Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verweer van mr. C. Karman;
- de aantekeningen van de gemachtigde van verzoeker.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 7 februari 2017 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een verzoek tot wraking behandeld dat was ingediend door de gemachtigde van verzoeker, de heer R.V. Tjon. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. C. Karman, de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke procedure met zaaknummer UTR 16-2720. De gemachtigde stelde dat de rechter vooringenomen had gereageerd op de beroepsgrond van verzoeker en dat er een onaangename werksfeer was gecreëerd. De rechter betwistte deze beschuldigingen en gaf aan dat zij haar rol als onafhankelijke rechter had vervuld door de procesorde te bewaken en verzoeker voldoende gelegenheid had gegeven om zijn standpunt naar voren te brengen.
De wrakingskamer oordeelde dat de rechter niet blijk had gegeven van vooringenomenheid. De beoordeling was gebaseerd op het proces-verbaal van de zitting, waaruit bleek dat de rechter verzoeker meerdere keren de kans had gegeven om zijn zienswijze te delen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. Het verzoek tot wraking werd dan ook ongegrond verklaard.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en de procedure van verzoeker met zaaknummer UTR 16-2720 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.