ECLI:NL:RBMNE:2018:1201

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
6454486 / MC EXPL 17-10732
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding wegens treintje rijden

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands II B.V. (hierna: Q-Park) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens het niet betalen van parkeerkosten en het maken van gebruik van de zogenaamde 'treintje rijden' techniek om de parkeergarage te verlaten. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 21 januari 2017 heeft [gedaagde] met een Ford Transit Connect, geregistreerd op zijn naam, de parkeergarage verlaten zonder te betalen. Q-Park stelt dat dit in strijd is met hun algemene voorwaarden, waarin is opgenomen dat het verlaten van de parkeergarage zonder geldig parkeerbewijs niet is toegestaan. Q-Park vordert een bedrag van € 348,00, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, als gevolg van de vermeende tekortkoming van [gedaagde] in de parkeerovereenkomst.

Tijdens de procedure heeft Q-Park camerabeelden overgelegd waaruit blijkt dat de auto van [gedaagde] de parkeergarage heeft verlaten zonder dat er een parkeerticket is gebruikt. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij recht had op uitrijkaarten voor zijn medewerkers, maar dat deze niet beschikbaar waren op het moment van de overtreding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] als kentekenhouder verantwoordelijk is voor het betalen van de parkeerkosten en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan 'treintje rijden'. De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park toegewezen, inclusief de gevorderde boete en de wettelijke rente, en [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het boetebeding in de algemene voorwaarden van Q-Park niet als oneerlijk kan worden aangemerkt en dat de gevorderde bedragen in redelijke verhouding staan tot de geleden schade. Dit vonnis is uitgesproken op 14 maart 2018 door mr. R.M. Berendsen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 14 maart 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 6454486 / MC EXPL 17-10732 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS II B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres, hierna ook te noemen: Q-Park,
gemachtigde mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert - onder meer - parkeergarage […] te [vestigingsplaats] .
2.2.
Op 21 januari 2017 was de Ford Transit Connect voorzien van kenteken [kenteken] op naam gesteld van [gedaagde] .
2.3.
In de door Q-Park gehanteerde algemene voorwaarden staat onder meer opgenomen:
“(…)
5.9
De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
6. Parkeergeld en betaling
6.1
Voor het gebruik van de parkeerfaciliteit is de parkeerder parkeergeld verschuldigd. (…)
6.3
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.”
2.4.
Q-Park hanteert voor parkeergarage […] een tarief van € 48,00 voor een verloren kaart. Het dagtarief voor parkeergarage […] is € 19,00.
2.5.
Voor de slagboom is een bord geplaatst waarop te lezen is:
“ WELKOM
Q-PARK […]
OPENINGSTIJDEN
INRIJDEN 24 UUR PER DAG
UITRIJDEN 24 UUR PER DAG
TARIEVEN
13 minuten of een gedeelte hiervan € 0,50
Maximaal dagtarief € 19,00
(…)
BETAALMIDDELEN
(…)
SERVICES
(…)
ALGEMENE VOORWAARDEN
(…)”
2.6.
De inritterminal is voorzien van een sticker waarop staat:
“UITRIJDEN ZONDER BETALEN WORDT DIRECT GEMELD BIJ ONZE GERECHTSDEURWAARDER Als gevolg hiervan wordt het dagtarief en alle bijkomende kosten in rekening gebracht”.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park heeft gevorderd de veroordeling van [gedaagde] , uitvoerbaar bij voorraad, om aan haar te betalen € 348,00, vermeerderd met € 52,20 aan buitengerechtelijke kosten en met de wettelijke rente over € 400,20 vanaf 21 januari 2017, althans van verzuim, tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
Aan haar vordering heeft Q-Park ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de parkeerovereenkomst door zonder te betalen de parkeergarage te verlaten. [gedaagde] heeft zich schuldig gemaakt aan het zogenaamde treintje rijden, d.w.z. door vlak achter zijn voorganger onder de slagboom die is geopend voor zijn voorganger, door te rijden. [gedaagde] houdt aldus plekken bezet volgens de “PMS” en “PRIS”-systemen en Q-Park loopt inkomsten mis. Op grond van de op de overeenkomst van kracht zijnde algemene voorwaarden is [gedaagde] het tarief voor een verloren kaart van € 48,00 verschuldigd alsmede een bedrag van € 300,00 ter zake aanvullende schadevergoeding per keer dat zij de parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen.
