ECLI:NL:RBMNE:2018:149

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
16/660165-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en vernieling met contactverbod

Op 18 januari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 augustus 2017 in [woonplaats] zijn ex-partner [slachtoffer] heeft mishandeld en goederen heeft vernield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met kracht aan de haren van [slachtoffer] heeft getrokken, wat heeft geleid tot pijn en letsel. Daarnaast heeft hij opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur, televisie, lamp en een Jezusbeeld vernield door de voordeur in te trappen en [slachtoffer] door de woonkamer te sleuren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en een contactverbod van drie jaar met [slachtoffer], met uitzondering van contact over de kinderen via een professionele instantie. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van noodweer, zoals door de verdediging werd aangevoerd, en dat de verdachte niet in een situatie verkeerde waarin hij zich moest verdedigen. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de materiële schade op € 134,15 en de immateriële schade op € 50,- heeft vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding aan de benadeelde partij te betalen, met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660165-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 januari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1970] te [geboorteplaats] (Suriname)
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van hetgeen verdachte en mr. N. de Kock, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 20 augustus 2017 te [woonplaats] heeft mishandeld [slachtoffer] door haar (met kracht) aan haar haren te trekken;
Feit 2
op 20 augustus 2017 te [woonplaats] heeft vernield een voordeur en/of een televisie en/of een lamp en/of een (Jezus)beeld van [slachtoffer] door die voordeur in te trappen en/of die [slachtoffer] aan haar haren door de woonkamer te trekken waardoor die televisie en/of lamp en/of (Jezus)beeld zijn omgevallen althans beschadigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit
Aangeefster [slachtoffer] heeft als volgt verklaard:
“Hij pakte mij vast bij mijn haren en sleurde mij door de woonkamer. [2]
Verdachte heeft ter zitting een bekennende verklaring afgelegd. [3]
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit
Aangeefster [slachtoffer] heeft als volgt verklaard:
“Ik merkte dat mijn ex weer terug kwam doordat ik ineens iemand keihard tegen de voordeur hoorde trappen. Hij heeft 6 of 7 keer getrapt net zo lang tot de deur open was. Ik zag dat mijn ex binnen kwam. [4]
“Toen mijn ex mij aan mijn haren door de woonkamer trok zijn er verschillende goederen vernield:
- een marmeren lamp met wit/beige kap
- televisie
- een Jezusbeeld
- mijn voordeur. [5]
Getuige [getuige] heeft als volgt verklaard:
“Mijn vader trapte de deur in. Ik zag dat mijn vader mijn moeder bij haar haren pakte. Ik zag dat het beeld van God omviel. Dit beeld is beschadigd. Ik zag dat mijn vader mijn moeder aan haar haar pakte en sleurde richting de gang. [6]
Verbalisanten hebben als volgt gerelateerd:
“Op 20 augustus 2017 waren wij inzetbaar voor incidentenafhandeling. Omstreeks 22.35 uur werden wij door de gemeenschappelijke meldkamer gestuurd naar [adres] te [woonplaats] . Wij zagen dat de deur werd geopend door een vrouw. [7] De vrouw verklaarde:
- dat haar ex-man de voordeur heeft ingetrapt;
- dat haar ex-man haar bij de haren heeft vastgepakt en haar door de woonkamer heeft gesleurd;
- dat zij met haar hoofd tegen de televisie is geduwd;
Ik, [verbalisant 1] , zag in de woonkamer dat er een vaas kapot was en dat er stukken van deze vaas op de grond lagen. Ik heb nog met enkele collega’s gekeken naar de voordeur welke zou zijn opengetrapt. Ik zag dat de deurstijl enigszins verbogen was. [8]
Bewijsoverweging
Hoewel verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij in de woonkamer van verdachte heeft gezien dat een vaas kapot was en dat er stukken van de vaas op de grond lagen, gaat de rechtbank er vanuit dat het (stukken van) een lamp betreft. Op grond van de foto’s in het dossier houdt de rechtbank het ervoor dat de verbalisant de lamp, gelet op het ontbreken van de lampenkap en de vorm van de lamp, kennelijk voor vaas heeft aangezien.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 20 augustus 2017 te [woonplaats] ,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht) aan haar
haren heeft getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden;
Feit 2
op 20 augustus 2017 te [woonplaats] ,
opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur
en een televisie en een lamp en een beeld,
geheel toebehorende aan [slachtoffer] ,
