ECLI:NL:RBMNE:2017:5548

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
5917796 AC EXPL 17-1678 - 1111
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van lesgeld door opleidingsinstituut en verweer van consument op basis van annuleringsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter op 1 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Imko Opleidingen B.V. en een gedaagde die zich had ingeschreven voor lessen. Imko Opleidingen vorderde betaling van € 3.971,94, vermeerderd met wettelijke rente, omdat de gedaagde een restantbedrag van € 3.197,- verschuldigd zou zijn voor een mbo-opleiding. De gedaagde voerde verweer en stelde dat Imko Opleidingen geen beroep kon doen op de algemene voorwaarden met betrekking tot annulering, omdat de overeenkomst een overeenkomst van opdracht betrof en zij als consument recht had op opzegging zonder schadevergoeding.

De kantonrechter heeft de feiten en de procedure in detail bekeken, inclusief eerdere tussenvonnissen en producties. De rechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen inderdaad een overeenkomst van opdracht is, zoals gedefinieerd in artikel 7:400 BW. De kantonrechter heeft ook de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek in overweging genomen, waaronder artikel 7:408 lid 3 BW, dat consumenten beschermt tegen onredelijke voorwaarden in overeenkomsten.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering van Imko Opleidingen moet worden afgewezen. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde geen schadevergoeding verschuldigd is voor de annulering van de overeenkomst, en heeft Imko Opleidingen veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en benadrukt de bescherming van consumenten in het onderwijs tegen onredelijke contractuele verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 5917796 AC EXPL 17-1678 - 1111
Vonnis van 1 november 2017
inzake
de besloten vennootschap
Imko Opleidingen B.V., h.o.d.n Imko Hsc Opleidingen,
gevestigd te Zwolle,
verder ook te noemen Imko Opleidingen ,
eisende partij,
gemachtigde: GGN Gerechtsdeurwaarders Utrecht,
tegen:
[gedaagde ],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde ] ,
[gedaagde ] partij,
gemachtigde: mr. S. Yücel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 juni 2017;
  • de akte houdende producties van Imko d.d. 24 augustus 2017;
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 september 2017;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat vast dat zij met elkaar een overeenkomst hebben gesloten waarbij [gedaagde ] zich bij Imko Opleidingen heeft ingeschreven voor het volgen van lessen.

3.De vordering en het verweer

3.1
Imko Opleidingen vordert dat [gedaagde ] wordt veroordeeld, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om aan Imko Opleidingen te betalen € 3.971,94 vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.197,-, te berekenen vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening en vordert voorts veroordeling in de proceskosten waaronder een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van Imko Opleidingen .
3.2
Aan de vordering wordt ten grondslag gelegd dat [gedaagde ] zich bij Imko Opleidingen heeft ingeschreven om lessen te volgen en dat zij een restantbedrag verschuldigd is van € 3.197,- ter zake van mbo-allround schoonheid, niveau 3/4, 2 jaar.
4. [gedaagde ] voert verweer waarop de kantonrechter, indien nodig, hieronder terugkomt.

