afgeleid dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat de laptop van een strafbaar feit afkomstig was. De laptop was stuk en verdachte gaf aan dat zijn vriend stelde deze niet meer te gebruiken. Het ging niet om een glimmend nieuwe laptop. De verdediging verzoekt verdachte ook van het subsidiair tenlastegelegde vrij te spreken.
De verdediging stelt zich ten aanzien van de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 16/175158-16 op het volgende standpunt:
Met betrekking tot feit 1 en 2 stelt de verdediging primair dat op het moment van aanhouding geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Het enkele feit dat melder [getuige] stelt dat verdachte iets uit de achterbak heeft gepakt is daarvoor volstrekt onvoldoende. Een onrechtmatige aanhouding betreft een vormverzuim, waarvan verdachte nadeel heeft ondervonden. Door deze onrechtmatige aanhouding zijn bewijsmiddelen onrechtmatig verkregen, zodat deze moeten worden uitgesloten van het bewijs. Daarnaast stelt de verdediging dat de politie niet de bevoegdheid had om op grond van de Opiumwet verdachte aan zijn lichaam te onderzoeken. Ook dit levert een vormverzuim op, waarvan verdachte nadeel heeft ondervonden. De bolletjes cocaïne dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde dealen stelt de verdediging subsidiair dat het enkele feit dat verdachte (indien niet uitgesloten van bewijs) 2,2 gram cocaïne bij zich had, onvoldoende is voor een bewezenverklaring van dit feit. De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken.
Ten aanzien van feit 3 en 4 stelt de verdediging dat de Opiumwet geen grond biedt voor de doorzoeking van de auto. Er is wederom sprake van een vormverzuim en bewijs dient te worden uitgesloten. De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. (
Partiële) vrijspraken
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 16/652735-16 onder feit 5 primair tenlastegelegde, nu uit het dossier niet volgt dat verdachte degene is geweest die de laptop heeft weggenomen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van – kort gezegd – het dealen in cocaïne zoals dat tenlastegelegd is onder parketnummer 16/175158-16 feit 1. Ondanks dat de rechtbank het opmerkelijk vindt dat verdachte een telefoon bij zich heeft die voortdurend afgaat en waarop mensen kennelijk bestellingen plaatsen voor drugs, acht zij op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die daadwerkelijk heeft gehandeld in cocaïne.
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 16/175158-16 onder feit 3 en feit 4 tenlastegelegde, nu uit het dossier niet volgt dat verdachte degene is geweest die beide navigatiesystemen heeft weggenomen, dan wel dat verdachte ten tijde van het verkrijgen van deze navigatiesystemen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig waren. Daarnaast is ten aanzien van feit 3 niet gebleken dat het navigatiesysteem als gestolen geregistreerd stond.
4.3.2.
Rechtmatigheid verkregen bewijs
Ten aanzien van onder parketnummer 16/175158-16 tenlastegelegde feit 1 en feit 2 dient de rechtbank te beoordelen of de aanhouding van verdachte onrechtmatig was en zo ja, of sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast dient de rechtbank te beoordelen of de doorzoeking aan het lichaam van verdachte onrechtmatig was en zo ja, of sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank overweegt als volgt.
Op 18 augustus 2015 verklaart [getuige] dat hij zag dat een grijze Ford Focus voorzien van het kenteken [kenteken] links langs het verkeer reed. De getuige zag dat de bestuurder vervolgens uitstapte. Voordat de bestuurder van de Ford weer in zijn auto stapte, zag de getuige dat hij iets uit de achterbak pakte en onder zijn arm stopte. [1] [2] Verdachte wordt op 18 augustus 2015 aangehouden na een melding dat bij een verkeersconflict op de Bleekstraat te Utrecht mogelijk een vuurwapen was gezien bij een persoon. Deze persoon zou zich verplaatsen in een grijze Ford Focus, voorzien van kenteken [kenteken] . [3]
De rechtbank is – anders dan de verdediging – van oordeel dat uit voornoemd ambtsedig proces-verbaal van bevindingen en de getuigenverklaring niet volgt dat het de verbalisanten aan een redelijk vermoeden van schuld ontbrak. Uit de melding en de verklaring van de getuige heeft de politie afgeleid dat mogelijkerwijs een vuurwapen in het spel was. Op basis van deze informatie is het redelijk vermoeden van schuld ontstaan. Het optreden van de politie is op die grond rechtmatig en dus is geen sprake van een vormverzuim.
