Op 2 januari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een herstelvonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1985. Dit herstelvonnis volgt op een eerdere uitspraak van 22 december 2017, waarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf was opgelegd. Na de uitspraak op 22 december 2017 ontdekte de rechtbank dat er een misslag was in het dictum van het vonnis, specifiek met betrekking tot de oplegging van de straf. De rechtbank had verzuimd om de in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht voorgeschreven aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis had doorgebracht, toe te passen. Dit zou ertoe kunnen leiden dat de verdachte langer in de gevangenis zou verblijven dan noodzakelijk, wat onwenselijk werd geacht door de rechtbank.
In het herstelvonnis werd de misslag gecorrigeerd, waarbij de rechtbank vaststelde dat de eerdere beslissing van 22 december 2017 voor het overige ongewijzigd blijft. De rechtbank heeft bepaald dat de griffier het herstelvonnis aan het originele vonnis van 22 december 2017 hecht en dit per brief ter kennis brengt van de verdachte en de officier van justitie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist op basis van de naleving van bepaalde voorwaarden. Tevens werd een proeftijd van 3 jaren vastgesteld en werd bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.