Op 18 september 2017 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht een wrakingsverzoek behandeld van een verzoeker, wonende in Bulgarije, tegen de rechters die zijn strafzaak behandelen. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mrs. E.M. de Stigter, E. Akkermans en R.L.M. van Opstal, die in de onderliggende strafzaak met parketnummer 16/804804-13 de behandeling voerden. Verzoeker stelde dat de rechters de schijn van vooringenomenheid hadden gewekt door het verzoek tot het horen van een getuige af te wijzen zonder voldoende motivering. De rechters gaven in hun schriftelijke reactie aan dat hun beslissing voldoende was gemotiveerd en dat er geen sprake was van vooringenomenheid. Tijdens de mondelinge behandeling waren verzoeker, zijn raadslieden, de rechters en de officier van justitie aanwezig. De wrakingskamer oordeelde dat de feiten en omstandigheden die verzoeker aanvoerde geen grond vormden voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden. De zaak van verzoeker met parketnummer 16/804804-13 dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.