Na de aanhouding heeft de hulpofficier van justitie toestemming gegeven om verdachte aan het lichaam te onderzoeken op verdenking van overtredingen van de Opiumwet. [4]
De verdediging heeft gesteld dat een onderzoek aan het lichaam niet mag plaatsvinden op grond van de Opiumwet. De rechtbank begrijpt uit het proces-verbaal van bevindingen dat het onderzoek aan het lichaam noodzakelijk was gelet op de verdenking van overtredingen van de Opiumwet, maar stelt vast dat de verbalisanten op grond van artikel 56 lid 1 Wetboek van Strafvordering, na toestemming van de hulpofficier van justitie, bevoegd waren om verdachte aan het lichaam te onderzoeken. Het onderzoek aan het lichaam is een bevoegdheid zoals deze binnen het opsporingsonderzoek aan de verbalisanten is toegekend. De rechtbank is daarom – anders dan de verdediging – van oordeel dat het onderzoek aan het lichaam rechtmatig was en dat dus ook geen sprake is van een vormverzuim. Het verkregen bewijs zal niet worden uitgesloten.
4.3.2.
Bewijsoverweging
Ten behoeve van de leesbaarheid zal de rechtbank per feit de te bezigen bewijsmiddelen en bewijsoverweging weergeven, met uitzondering van de bewijsoverweging ten aanzien van feiten 1 en 2 onder parketnummer 16/652735-16. De rechtbank zal die bewijsoverweging samenvoegen en weergeven na de te bezigen bewijsmiddelen.
Ten aanzien van 16/652735-16
De rechtbank gaat op grond van wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit, welke bewijsmiddelen telkens slechts worden gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben. [5]
Feit 1:
Op 19 mei 2016 doet de eigenaar van [restaurant 1] , gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] , aangifte. De aangever zag dat de gehele deurpost vernield was van zowel de nooddeur als de deur van de hoofdingang. Ook het raam naast de nooddeur is vernield. Eenmaal ter plaatse zag de aangever dat de tablet, welke achter de bar lag, was weggenomen. Het betrof een Samsung Galaxy tab E 9.6, zwart van kleur. De kassalade was vernield. Aangever zag dat de sleutel van de kluis was weggenomen. In de keuken stond een koffertje met daarin een koksmes. Het mes is door de daders weggenomen. [6]
[restaurant 1] wordt middels camera’s bewaakt. Op de camera is te zien dat er drie personen om het pand van het [restaurant 1] lopen en naar binnen kijken. [7] Op de camera is te zien dat verdachten 1 en 2 naar binnen stappen. Op de camera is te zien dat twee verdachten aan de kassalade rommelen. [8] Er is te zien hoe twee verdachten sleutels uit het sleutelkastje bij de keuken halen. Op de camera is te zien dat verdachte 1 de kassalade meeneemt. [9] Er is te zien dat de verdachten diverse goederen in hun handen hebben en hiermee het pand uitlopen. [10]
Kijkend naar de camerabeelden, herkende verbalisant [verbalisant 1] verdachte 1 als zijnde de hem ambtshalve bekende [verdachte] (hierna: verdachte). Verbalisant herkent verdachte aan diens gelaat, ogen, neus, haardracht en houding van het lichaam. Verbalisant spreekt verdachte geregeld op straat in de wijk Kanaleneiland en heeft goed contact met hem. [11]
Verbalisant [verbalisant 2] herkende verdachte direct en zonder twijfel aan zijn opvallende mond, ogen en vorm van zijn gezicht. Verder herkent verbalisant hem aan zijn haardracht en zijn markante blik. Verbalisant heeft verdachte meerdere malen staande gehouden en tevens aangehouden. [12]
Verbalisant [verbalisant 3] herkende verdachte voor de volle honderd procent. Verbalisant herkende verdachte duidelijk aan zijn gezicht. Een aantal weken geleden heeft verbalisant verdachte nog gezien in het arrestantencomplex van Paardenveld en heeft toen nog met hem gesproken. [13]
Verbalisant [verbalisant 4] herkende verdachte direct en voor de volle honderd procent. Verbalisant herkende hem aan zijn haardracht en opvallende haarlijn aan de zijkant van zijn hoofd. Verbalisant herkende verdachte aan zijn slome/ontspannen loopje. Hij herkende hem aan zijn wat wijdstaande oren en zijn spitse kin. Verbalisant heeft verdachte regelmatig staande gehouden in de wijk. [14]
Feit 2:
Op 17 mei 2016 doet [aangever 1] aangifte namens [bedrijf 1] . Toen zij op het werk kwam zag zij dat de kast achter de balie van de receptie naar voren was verschoven. Aangeefster zag vervolgens dat alle kantoorruimtes openstonden. Zij vond dit vreemd, aangezien alle kantoorruimtes die avond ervoor waren afgesloten. Alle kantoorruimtes hadden braakschade. In het restaurant is van buitenaf een raam geforceerd. Er is een aantal goederen weggenomen. Dit betreft 400 euro aan briefgeld, 100 euro aan muntgeld, een mobiele telefoon van Samsung, type Galaxy. [15] Bijlage goederen: 2 flessen jenever. [16]