5.De beoordeling

5.1
Het meest verstrekkende verweer is dat Imko Opleidingen geen beroep kan doen op de algemene voorwaarden ter zake de annulering (en de daaraan voor [gedaagde ] verbonden kosten) omdat het dwingendrechtelijke systeem van de overeenkomst van opdracht [gedaagde ] altijd de gelegenheid biedt op te zeggen. [gedaagde ] heeft daarbij een beroep gedaan op art. 7:413 lid 2 BW waarin is geregeld dat van de bepaling in artikel 7:408 lid 1 BW niet ten nadele van een opdrachtgever als bedoeld in artikel 7:408 lid 3 BW (een natuurlijk persoon die een opdracht heeft verstrekt anders dan in de uitoefening van beroep of bedrijf) kan worden afgeweken.
5.2
Om dit verweer te kunnen beoordelen zal het nodig zijn eerst te bepalen of de tussen partijen gesloten overeenkomst een overeenkomst van opdracht is. Ingevolge artikel 7:400 BW is een overeenkomst van opdracht een overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken. De door Imko Opleidingen met [gedaagde ] gesloten overeenkomst voldoet naar het oordeel van de kantonrechter aan deze omschrijving. Daartoe diene het volgende.
5.3
Uit de door [gedaagde ] partij overgelegde overeenkomst die op 24 augustus 2013 gesloten is tussen de vestigingmanager en [gedaagde ] haar (en haar moeder) kan worden opgemaakt dat wordt gesproken van een onderwijsovereenkomst. Een door [gedaagde ] in het geding gebrachte brochure vermeldt dat het gaat om een voltijdopleiding waarin wordt opgeleid tot een ware specialist op het gebied van schoonheid. Gedurende de opleiding leert de leerling alles over huidanalyse, huidtypen en kenmerken, producten en hun samenstelling en werking, lichaam- en gelaatbehandeling, massages, ontharingstechnieken, cosmetische hand-nagel- en voetverzorging. De inhoud van de opleiding wordt aangepast wanneer branche-ontwikkelingen of voorschriften van het Ministerie van onderwijs daartoe aanleiding geven. Het regulier onderwijs is volgens de brochure niet voor iedere student de meest optimale plek om een diploma te behalen en daarom is Imko Opleidingen een particuliere school voor beroepsonderwijs met kleinschalige overzichtelijke locaties wat bijdraagt aan persoonlijke aandacht. Tenminste 20% van de opleidingsduur wordt stage gelopen bij een erkend leerbedrijf.
5.5
IMKO heeft verwezen naar jurisprudentie (Gerechtshof ‘s-Gravenhage ECLI:NL:GHDHA 2016:486 en ECLI:NL:GHDHA:2015:2303). Dit gerechtshof heeft een specifieke benadering, die weliswaar een kwalificatie van de overeenkomst laat zien, maar die beredeneerd is vanuit de toepasselijkheid van de regeling van de algemene voorwaarden, waarbij het hof de term ‘cursusovereenkomst’ hanteert. De discussie tussen partijen gaat evenwel juist over de vraag of de onderwijs- (of cursus-) overeenkomst een overeenkomst van opdracht is, zodat het Haagse hof dit onderwerp minder principieel lijkt te benaderen. Dat blijkt uit de volgende rechtsoverwegingen van het Haagse hof: ‘’
Het hof kan in het midden laten of de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht. Ook als dit niet het geval zou zijn, vertoont de overeenkomst, waarbij [geïntimeerde] als hoofdverplichting op zich neemt geregeld lessen te verzorgen, die [appellante] mag bijwonen, in elk geval zodanig nauwe verwantschap met de overeenkomst van opdracht dat de genoemde artikelen overeenkomstige toepassing behoren te vinden’’.En verder ook : ‘’
Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tussen partijen werden bedingen in overeenkomsten tot het geregeld doen van verrichtingen die een duur bepalen van meer dan een jaar, vermoed onredelijk bezwarend te zijn, tenzij de consument de bevoegdheid heeft de overeenkomst telkens na een jaar op te zeggen (artikel 6:236, aanhef en onder j, BW en artikel 7:237, aanhef en onder k, BW). Uit de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepalingen volgt dat ook cursus- en lesgeldovereenkomsten tot de hier bedoelde overeenkomsten gerekend moeten worden (Parl. Gesch. BW Boek 6 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1706). De overeenkomst tussen partijen is door [geïntimeerde] – terecht – gekwalificeerd als een cursusovereenkomst (memorie van antwoord, nr. 2.9). De artikelen 3 en 4 AV worden derhalve vermoed onredelijk bezwarend te zijn.’
Het gerechtshof Arnhem/Leeuwarden heeft in zijn arrest van 6 november 2012 (ECLI:NL:GHARN:2012:3347 (en ECLI:NL:GHARL:2014:326, eindarrest) geoordeeld: ‘De cursusovereenkomst voorziet erin dat de Stichting zich jegens [A] verbindt tot het verrichten van werkzaamheden bestaande uit het geven van onderricht. Geen der partijen stelt zich op het standpunt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Daarmee voldoet de cursusovereenkomst aan de wettelijke omschrijving van de overeenkomst van opdracht.”
5.6
Naar het oordeel van de kantonrechter valt (het geven van onderricht en) onderwijs onder werkzaamheden in de zin van artikel 7:400 BW. Niet gezegd kan worden dat deze vorm van onderwijs alleen bestaat in het uitgeven van werken of een van de andere uitzonderingen zoals vermeld in de definitie van art. 7:400 BW. Geen sprake is van aanneming van werk. Een overeenkomst van onderwijs zoals de onderhavige vormt verder niet een zodanige onbenoemde overeenkomst dat zij niet onder de lijst van benoemde overeenkomsten (en derhalve in dit geval de overeenkomst van opdracht) zou mogen worden geschaard. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een onderwijsovereenkomst als de onderhavige geheel in de wet zou zijn omschreven en daarop een regime van toepassing zou zijn dat door de wet is voorgeschreven. De kantonrechter wijst op de in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) genoemde voorbeelden van beroepsopleiding en opleidingenindicatie (artikel 7.1.2 leden 1, 2 en 3). De benoemdheid blijkt uit de omschrijvingen: een beroepsopleiding is een onderwijstraject dat voor een deelnemer is ingericht overeenkomstig de eisen van hoofdstuk 7, titel 2, onverminderd artikel 1.4.1, lid 1a WEB , en dat is gericht op het behalen van een kwalificatie in het beroepsonderwijs alsmede een of meer daarbij behorende keuzedelen, ten bewijze waarvan een diploma wordt uitgereikt. Een opleiding educatie is een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van eindtermen of het behalen van een diploma, gelijkwaardig aan een diploma van scholen, bedoeld in de artikelen 7 tot en met 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs, of onderdelen van een dergelijk diploma. Beroepsopleidingen worden afgesloten met een examen. Opleidingen educatie kunnen worden afgesloten met een examen. Aan de inschrijving ligt een overeenkomst tussen het bevoegd gezag en de deelnemer ten grondslag. Deze overeenkomst wordt, overeenkomstig een door het bevoegd gezag vastgesteld model, schriftelijk aangegaan. De overeenkomst wordt gesloten voor de duur van de beroepsopleiding of een deel daarvan (dan wel de opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs of een deel daarvan waarop de inschrijving betrekking heeft). De overeenkomst regelt de rechten en verplichtingen van partijen, daaronder begrepen die, welke voortvloeien uit de wet, en omvat ten minste bepalingen over:
a. de inhoud en inrichting van een opleiding, waaronder voor een beroepsopleiding begrepen de leerweg, de examenvoorzieningen en de kwalificatie, of, bij inschrijving voor een opleidingsdomein of een kwalificatiedossier, dat opleidingsdomein of dat kwalificatiedossier, het beoogde niveau van de te behalen kwalificatie en het keuzedeel, de keuzedelen en het onderdeel of de onderdelen, bedoeld in
artikel 6.1.2a, tweede lid, die deel uitmaken van de beroepsopleiding,
b. de tijdvakken waarbinnen en, voor zover mogelijk, de lokaties waarop het onderwijs verzorgd wordt,
c. de wijze waarop partijen uit de overeenkomst voortkomende prestaties gestalte zullen geven,
d. in voorkomend geval, terugbetaling van voorschotten, verstrekt door het bevoegd gezag, ter voldoening van een bij of krachtens de wet geregelde geldelijke bijdrage als bedoeld in artikel 8.1.4,
e. de terugbetaling van cursusgeld in andere gevallen dan bedoeld in artikel 14, tweede lid onder a tot en met d, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000,
f. het verzuimbeleid van het bevoegd gezag,
g. indien sprake is van een gehandicapte deelnemer, de extra ondersteuning die voortvloeit uit zijn handicap, en
 h. de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden.
Andere voorbeelden van benoemde cursussen zijn nog: een cursus in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs;
.onderwijs aan een inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 61 van de Wet op het voortgezet onderwijs, voor zover het geen volledig onderwijs betreft; een op grond van de Experimentenwet onderwijs uit de openbare kas bekostigde cursus, voor zover het voortgezet onderwijs betreft;
5.7
Van zo een benoemde opleiding of een zo benoemde overeenkomst is in casu geen sprake.
5.8
De kantonrechter volgt verder, voor zover overigens van belang voor de onderhavige zaak, in dit verband het gerechtshof ’s Hertogenbosch in zijn overweging (ECLI:NL:GHSHE:2015:3001) dat uit de tekst van artikel 8.1.3 WEB, dat de onderwijsovereenkomst regelt, niet voortvloeit dat deze wettelijke regeling de toepasselijkheid van andere wettelijke bepalingen uitsluit (Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23778, nr. 3, blz. 142)
5.9
Bijgevolg dienen de artikelen 7:400 tot en met 7:414 BW op de onderhavige overeenkomst te worden toegepast. Terecht heeft [gedaagde ] een beroep gedaan op art. 7:413 lid 2 BW waarin is geregeld dat van de bepaling in artikel 7:408 lid 1 BW niet ten nadele van een opdrachtgever als bedoeld in artikel 7:408 lid 3 BW (een natuurlijk persoon die een opdracht heeft verstrekt anders dan in de uitoefening van beroep of bedrijf) kan worden afgeweken. De regel omtrent de opzegging door een, kort gezegd, consument, zoals [gedaagde ] is, is van dwingend recht. Dat wil zeggen dat [gedaagde ] , die als een natuurlijk persoon heeft te gelden die een opdracht heeft verstrekt anders dan in de uitoefening van beroep of bedrijf, ingevolge het bepaalde in artikel 7:408 lid 3 BW, ter zake van opzegging geen schadevergoeding verschuldigd is. De schadevergoeding ter zake van annulering is niet een variant op de onkosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de opdracht als bedoeld in artikel 7:406 BW. [gedaagde ] kan dus niet worden verplicht de door Imko Opleidingen voorgestane annuleringsvergoeding te betalen, hoe hoog of laag deze ook moge uitvallen. Op grond van de bijzondere, en als specifiek wetgeving voorrang hebbende, bepaling van artikel 7:408 lid 3 BW komt het bepaalde in artikel 6:237 aanhef en onder i BW niet aan de orde, zodat ook geen debat behoeft te worden gevoerd of de annuleringvergoeding een redelijke vergoeding betreft voor door de gebruiker geleden verlies of gederfde winst.
5.1
Het gevolg van het bovenstaande is dat de vordering van Imko Opleidingen dient te worden afgewezen en dat Imko Opleidingen in de kosten van de procedure dient te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Imko Opleidingen B.V. in de kosten van de procedure tot op heden aan de zijde van [gedaagde ] begroot op € 400,- aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde ] ;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.J.M. de Laat en is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2017.