3.3.
Volgens Q-Park wordt [gedaagde] als kentekenhouder vermoed de bestuurder te zijn geweest. Q-Park heeft camerabeelden in het geding gebracht waaruit volgens haar blijkt dat het treintje rijden met de auto op naam van [gedaagde] heeft plaatsgevonden. Door het binnenrijden gaat de parkeerder akkoord met de algemene voorwaarden. Voor het binnenrijden wordt de bestuurder door een informatiebord op de algemene voorwaarden gewezen. Tussen Q-Park en [gedaagde] is een parkeerovereenkomst tot stand gekomen en [gedaagde] is akkoord gegaan met de algemene voorwaarden. [gedaagde] was op de hoogte van de aanvullende schadevergoeding en de gevolgen van het treintje rijden. De aanvullende schadevergoeding is opgebouwd uit kosten voortvloeiende uit investeringen in dure camerasystemen technische en administratieve aanpassingen om [gedaagde] te kunnen traceren en vervolgen en medewerkers die nodig zijn om aan de hand van meldingen de beelden op te zoeken. Het “treintje rijden” is maatschappelijk ontoelaatbaar gedrag en levert onveilige situaties op. Verder veroorzaakt het kopieergedrag.
3.4.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij per december 2016 een autoreinigingsbedrijf runt in de parkeergarage van Q-Park. [gedaagde] had recht op twee uitrijkaarten voor zijn medewerkers. In januari 2017 waren die kaarten nog niet beschikbaar. De medewerkers van [gedaagde] konden naar buiten omdat de medewerkers van Q-Park de poorten opende. Op 21 januari 2017 was er niemand van Q-Park in de parkeergarage aanwezig. Via de paal hebben zij uitgelegd dat zij de garage in en uit mochten rijden, maar volgens de helpdeskmedewerker was daar niets van bekend. Omdat de slagboom niet werd geopend en zijn medewerkers niet genoeg geld bij zich hadden, hebben zij op genoemde wijze de garage verlaten. Inmiddels heeft [gedaagde] de beschikking over twee passen van Q-Park. [gedaagde] heeft een verklaring in het geding gebracht waaruit volgens hem blijkt dat medewerkers van Q-Park de slagboom opende en hij heeft een huurovereenkomst in het geding gebracht waaruit volgens hem blijkt dat hij een bedrijfsruimte huurt in de […] te [vestigingsplaats] .
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Q-Park heeft, bij repliek, een dvd in het geding gebracht waaruit kan worden opgemaakt dat de auto met kenteken [kenteken] vlak achter een voorgaande auto de parkeergarage […] heeft verlaten op 21 januari 2017. Niet blijkt dat de bestuurder een parkeerticket in de uitritterminal heeft gedaan om de slagboom te openen. Nu [gedaagde] de dvd niet heeft betwist en niet afdoende heeft onderbouwd dat er wel betaald is voor het parkeren, kan niet anders dan worden geoordeeld dat de bestuurder van de auto met kenteken [kenteken] op 21 januari 2017 de parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen.
4.2.
Q-Park heeft gesteld dat het motorvoertuig met kenteken [kenteken] op naam van [gedaagde] stond ten tijde van het ‘treintje rijden’. [gedaagde] heeft aangevoerd, althans zo begrijpt de kantonrechter, dat een van zijn medewerkers de bestuurder is geweest.
4.3.