De inbraak werd op camera vastgelegd en geregistreerd. [17] Verbalisant zag dat drie verdachten, vermoedelijk komende uit de richting van het restaurant, in de richting van de centrale hal liepen. Verdachte 1 klom over de balie en keek zoekend achter de balie rond. [18] Verbalisant zag dat verdachte 1 met een groot metalen voorwerp/stang in zijn rechterhand liep. Verdachte 2 liep met een doos in zijn linkerhand. Vermoedelijk was dit een gereedschapskist van het merk Ikea. Verbalisant zag dat de drie verdachten naar de gang aan de linkerkant van het beeld liepen. De deur geeft toegang tot een gang achter de centrale hal. In deze gang bevinden zich verschillende kantoorruimtes. [19] Vervolgens komen verdachten uit de gang en achter de balie vandaan met de gereedschappen. Verbalisant zag dat verdachte 3 met een opvallend witte doos onder zijn linkerarm liep en met een doorzichtige plastic tas, met inhoud, in zijn linkerhand. Verbalisant zag dat verdachte 2 een paar seconde naar de camera keek. [20]
Bij het kijken naar stills van de camerabeelden herkent verbalisant [verbalisant 3] verdachte voor de volle honderd procent. Verbalisant herkent hem duidelijk aan zijn gelaat, zijn neus en gezichtsbeharing. Op 12 juni heeft verbalisant nog met verdachte gesproken in de wijk Kanaleneiland. [21]
Verbalisant [verbalisant 5] herkent verdachte direct en voor honderd procent. Verbalisant herkent ham aan zijn smalle gezicht, lichte gezichtsbeharing en ingevallen wangen. Ook heeft hij een knobbel op zijn neus. In de wijk Kanaleneiland heeft verbalisant veel te maken gehad met verdachte. [22]
Verbalisant [verbalisant 1] herkent de hem ambtshalve bekende verdachte. Verbalisant herkent verdachte aan de vorm van zijn gelaat, de ogen, vorm van de mond en de gezichtsbeharing. Op 10 juni 2016 heeft verbalisant voor het laatst contact gehad met verdachte. Tijdens deze staandehouding was de gezichtsbeharing van verdachte overeenkomstig de gezichtsbeharing, zoals zichtbaar op foto 2. [23] [24]
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak bij [restaurant 1] en bij [bedrijf 1] . Het verzoek van de verdediging om de zaak aan te houden teneinde de beelden van [restaurant 1] beschikbaar te stellen wordt verworpen. De herkenningen van de verbalisanten, gezien de foto’s in het dossier en gezien de verdachte ter terechtzitting, doen de rechtbank niet twijfelen aan de juistheid van de herkenning van de verbalisanten, zodat zij het ter beschikking stellen van de bewegende beelden niet noodzakelijk acht.
Feit 3:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Verdachte heeft dit feit bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering – voor zover zij dit feit bewezen acht – volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de aangifte van [benadeelde 1] van 9 december 2015; [25]
- de bekennende verklaring van verdachte. [26]
Feit 4:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Verdachte heeft dit feit bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering – voor zover zij dit feit bewezen acht – volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de aangifte van [benadeelde 2] van 4 mei 2016; [27]
- de bekennende verklaring van verdachte. [28]
Feit 5 subsidiair:
Op 12 november 2015 parkeerde [benadeelde 3] zijn auto op de parkeerplaats van restaurant [restaurant 2] te Elst . In de auto liet de aangever onder andere een fotocamera en een laptop achter. [29] Bij de auto aangekomen zag de aangever glas op de straat bij de auto liggen. De aangever zag aan de linkerzijde van de auto dat het raam van het achterste portier vernield was. Verder zag de aangever dat de laptop en de camera uit de auto waren weggenomen. [30]
In de woning van verdachte aan de [adres 1] te [woonplaats] vond een doorzoeking plaats. In de kast in de berging behorende bij de woning werd een Notebook van het merk Lenovo type ThinkPad, voorzien van twee stickers met opschriften [benadeelde 3] ’ en [bedrijf 1] ’ met bijbehorende voedingskabel aangetroffen en inbeslaggenomen. [31]
Verdachte verklaarde, gevraagd naar de herkomst van deze Notebook, dat hij bekend staat als heler. Hij koopt goederen in en verkoopt deze goederen dan voor twee of drie tientjes. [32] Hij heeft deze Notebook voor een paar tientjes gekocht van een vriend. [33]
De rechtbank is op grond van bovenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte ten tijde van de verkrijging wist dat de laptop een uit misdrijf verkregen goed betrof. De rechtbank leidt dit af uit het feit dat verdachte de laptop van een vriend heeft gekocht voor een paar tientjes, terwijl daarop stickers zijn geplakt met daarop de naam van de aangever en het bedrijf [bedrijf 1] . Daarmee heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze laptop afkomstig was van diefstal. Op grond van bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de opzetheling van de laptop.
