ECLI:NL:RBMNE:2018:2530

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
6 juni 2018
Zaaknummer
652169-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en opzetheling van fietsen

Op 1 juni 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en opzetheling van fietsen. De verdachte, geboren in 1969 in Polen, werd op 2 februari 2018 in Amersfoort aangehouden na een melding van verdachte activiteiten bij een opslagruimte. Tijdens het onderzoek werden 27 fietsen aangetroffen, waarvan bleek dat ze vermoedelijk gestolen waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij het helen van deze fietsen en het deelnemen aan een organisatie die zich bezighield met fietsendiefstallen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, aangezien hij betrokken was bij het huren van de opslagruimte en het verwerven van de fietsen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een derde feit, maar achtte de deelname aan de criminele organisatie en de opzetheling bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 1000,-. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige feiten die schade en overlast voor de slachtoffers veroorzaakten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652169-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] (Polen)
zonder een bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.M. van Dam, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 2 februari 2018 te Amersfoort samen met anderen 27 fietsen heeft geheeld;
Feit 2: in de periode van 1 juni 2017 tot en met 2 februari 2018 te Amersfoort heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van fietsendiefstallen en/of het omkatten van fietsen en/of het helen van fietsen;
Feit 3:
Primair op 2 februari 2018 te Amersfoort samen met anderen opzettelijk meerdere radiozendapparaten heeft aangelegd, aanwezig heeft gehad en of gebruikt terwijl hem voor het gebruik van frequentieruimte geen vergunning was verleend;
Subsidiair op 2 februari 2018 te Amersfoort samen met anderen opzettelijk meerdere radiozendapparaten heeft voorhanden gehad.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging eventuele kennelijke schrijffouten. De verdachte
wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde vordert de officier van justitie vrijspraak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle feiten. Ten aanzien van feit 1 is aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van het feit dat de fietsen gestolen waren en hij op het moment van het verkrijgen van de wetenschap weg wilde gaan, maar direct werd aangehouden. De raadsman heeft de rechtbank gevraagd de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] hierover mee te nemen, aangezien hij verklaart dat verdachte onschuldig vast zit en onbewust naar Nederland is gekomen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte toevallig ter plaatse was, er geen sprake is van duurzaamheid en er geen vergelijking gemaakt kan worden met het onderzoek ‘09Gazelle.’ Op feit 3 is de verdediging niet verder in gegaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank gaat op basis van de hierna te noemen bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 2 februari 2018 kregen verbalisanten de melding om te gaan naar de [adres] te [vestigingsplaats], alwaar [bedrijfsnaam] gevestigd is. Het personeel van de [bedrijfsnaam] had gemeld dat zij veel verdachte activiteiten hadden waargenomen op de camera's. Zij hadden op de camera's gezien dat er vier mannen met fietsen aan het slepen waren en dat deze in ruimte [nummer] werden opgeslagen. Uit het huurcontract van de genoemde opslagruimte blijkt een ingangsdatum van 1 februari 2018. Verbalisanten hebben vervolgens een Mobeye geplaatst. [2]
Op 2 februari 2018 te 19:44 uur is het Mobeye alarm in opslagruimte [nummer] af gegaan. Verbalisanten zijn direct ter plaatse gegaan en zagen bij het betreden van het pand, een grote witte Volkswagen bestelauto staan voorzien van een Poolse kentekenplaat ([kenteken]). In de laadruimte bevond zich een man, die later bleek verdachte [verdachte] te zijn. Verbalisanten zagen in de gang waar de opslagruimte zich bevond drie mannen staan. Zij zagen dat er diverse fietsen om hen heen stonden en dat het rolluik van de opslagruimte open stond. Zij zagen verder dat er diverse gereedschappen, waaronder een stanleymes, om hen heen op de grond lagen. De achterste verdachte, naar later bleek medeverdachte [medeverdachte 1], maakte aanstalten om te vluchten. De twee overige verdachten bleken medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] te zijn. [3]
Verdachte is vervolgens aangehouden. [4] Verbalisanten zagen dat er in het voorste compartiment van de Volkswagen bestelauto diverse fietssloten lagen en allerlei gereedschap. Ook zagen zij dat er diverse gereedschappen in de opslagruimte lagen. Zij zagen ook dat er diverse trappers en fietstassen los op en om de fietsen heen lagen. [5] Dit blijkt uit de foto’s zoals deze zijn gevoegd achter het proces-verbaal van bevindingen. [6]