heeft beschadigd, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk die voordeur in te trappen en die [slachtoffer] aan haar haren door de woonkamer te trekken waardoor die televisie en lamp en een beeld zijn omgevallen, althans beschadigd zijn geraakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Daartoe heeft de verdediging de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
Er was sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding doordat [slachtoffer] verdachte heeft gestoken met een mes. Verdachte handelde uit noodzakelijke verdediging want hij schrok en was vol ongeloof omdat [slachtoffer] was ontstoken in razernij en, gelet op het steken met het mes, geen middelen schuwde terwijl de kinderen bij [slachtoffer] in de woning waren. Verdachte heeft uit instinct de deur ingetrapt voor de kinderen en om het mes te bemachtigen als bewijsstuk.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Uit het dossier blijkt dat de deur van de woning van [slachtoffer] , nadat verdachte met een mes was gestoken, is gesloten. Verdachte stond op dat moment buiten de woning en [slachtoffer] bevond zich in de woning. Vervolgens heeft verdachte de deur van de woning van [slachtoffer] ingetrapt. Niet kan worden gesteld dat op het moment van intrappen van de deur (nog) sprake was van een wederrechtelijke aanranding. Er was geen enkele reden meer voor verdachte om zich te verdedigen. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte uit verontwaardiging en boosheid over het steken met het mes de deur heeft ingetrapt en dat verdachte, zoals hij de politie heeft verklaard, bang was dat [slachtoffer] het mes weg zou gooien. Pas ter terechtzitting is door en namens verdachte aangevoerd dat hij zijn kinderen tegen de woede van [slachtoffer] wilde beschermen, maar hierover heeft verdachte destijds niets verklaard bij de politie. Voorts blijkt uit het dossier dat de woede van [slachtoffer] juist was gericht tegen verdachte en geenszins tegen de kinderen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Het verweer wordt verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
mishandeling;
Feit 2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat indien de rechtbank niet van oordeel is dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, dan toch moet worden aangenomen dat hem een beroep toekomt op noodweerexces, als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft gesteld dat indien de rechtbank meent dat verdachte, door de deur in te trappen en [slachtoffer] aan haar haren door de woning te sleurende grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, kan worden geconcludeerd dat deze overschrijding het onmiddellijk gevolg is geweest van een door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding veroorzaakte, hevige gemoedsbeweging.
Op grond van de hiervoor bij rubriek 6 vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zodat het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slaagt. Dat bij verdachte sprake zou zijn geweest van een hevige gemoedsbeweging is daartoe onvoldoende.
Verder verwerpt de rechtbank het beroep op psychische overmacht omdat er, zoals hiervoor reeds is uiteengezet, geen enkel aanknopingspunt voor verdachte was om te veronderstellen dat zijn kinderen in de woning bij [slachtoffer] niet (meer) veilig zouden zijn.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 maand;
- een vrijheidsbeperkende maatregel te weten een verbod tot direct en indirect contact met [slachtoffer] , met uitzondering van contact over de kinderen via een professionele partij, gedurende 3 jaar, dadelijk uitvoerbaar, met vervangende hechtenis gedurende één week indien niet aan de maatregel wordt voldaan.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak. Ten aanzien van de eis om de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen heeft de verdediging aangevoerd dat het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel niet zinvol meer is. De relatie van verdachte en [slachtoffer] is beëindigd en er is geen recidiverisico.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is naar de woning van [slachtoffer] gegaan en is de confrontatie met haar aangegaan. De situatie is uit de hand gelopen terwijl de kinderen daarbij aanwezig waren. [slachtoffer] heeft verdachte met een mes in de borst gestoken en vervolgens heeft verdachte de deur van de woning van [slachtoffer] ingetrapt en haar aan haar haren door de woning gesleurd. De rechtbank houdt verdachte mede verantwoordelijk voor het verder escaleren van de situatie in en nabij de woning van de kinderen, die daar veilig horen te zijn.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 22 november 2017;
- een reclasseringsadvies van 9 november 2017, uitgebracht door S. Dijkslag, reclasseringswerker.
Uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte herhaaldelijk in aanraking met justitie is geweest in verband met strafbare feiten die betrekking hebben op [slachtoffer] en personen die aan haar gerelateerd zijn. Verdachte heeft moeite met impulscontrole en agressieregulatie en dat komt vooral tot uiting in contact met zijn ex‑partner ( [slachtoffer] ). Uit het logboek van [slachtoffer] blijkt dat verdachte haar en de kinderen in de periode voorafgaand aan 20 augustus 2017 regelmatig heeft lastig gevallen. Verder verkeert [slachtoffer] op dit moment in moeilijke persoonlijke omstandigheden. De reclassering schat in dat het recidiverisico hoog is.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het voor verdachte eens en voor altijd duidelijk moet zijn dat hij [slachtoffer] met rust laat. De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij ter zitting naar voren heeft gebracht dat hij niet meer boos is op [slachtoffer] en dat hij het contact met de kinderen weer wil herstellen.
De rechtbank acht de volgende straf passend en geboden:
een taakstraf van 60 uren.
De rechtbank beveelt dat, voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren
verricht, de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis.
Voorts legt de rechtbank ter voorkoming van strafbare feiten aan verdachte op:
de maatregel
strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van 3 jaren.
De rechtbank beveelt dat verdachte zich onthoudt van (in)direct contact met [slachtoffer] , met
uitzondering van contact over de kinderen uitsluitend voor zover dat contact via een
professionele partij verloopt.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het reclasseringsadvies, bezien in
samenhang met het strafblad van verdachte, er ernstig rekening mee moet worden gehouden
dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen
jegens [slachtoffer] . Daarom beveelt de rechtbank dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank beveelt dat, voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, de maatregel
wordt vervangen door 1 week hechtenis voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden (180 dagen).

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 444,15. Dit bedrag bestaat uit € 244,15 materiële schade en € 200,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is de vordering van [slachtoffer] toewijsbaar.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsvrouw dient de vordering van [slachtoffer] te worden afgewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële schade aan de televisie, de lamp en het beeld van [slachtoffer] komen tot een bedrag van in totaal € 134,15 voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank gaat uit van 2 jaar afschrijving op de aanschafwaarde van de televisie. Verder komt de immateriële schade tot een bedrag van in totaal € 50,- voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 184,15 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 184,15, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 24c, 36f, 38v, 38w, 57, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis;
- legt op
de maatregeldat verdachte voor de duur van
3 jarenop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1974] te [geboorteplaats] , waarbij als enige uitzondering geldt het contact over de kinderen via een professionele instantie, zoals de William Schrikker Groep;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door verdachte niet aan de maatregel van contactverbod wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden (180 dagen).
Benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 184,15 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. van en Boogaard, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen-van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht) aan haar
haren heeft getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en / of
pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te [woonplaats] , althans in het
arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur
en/of een televisie en/of een lamp en/of een (Jezus)beeld, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, een heeft vernield en / of beschadigd en / of
onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk die
(voor)deur in te trappen en/of die [slachtoffer] aan haar haren door de woonkamer te
trekken waardoor die televisie en/of lamp en/of (Jezus)beeld zijn omgevallen,
althans beschadigd zijn geraakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, genummerd 2017256093, opgemaakt door politie Midden-Nederland,
2.Het proces-verbaal van 21 augustus 2017 van verhoor van verdachte [slachtoffer] , pagina 24.
3.De verklaring van verdachte [verdachte] ter zitting van 4 januari 2018.
4.Het proces-verbaal van 21 augustus 2017 van verhoor van verdachte [slachtoffer] , pagina 24.
5.Het proces-verbaal van 19 september 2017 van aangifte door [slachtoffer] , pagina 98.
6.Het proces-verbaal van 23 augustus 2017 van verhoor van getuige [getuige] , pagina 79.
7.Het proces-verbaal van 21 augustus 2017 van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 39.
8.Het proces-verbaal van 21 augustus 2017 van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 40.