Ten aanzien van 16/175158-16:
De rechtbank gaat op grond van wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit, welke bewijsmiddelen telkens slechts worden gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben. [34]
Feit 1 en 2:
Op 18 augustus 2015 wordt verdachte als bestuurder van een grijze Ford Focus, met kenteken [kenteken] , aangehouden. [35] In de doorzochte Ford Focus worden tien zakken bakmeel aangetroffen. Door verbalisant [verbalisant 6] wordt gezegd dat die zakken mogelijk gebruikt worden voor het versnijden van verdovende middelen. [36] Op het politiebureau hebben verbalisanten verdachte zijn kleding laten uit trekken. Op het moment dat verdachte zijn boxershort uitdeed zag verbalisant dat er drie bolletjes met een wit poeder op de grond vielen. Hierop vroegen verbalisanten verdachte zijn handen te laten zien, die hij op dat moment voor zijn geslachtsdeel hield. Verbalisanten zagen dat er vervolgens een zwart, lederen portemonneetje op de grond viel. Verbalisanten zagen dat hierin meerdere dezelfde bolletjes zaten. Verbalisanten troffen bij deze fouillering aan het lichaam in totaal 19 bolletjes aan met wit poeder erin. [37]
Door de Forensische Opsporing werd een onderzoek ingesteld. De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit 19 bolletjes. [38] De kleur-reactietest gaf een indicatie dat het testmateriaal cocaïne bevat. [39] Door het NFI werd een rapport identificatie van drugs en precursoren opgesteld. De ingestuurde 2,2 gram, crèmekleurige brokjes in een gripzakje (AAIL0556NL), bevat cocaïne. [40]
Verdachte verklaarde dat hij de harddrugs bij zich had maar dat het niet van hem was. [41] De bolletjes waren van een vriend. Verdachte moest dit even voor hem bewaren en die vriend zei dat verdachte de bolletjes in zijn onderbroek moest stoppen. [42]
De rechtbank is op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van de cocaïne, zoals dat (primair) ten laste is gelegd onder feit 1. Aan het in feit 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde aanwezig hebben van cocaïne komt de rechtbank daarom, in het kader van feit 1, niet toe. Daarnaast acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk 2,2 gram cocaïne aanwezig heeft gehad, zoals dat ten laste is gelegd onder feit 2.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van 16/652735-16:
feit 1:
op 19 mei 2016 te Utrecht , tezamen en in vereniging met een anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tablet, een koksmes en een sleutel, toebehorende aan [restaurant 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, immers hebben verdachte en zijn mededaders toen aldaar toegangsdeuren vernield;
feit 2:
op 16/17 mei 2016 te Utrecht , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 500 euro, flessen jenever en een telefoon, toebehorende aan [bedrijf 1] waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, immers hebben verdachte en zijn mededaders toen aldaar meerdere toegangsdeuren vernield;
feit 3:
op 08/09 december 2015 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto weg te nemen goederen toebehorende aan [benadeelde 1] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, de ruit van voornoemde auto heeft vernield en het middenconsole van voornoemde auto heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 4:
op 29/30 april 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een navigatiesysteem, toebehorende aan [benadeelde 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen navigatiesysteem onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, immers heeft hij toen aldaar een ruit van voornoemde auto ingeslagen;
feit 5 subsidiair:
hij, in de periode van 12 november 2015 tot en met 16 november 2015 te Utrecht , een goed te weten een laptop merk Lenovo heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
ten aanzien van 16/175158-16:
feit 1:
op 18 augustus 2015 te Utrecht , opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2:
op 18 augustus 2015 te Utrecht , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,2 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
ten aanzien van 16/652735-16:
feit 1 en feit 2:telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3:poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 4:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 5 subsidiair:opzetheling;
ten aanzien van 16/175158-16:
eendaadse samenloop van