In de opslagbox met nummer [nummer] werden 27 dames- en herenfietsen aangetroffen. [7] Bij 15 fietsen bleken de trappers te zijn verwijderd en bij 16 fietsen bleek het stuur 90 graden te zijn verdraaid. Bij 6 fietsen was de sticker met daarop het originele framenummer verwijderd en bij 7 fietsen was de sticker van de fietsenmaker weggekrabd dan wel getracht om deze weg te branden. [8] Vermoedelijk is een brander (KVI 2018.033756-21) of een andere hitte bron (KVI 2018.033756-43) gebruikt om de sticker te verwarmen waardoor de lijm oplost/loslaat en het makkelijk wordt om een sticker te weg te krabben dan wel te verwijderen. In opslagbox [nummer] werd een gasbus, met een passende branderkop aangetroffen. In de witte bestelbus van de verdachten werd een verfstripper (andere hitte bron) aangetroffen. [9]
Tijdens het onderzoek in de Volkswagen bestelbus met het Poolse kenteken [kenteken] zijn er, nog nieuwe, ringsloten, een föhn, verschillend gereedschap en een stickervel met stickers aangetroffen. Daarnaast bleken er onder het zitgedeelte van de passagiersstoel nog nieuwe ringsloten te liggen en in het portiervak van de bestuurdersdeur verschillende fietssleutels. [10]
Op de bagagedrager van een fiets werd een zogenaamde ‘jammer’ aangetroffen. Bij het aantreffen van deze jammer stond de aan/uit knop op: aan. [11] Daarnaast is er een jammer aangetroffen in de Volkswagen bestelbus van verdachte en deze is inbeslaggenomen [12] en onderzocht, waaruit volgt dat het een jammer is. [13]
Op 5 februari 2018 wordt door verbalisant [verbalisant] de camerabeelden van de gang van [bedrijfsnaam] te [vestigingsplaats] uitgekeken, waarbij de verdachten toegang hebben tot een box aan het einde van de gang. [14] Op deze camerabeelden is te zien dat op 2 februari 2018 omstreeks 19:06 uur medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte in beeld komen. [15] Verdachte opent de deur van een opslagbox en medeverdachte [medeverdachte 1] laat zijn fiets staan en loopt terug. [16] Verdachte draait het stuur van de fiets een kwartslag en rijdt de fiets in de opslagruimte. [17] Vervolgens verschijnen om 19:08 uur de twee andere medeverdachten in beeld, namelijk medeverdachte [medeverdachte 3] en medeverdachte [medeverdachte 2]. [18] Om 19:09 uur is te zien dat medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 3] hun fietsen in de opslag hebben gezet. [19]
Alle inbeslaggenomen fietsen zijn onderzocht. Uit dit onderzoek zijn in totaal 27 aangiften van diefstal naar voren gekomen. Deze aangiften zijn in het dossier opgenomen. [20]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat de twee jongens die de fietsen, naar het magazijn van [bedrijfsnaam] hebben gebracht, dit deden op bestelling van [A] uit Polen. Deze man had contacten gelegd met Poolse mensen hier en die zouden fietsen regelen. Deze [A] heeft aan medeverdachte [medeverdachte 1] het voorstel gedaan dat hij voor € 500,00 de opslagruimte zou huren en vervolgens de fietsen zou vervoeren naar Polen en daar heeft medeverdachte mee ingestemd. [21] Aan medeverdachte [medeverdachte 1] werd verteld dat het een mix betrof van legale en illegale fietsen. [22] De stickervellen met framenummers waren gebracht door een vriend van [A] uit [woonplaats]. [23]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij met [verdachte] (
De rechtbank begrijpt verdachte [verdachte])in een hotel zat en als een van die twee jonge jongens (
de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2])belde, dat ze fietsen hadden, dan moesten hij en verdachte naar de opslagbox om de fietsen er in te brengen. [24] Die jongens brachten een voor een de fietsen naar de opslagbox. [25] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat de twee jongens, die tegelijkertijd met hem zijn aangehouden en die hem aan het helpen waren om de fietsen voor te bereiden om te vervoeren, de twee jongens waren waar hij het eerder over had.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat hij als deel van de opdracht had om de fietsen die inbouwsloten hadden deze te vervangen door nieuwe sloten. Hij heeft samen met verdachte sloten gekocht bij de [naam winkel]. [26]
Verdachte heeft op 3 februari 2018 verklaard dat [medeverdachte 1] (
De rechtbank begrijpt verdachte [medeverdachte 1])hem de opdracht heeft gegeven om het vervoer te doen. [27] Verdachte is samen met medeverdachte naar [medeverdachte 1] naar Nederland gekomen. [28] Verdachte zou
€ 700,- krijgen. [29] Hij was aanwezig toen het huurcontract van de opslagbox werd getekend. [30]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich omstreeks 2 februari 2018 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van een groot aantal fietsen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij dacht dat alle fietsen niet van diefstal afkomstig waren, ongeloofwaardig. De fietsen konden niet op een punt opgehaald worden, maar werden één voor één gebracht. Daarnaast ontbraken op de fietsen originele framenummers. Verdachte heeft nieuwe sloten gekocht om op de fietsen te zetten. Dit alles maakt het onaannemelijk dat de fietsen van legale afkomst waren.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Aan verdachte is onder feit 2 tenlastegelegd dat hij zich in de periode van 1 juni 2017 tot en met 2 februari 2018 schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie, die tot oogmerk had het plegen van verschillende soorten misdrijven, zoals opgesomd in de tenlastelegging.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling terzake deelneming aan een criminele organisatie dient te worden vastgesteld dat sprake is geweest van een organisatie, dat die organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Voor een criminele organisatie moet er sprake zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. [31] Voor de deelneming is van belang dat betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en dat hij een aan deel heeft in, dan wel ondersteunt met gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. [32] Deelneming impliceert opzet, dat wil zeggen dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. [33]
