Op 19 december 2017 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. K. de Meulder. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 5 december 2017 en was gericht tegen de rechter die een bestuursrechtelijke zaak behandelde. De verzoeker stelde dat de rechter partijdig was en de schijn van partijdigheid had gewekt. Dit zou blijken uit het feit dat de rechter tijdens de zitting de gemeente niet kritisch bevroeg en verzoeker de mond snoerde. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat hij de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft voorgehouden en dat hij verzoeker en zijn gemachtigde voldoende gelegenheid heeft gegeven om hun standpunten naar voren te brengen. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker en de reactie van de gewraakte rechter zorgvuldig afgewogen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van (de schijn van) vooringenomenheid van de rechter. De beslissing van de wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking ongegrond werd verklaard. De zaken van verzoeker met de kenmerken UTR 17/2374 en UTR 17/4265 dienen voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.