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder parketnummer 16/652735-16 bewezen geachte feiten 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair en onder parketnummer 16/175158-16 bewezen geachte feiten feit 1, 2, 3 primair en 4 primair, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met alle voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, ook voor zover dit inhoudt dat verdachte in het weekend onder elektronisch toezicht staat.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte zich houdt aan de schorsingsvoorwaarden. De verdediging verzoekt de rechtbank een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Gelet op de bepleite vrijspraak is de verdediging van mening dat er geen ruimte meer is voor een voorwaardelijk strafdeel. Indien de rechtbank anders van oordeel is, verzoekt de verdediging de urinecontroles en elektronisch toezicht niet als bijzondere voorwaarden op te nemen. Mocht de rechtbank met de officier van justitie meegaan, dan verzoekt de verdediging een veel kleiner voorwaardelijk strafdeel op te leggen dan door de officier van justitie geëist.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de sanctie en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich -deels samen met een ander- schuldig gemaakt aan twee bedrijfsinbraken, een poging diefstal uit een auto door middel van braak, een voltooide diefstal met braak uit een auto, opzetheling, en het vervoeren en opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. Met zijn handelen heeft verdachte niet alleen aangetoond geen enkel respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen, maar heeft hij bovendien veel schade en hinder veroorzaakt. Door het vervoeren en aanwezig hebben van harddrugs is verdachte mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaken. Het gebruik van harddrugs als cocaïne levert gevaar op voor de volksgezondheid en dat de handel erin wordt omgeven door (overige) criminaliteit. Verdachte heeft hier op geen enkele wijze rekening mee gehouden. De rechtbank neemt dit alles verdachte kwalijk.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 oktober 2016, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor onder meer diefstal in vereniging door middel van braak, diefstal door middel van braak en schuldheling.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het de verdachte betreffende reclasseringsrapport van Victas (sinds 1 januari van dit jaar: Inforsa), centrum voor verslavingszorg, van 28 december 2016, opgemaakt door L. Scheffers, reclasseringswerker. Uit dit rapport blijkt dat vanwege het aanhangen van een criminele levensstijl verdachte vaak in groepsverband in aanraking komt met politie en justitie. Verdachte lijkt moeilijk te begrenzen en hij is gewend zijn eigen gang te gaan. Ook spelen zijn gebrekkige gewetensfunctie en een laag probleembesef een rol bij het in stand houden van recidive. Verdachte is er inmiddels van doordrongen dat de volgende stap de vordering van de ISD-maatregel zal zijn. Dit heeft hem voorlopig aan het denken gezet en hij weet zich te houden aan de bijzondere voorwaarden. Extra inzet blijkt al nodig te zijn opdat verdachte zich niet onttrekt aan de aanwezigheidseisen van zijn opleiding. De reclassering adviseert een toezicht op bijzondere voorwaarden op te leggen waarbij verdachte zo snel mogelijk de volgende interventies/behandelingen ondergaat: scholing en inzichtelijk maken van gebruik. De reclassering adviseert de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: meldplicht, ambulante behandeling, urinecontroles, locatiegebod met elektronische controle en andere voorwaarden het gedrag betreffende. De rechtbank neemt dit advies mee in haar overweging.
Gelet op de hoeveelheid en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, het strafblad van verdachte en het advies van de reclassering is de rechtbank van oordeel dat aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht passend en geboden oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en oplegging van de voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Daarnaast acht de rechtbank passend en geboden een taakstraf voor de duur van 120 uren, teneinde verdachte ervan te weerhouden nogmaals (soortgelijke) strafbare feiten te begaan.

9.Het beslag

9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting een beslaglijst overgelegd en verbeurdverklaring gevorderd van het onder verdachte in beslag genomen geld (2015251462-1505678) en Nokia telefoon (2015251462-1505678).
Daarnaast heeft de officier van justitie de teruggave aan de rechthebbenden gevorderd van de onder verdachte in beslag genomen goederen, te weten:
  • Ford Focus (2015251462-6);
  • navigatiesysteem (2015252341-2);
  • navigatiesysteem (2015252341-1506375);
  • navigatiesysteem (2015251462-15);
  • navigatiesysteem (2015251462-1506863);
  • snoer (2015251463-1506851);
  • map (2015251462-1506854).