Zoals hierna wordt toegelicht is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], gericht op, kort gezegd, plegen van fietsen diefstallen, het helen van fietsen, het omkatten van fietsen, het naar Polen vervoeren van die fietsen en het verkopen/verhandelen van die fietsen. Zij hebben een gestructureerd samenwerkingsverband gevormd waarbij ieder een eigen aandeel heeft gehad, dan wel ondersteunende gedragingen heeft verricht, die rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie.
De rechtbank overweegt daartoe dat de samenwerking tussen verdachten blijkt uit het volgende. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de opdracht vanuit Polen aangenomen en is met verdachte naar Nederland gekomen. Zij hebben een opslagbox gehuurd. De gestolen fietsen werden gebracht naar deze opslagbox door medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]. Gezamenlijk hebben zij zich bezig gehouden met het verwijderen van de framenummers.
Het aandeel van verdachte blijkt uit het volgende.
Verdachte is vanuit Polen naar Nederland gegaan om fietsen op te halen. Verdachte was aanwezig op het moment dat de opslagbox werd gehuurd en deze beschikbaar werd gesteld voor de opslag van deze fietsen. Verdachte heeft met medeverdachte [medeverdachte 1] nabij de opslagbox gewacht. Als zij gebeld werden zijn zij naar de opslagbox gegaan om deze te openen, waarbij er door medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] nieuwe fietsen gebracht werden. Tot slot heeft verdachte nieuwe sloten gekocht om deze op de fietsen te monteren.
Ten aanzien van de pleegperiode
De rechtbank stelt vast dat de criminele organisatie heeft geopereerd omstreeks 2 februari 2018. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de langere periode die ten laste is gelegd wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3 primair
De rechtbank acht het onder 3 primair ten laste gelegde niet bewezen, nu in de tenlastelegging het bestanddeel ‘geen vergunning’ is opgenomen en hiervoor geen bewijs in het dossier aanwezig is. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien feit 3 subsidiair
Uit het procesdossier volgt dat er twee jammers zijn aangetroffen. De rechtbank overweegt hierover als volgt. In de box, die de medeverdachte heeft gehuurd in aanwezigheid van verdachte, is een jammer aangetroffen. Daarnaast is een jammer aangetroffen in de bestelbus van de verdachte. Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte meerdere jammers in zijn bezit heeft gehad terwijl hij daar geen vergunning voor had.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1
op 2 februari 2018 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander, een groot aantal te weten 27 fietsen, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze fietsen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Ten aanzien van feit 2
omstreeks 2 februari 2018 te Amersfoort, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
onder meer en voor zover bekend [verdachte] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van fietsendiefstallen en het helen van fietsen en het omkatten van die fietsen en het naar Polen vervoeren van die fietsen en het verkopen/verhandelen van die fietsen;
Ten aanzien van feit 3 subsidiair
omstreeks 2 februari 2018 te Amersfoort, tezamen en in vereniging, meerdere zogenoemde jammers zonder merk en type aanduiding voorhanden heeft gehad, zijnde een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid van artikel 161sexies van het Wetboek van Strafrecht, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in genoemd artikel wordt gepleegd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: medeplegen van opzetheling;
Feit 2: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Feit 3
Subsidiair medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.9, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een geldboete van € 1000,-.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. De verdediging heeft gevraagd, mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, rekening te houden met de rol van verdachte en verdachte geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de duur van het voorarrest. Subsidiair heeft de verdediging gevraagd de geldboete op te leggen in termijnen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de heling van een groot aantal dure fietsen, het aanleggen en gebruiken van een jammer en het deelnemen aan een criminele organisatie.