Er is naar het oordeel van de kantonrechter geen wettelijke basis om de kentekenhouder zonder meer als contractspartij van Q-Park aan te merken. Uit een registratie als kentekenhouder kan wel het vermoeden worden afgeleid dat de eigenaar ook de bestuurder van de auto is geweest. Het ligt op de weg van [gedaagde] om dat vermoeden te weerleggen en haar standpunt in dat kader te motiveren en te onderbouwen. [gedaagde] heeft slechts aangegeven dat een van zijn medewerkers de bestuurder is geweest. Zonder nadere onderbouwing of toelichting, die [gedaagde] niet heeft gegeven, vormt die blote stelling een onvoldoende weerlegging van genoemd vermoeden. Dit betekent dat [gedaagde] als bestuurder van de auto wordt aangemerkt die op de door Q-Park genoemde data heeft geparkeerd in de parkeergarage en zodoende een (parkeer)overeenkomst is aangegaan met Q-Park. Ook moet worden aangenomen op basis van de door Q-Park overgelegde beelden dat [gedaagde] met die auto de parkeergarage is uitgereden zonder te betalen en dat hij zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan ‘treintje rijden’.
4.4.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat hij een autoreinigingsbedrijf exploiteert in de garage van Q-Park, dat afgesproken is dat hij de beschikking kreeg over 2 uitrijkaarten, maar dat die kaarten in januari 2017 nog niet binnen waren. Zijn medewerkers konden elke dag naar buiten omdat de medewerkers van Q-Park de slagboom opende. Op die dag was er geen medewerker van Q-Park in de garage aanwezig. [gedaagde] heeft contact gezocht via de aanwezige helpknoppen, maar de medewerker heeft de slagboom niet opengedaan. Er was geen andere mogelijkheid om de garage te verlaten, aldus [gedaagde] .
4.5.
Dat op het moment dat [gedaagde] de parkeergarage wilde verlaten, er geen medewerkers van Q-Park aanwezig waren om de slagboom voor hem te openen en hij niet beschikte over middelen waarmee hij kon betalen, moge zo zijn, dat maakt echter niet dat [gedaagde] de parkeergarage kon verlaten zoals hij heeft gedaan. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om voor betaling zorg te dragen en dit al dan niet op een later moment met Q-Park te regelen. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] naar middelen heeft gezocht om tot betaling over te gaan. Dat [gedaagde] de keuze heeft gemaakt om achter iemand aan te rijden, dient voor zijn rekening en risico te blijven. Dit verweer van [gedaagde] gaat dan ook niet op.
4.6.
Gelet op al hetgeen door Q-Park is gesteld over de aard en de achtergrond van het
boetebeding, waartegen [gedaagde] niets heeft aangevoerd, en in aanmerking genomen dat [gedaagde] door ‘treintje te rijden’ meerdere keren doelbewust schade heeft berokkend met alle gevaarzettingen van dien, is de kantonrechter van oordeel dat de in het geding zijnde boete in een redelijke verhouding staat tot de (te verwachten) schade door de gedragingen waarop de boete is gesteld. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat, gezien de toelichting van Q-Park en in aanmerking genomen dat [gedaagde] zich meerdere malen heeft schuldig gemaakt aan ‘treintje rijden’, de boete als ‘prikkel tot nakoming’ in een redelijke verhouding staat tot het belang voor Q-Park dat met nakoming van de verplichting is gediend, te weten het voorkomen van verkeersonveilige gedragingen door het financieel onaantrekkelijk maken van ‘treintje rijden’.
4.7.
In navolging van de kantonrechter van deze rechtbank in zijn uitspraak van
4 mei 2016 (ECLI:NL:RBMNE:2016:2625) wordt ook in het onderhavige geval
geconcludeerd dat het boetebeding in de algemene voorwaarden van Q-Park niet is aan te
merken als een oneerlijk beding.
4.8.
Gelet op het vorenstaande zijn de door Q-Park gevorderde boete van € 300,00 en gevorderde parkeerkosten van € 48,00 toewijsbaar. De gevorderde
wettelijke rente zal worden toegewezen over de gevorderde hoofdsom vanaf 21 januari 2017.
4.9.
Q-Park maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan Q-Park te betalen een bedrag van € 400,20, vermeerderd met de wettelijke rente over € 348,00 bedrag vanaf 21 januari 2017 tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van
Q-Park begroot op:
 € 120,00 voor salaris gemachtigde
 € 83,51 voor explootkosten
 € 117,00 voor griffierecht;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2018.