Ten aanzien van de iPhone (2015251462-1505689) heeft de officier van justitie de teruggave aan verdachte gevorderd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de Ford Focus terug te geven aan de rechthebbende en de iPhone aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de op de beslaglijst aangeduide voorwerpen onder verdachte in beslag zijn genomen.
De navolgende, onder verdachte in beslag genomen voorwerpen acht de rechtbank vatbaar voor teruggave aan verdachte:
  • geld (2015251462-1505678);
  • iPhone (2015251462-1505689).
De navolgende, onder verdachte in beslag genomen voorwerpen acht de rechtbank vatbaar voor teruggave aan de rechthebbenden:
  • Ford Focus (2015251462-6);
  • Nokia telefoon (2015251462-1505678);
  • navigatiesysteem (2015252341-2);
  • navigatiesysteem (2015252341-1506375);
  • navigatiesysteem (2015251462-15);
  • navigatiesysteem (2015251462-1506863);
  • snoer (2015251463-1506851);
  • map (2015251462-1506854).

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van 16/652735-16 feit 1 vordering van [restaurant 1] :
[restaurant 1]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 250,00 Dit bedrag bestaat uit materiele schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16/652735-16 ten laste gelegde feit 1 is geleden.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen.
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van dit feit, waardoor de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 16/652735-16 bewezen verklaarde feit 1 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 250,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 mei 2016 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van
[restaurant 1]aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 mei 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 5 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [restaurant 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van 16/652735-16 feit 2 vordering van [bedrijf 1] :
[bedrijf 1]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.500,00 Dit bedrag bestaat uit materiele schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16/652735-16 ten laste gelegde feit 2.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen.
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van dit feit, waardoor de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 16/652735-16 bewezen verklaarde feit 2 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 2500,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 mei 2016 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van
[bedrijf 1]aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 mei 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 35 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij
[bedrijf 1]in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van 16/652735-16 feit 4 vordering van [benadeelde 2] :
[benadeelde 2]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 900,00. Dit bedrag bestaat uit materiele schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16/652735-16 ten laste gelegde feit 4.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu onderbouwing van die waarde ontbreekt.
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de behandeling en beoordeling van de vordering een onevenredige belasting van het rechtsgeding zou opleveren.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost eigen risico verzekering glasschade ter hoogte van in totaal € 150,00 is onderbouwd en komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 150,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 april 2016 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Een deugdelijke onderbouwing van de hoogte van de resterende schade ontbreekt. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van
[benadeelde 2]aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 150,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 april 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 3 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 2]in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van 16/175158-16 feit 3 vordering van [benadeelde 4] :
[benadeelde 4]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 50,00. Dit bedrag bestaat uit materiele schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16/175158-16 ten laste gelegde feit 3.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de officier van justitie de diefstal van het navigatiesysteem niet bewezen acht.
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van dit feit, waardoor de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de verdachte van het onder 16/175158-16 onder feit 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen de kosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Ten aanzien van 01/845005-15:
Bij de stukken bevindt zich de op 24 oktober 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 01/845005-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 14 januari 2015 van de politierechter te ‘s-Hertogenbosch, waarbij verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 4 weken met aftrek, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 2 weken niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 17 april 2015 aan verdachte is uitgereikt.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwaardelijke veroordeling eerder al ten uitvoer is gelegd en dat deze hoogstwaarschijnlijk met het onherroepelijke vonnis van 14 september 2016 nogmaals ten uitvoer is gelegd.
De officier van justitie verzoekt de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling af te wijzen.
De vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 01/845005-15 zal worden afgewezen, nu onduidelijk is of deze straf al ten uitvoer is gelegd.
Ten aanzien van 16/652629-14:
Bij de stukken bevindt zich de op 24 oktober 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/652629-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 10 april 2015 september 2016 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot 149 dagen jeugddetentie, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 120 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 24 augustus 2015 aan verdachte is uitgereikt.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwaardelijke veroordeling eerder al ten uitvoer is gelegd en dat verdachte de straf heeft uitgezeten.
De officier van justitie verzoekt de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling af te wijzen.
De vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 16/652629-14 zal worden afgewezen, nu niet duidelijk is of verdachte de straf al heeft ondergaan.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 24c, 36f, 55, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 van Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder 16/652735-16 ten laste gelegde feit 5 primair en het onder 16/17558-16 ten laste gelegde feit 3 en feit 4 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van 16/652735-16:
feit 1 en feit 2:telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3:poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 4:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 5 subsidiair:opzetheling;
ten aanzien van 16/175158-16:
eendaadse samenloop van
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 10 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten 8 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet melden bij Inforsa, centrum voor verslavingszorg, op het adres ABC-straat 5 te Utrecht . Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Inforsa, centrum voor verslavingszorg, blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt;
  • zich ambulant moet laten behandelen bij de polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
  • verplicht moet meewerken aan incidentele urinecontroles als daar door de toezichthouder naar wordt gevraagd;
  • gedurende de nachtelijke uren in zijn woning aanwezig moet zijn, zolang de reclassering dit nodig acht. Dit houdt in dat betrokkene op doordeweekse dagen en in de weekenden van 23:00 tot 07:00 uur in zijn woning verblijft of, indien de reclassering dat verantwoord acht, een minder stringent regime;
  • zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering met betrekking tot het voldoen aan zijn schoolverplichtingen, waaronder het voldoen aan de aanwezigheidseisen.
Geeft opdracht aan de Inforsa, centrum voor verslavingszorg, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Beslissingen ten aanzien van het beslag
Gelast de teruggave aan veroordeelde van:
  • geld (2015251462-1505678);
  • iPhone (2015251462-1505689).
Gelast de teruggave aan de rechthebbenden van:
  • Ford Focus (2015251462-6);
  • Nokia telefoon (2015251462-1505678);
  • navigatiesysteem (2015252341-2);
  • navigatiesysteem (2015252341-1506375);
  • navigatiesysteem (2015251462-15);
  • navigatiesysteem (2015251462-1506863);
  • snoer (2015251463-1506851);
  • map (2015251462-1506854).
Beslissingen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen
Ten aanzien van 16/652735-16 feit 1:
wijst de vordering van
[restaurant 1]toe tot een bedrag van € 250,00;
veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [restaurant 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2016 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [restaurant 1] aan de Staat € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2016 schade tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen hechtenis;
bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd voor zover hij en/of een van zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade van de benadeelde heeft vergoed.
Ten aanzien van 16/652735-16 feit 2:
wijst de vordering van
[bedrijf 1]toe tot een bedrag van € 2.500,00;
veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [bedrijf 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2016 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [bedrijf 1] aan de Staat € 2500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2016 schade tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen hechtenis;
bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd voor zover hij en/of een van zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade van de benadeelde heeft vergoed.
Ten aanzien van 16/652735-16 feit 4:
wijst de vordering van
[benadeelde 2]toe tot een bedrag van € 150,00;
veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2016 tot de dag van volledige betaling;
verklaart [benadeelde 2] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 150,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 3 dagen hechtenis, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd voor zover hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Ten aanzien van 16/175158-16 feit 3:
verklaart [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Beslissingen ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordelingen
Ten aanzien van 01/845005-15: wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Ten aanzien van 16/652629-14: wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Beslissing ten aanzien van de voorlopige hechtenis
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. Frieling, voorzitter,
mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Völkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 januari 2017.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat:
16/652735-16
1.
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tablet, een koksmes en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar een of meerdere deurposten/toegangsdeuren vernield;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 en/of 17 mei 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 500 euro, flessen jenever en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking, immers heeft/hebben verdachte en of zijn mededader(s) toen aldaar meerdere toegangsdeuren vernield;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 08 en/of 09 december 2015 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een auto weg te nemen goederen naar zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak/verbreking, de ruit van voornoemde auto heeft vernield en/of de middenconsole van voornoemde auto heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 29 en/of 30 april 2016 te Amsterdam, althans in het arrondissement Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen navigatiesysteem onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking, immers heeft hij toen aldaar een ruit van voornoemde auto ingeslagen/vernield;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
Primair
hij op of omstreeks 12 november 2015, te Elst, gemeente Rhenen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen goederen, te weten een laptop (merk Lenovo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij, in of omstreeks de periode van 12 november 2015 tot en met 16 november 2015 te Elst en/of Utrecht, althans in Nederland, een goed te weten een laptop (merk Lenovo) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
16/175158-16
1.
hij in de periode van 01 april 2015 tot en met 18 augustus 2015 te Utrecht, althans in arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 18 augustus 2015 te Utrecht, althans in arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
3.
Primair
hij op of omstreeks 18 augustus 2015 te Utrecht, althans in arrondissement Midden-Nederland, een goed te weten een navigatiesysteem van het merk Garmin type NUVI heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 augustus 2015 te Utrecht, althans in arrondissement Midden-Nederland, een goed, te weten een navigatiesysteem van het merk Garmin type NUVI heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
Primair
hij op of omstreeks 18 augustus 2015 te Utrecht, althans in arrondissement Midden-Nederland, een goed te weten een navigatiesysteem van het merk Garmin type ZUMO heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 augustus 2015 te Utrecht, althans in arrondissement Midden-Nederland, een goed, te weten een navigatiesysteem van het merk Garmin type ZUMO heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nr. PL0900-2015251462
2.Proces-verbaal verhoor getuige, 18 augustus 2015, p. 26.
3.Het hierna (voetnoot 34) nog te noemen proces-verbaal, nr. PL0900-2015251462, proces-verbaal bevindingen, 18 augustus 2015, p. 18.
4.Het hierna (voetnoot 34) nog te noemen proces-verbaal, nr. PL0900-2015251462, proces-verbaal bevindingen, 18 augustus 2015, p. 19.
5.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende processen-verbaal, bevinden:
6.PL0900-2016303143: Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [restaurant 1] , 19 mei 2016, p. 6.
7.PL0900-2016303143: Proces-verbaal camerabeelden uitkijken, 27 september 2016, p. 16.
8.PL0900-2016303143: Proces-verbaal camerabeelden uitkijken, 27 september 2016, p. 17.
9.PL0900-2016303143: Proces-verbaal camerabeelden uitkijken, 27 september 2016, p. 18.
10.PL0900-2016303143: Proces-verbaal camerabeelden uitkijken, 27 september 2016, p. 19.
11.PL0900-2016303143: Proces-verbaal herkenning verdachte, 5 september 2016, p. 34.
12.PL0900-2016303143: Proces-verbaal herkenning verdachte, 5 september 2016, p. 39.
13.PL0900-2016303143 B: Proces-verbaal herkenning verdachte, 11 oktober 2016, p. 163.
14.PL0900-2016303143 B: Proces-verbaal herkenning verdachte, 11 oktober 2016, p. 164.
15.PL0900-2016303143: Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [bedrijf 1] , 17 mei 2016, p. 47.
16.PL0900-2016303143: Bijlage goederen bij proces-verbaal van aangifte, 17 mei 2016, p. 49.
17.PL0900-2016303143: Proces-verbaal camerabeelden, 24 juni 2016, p. 97.
18.PL0900-2016303143: Proces-verbaal camerabeelden, 24 juni 2016, p. 98.
19.PL0900-2016303143: Proces-verbaal camerabeelden, 24 juni 2016, p. 103.
20.PL0900-2016303143: Proces-verbaal camerabeelden, 24 juni 2016, p. 104.
21.PL0900-2016303143: Proces-verbaal herkenning verdachte, 23 juni 2016, p. 109.
22.PL0900-2016303143: Proces-verbaal herkenning verdachte, 23 juni 2016, p. 110.
23.PL0900-2016303143: Proces-verbaal herkenning verdachte, 22 juni 2016, p. 111.
24.PL0900-2016303143: Proces-verbaal herkenning verdachte, 22 juni 2016, p. 112.
25.PL1300-2015274443-10 (Amsterdam): Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] van 9 december 2015, p. 6.
26.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2017.
27.PL1300-2015274443-10 (Amsterdam): Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] van 4 mei 2016, p. 20.
28.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2017.
29.034Remise / MD3R015116: Proces-verbaal van aangifte, 13 november 2015, p. 43.
30.034Remise / MD3R015116: Proces-verbaal van aangifte, 13 november 2015, p. 44.
31.034Remise / MD3R015116: Proces-verbaal doorzoeking woning, 17 november 2015, p. 70.
32.034Remise / MD3R015116: Proces-verbaal verklaring verdachte, 17 november 2015, p. 35.
33.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2017.
34.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nr. PL0900-2015251462
35.Proces-verbaal van bevindingen, 18 augustus 2015, p. 18.
36.Proces-verbaal van bevindingen, 18 augustus 2015, p. 18.
37.Proces-verbaal van bevindingen, 18 augustus 2015, p. 19.
38.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, 20 augustus 2015, p. 41.
39.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, 20 augustus 2015, p. 42.
40.Rapport identificatie van drugs en precursoren van het NFI, 1 september 2015, p. 50.
41.Proces-verbaal verklaring verdachte, 18 augustus 2015, p. 36.
42.Proces-verbaal verklaring verdachte, 19 augustus 2015, p. 40.