Verdachte is vanuit Polen naar Nederland gekomen om gestolen fietsen op te halen. Hij heeft bewust bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen fietsen. Hij heeft zich niets aangetrokken van het feit dat de slachtoffers van de gestolen goederen veel schade en overlast daarvan ondervinden en heeft uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 3 april 2018, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd door de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht. Het voorwaardelijke deel dient verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan enig strafbaar feit.

9.BESLAG

De rechtbank heeft geen beslaglijst van de officier van justitie ontvangen. Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte de rechtbank gevraagd om een beslissing te nemen over de bestelauto van verdachte.
Verbeurdverklaring
Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen: een Bestelauto met kenteken [kenteken]. De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp verbeurd verklaren, nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan dan wel daartoe was bestemd. De bestelauto was bedoeld om de gestolen fietsen mee te vervoeren.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 140, 161sexie en 416 van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikel 10.9 van de Telecommunicatiewet en
  • artikel 1 onder 1 van de Wet op de economische delicten;
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, 2, en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1, 2, en 3 subsidiair ten laste gelegde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 Bestelauto met kenteken [kenteken] (goednummer 2133543).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. E. Akkermans en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.H. Batavier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juni 2018.
Mr. J. Wiersma is buiten staat mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] is na wijziging ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 februari 2018 te Amersfoort, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een groot aantal (te
weten 27) fietsen, althans meerdere fietsen, in elk geval een fiets, heeft
verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze fiets(en) wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door (een) misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 2 februari 2018 te
Amersfoort, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder meer en/of voor zover bekend) [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3]
, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te
weten het plegen van fietsendiefstallen en/of het helen van fietsen en/of het
omkatten van (die) fietsen en/of het (naar Polen) vervoeren van (die) fietsen
en/of het verkopen/verhandelen van (die) fietsen.
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Primair
hij op of omstreeks 2 februari 2018 te Amersfoort, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een of
meerdere radiozendappara(a)t(en), te weten een of meerdere (zogenoemde)
jammer(s) (zonder merk en type aanduiding), heeft aangelegd, geheel of
gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor
het gebruik ervan aan de houder van dat radiozendapparaat op grond van
hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van
frequentieruimte was verleend;
(artikel 10.15 lid 1 juncto artikel 3.13 lid 1 van de Telecommunicatiewet)
art 161sexie ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 2 februari 2018 te Amersfoort, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen, een of meerdere (zogenoemde)
jammer(s) (zonder merk en type aanduiding) voorhanden heeft gehad, zijnde een
technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot
het plegen van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid van artikel
161sexies van het Wetboek van Strafrecht, met het oogmerk dat daarmee een
misdrijf als bedoeld in genoemd artikel wordt gepleegd.
(artikel 161sexie lid 2 ahf/sub a Wetboek van Strafrecht)
art 161sexie ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 161sexie ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht
art 161sexie ahf/sub 3° Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 februari 2018, genummerd PL0900-2018035299 Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 489. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2018, pagina 69.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2018, pagina 70.
4.Een proces-verbaal van aanhouding van 2 februari 2018, pagina 219.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2018, pagina 71.
6.Foto’s, pagina 80 tot en met pagina 87.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 februari 2018, pagina 112.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 februari 2018, pagina 121.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 februari 2018, pagina 112.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2018, pagina 94.
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 februari 2018, pagina 346.
12.Een kennisgeving van inbeslagneming van 5 februari 2018, pagina 361.
13.Een geschrift, inhoudende een rapport van bevindingen van technisch onderzoek van 20 maart 2018, pagina 468.
14.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2018, pagina 141.
15.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2018, pagina 142.
16.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2018, pagina 143.
17.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2018, pagina 144.
18.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2018, pagina 145.
19.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2018, pagina 146.
20.Een proces-verbaal van relaas van 8 maart 2018, pagina 402.
21.Een proces-verbaal van verhoor van 3 februari 2018, pagina 209.
22.Een proces-verbaal van verhoor van 3 februari 2018, pagina 211.
23.Een proces-verbaal van verhoor van 4 februari 2018, pagina 214.
24.Een proces-verbaal van verhoor van 4 februari 2018, pagina 214.
25.Een proces-verbaal van verhoor van 4 februari 2018, pagina 213.
26.Een proces-verbaal van verhoor van 4 februari 2018, pagina 214.
27.Een proces-verbaal van verhoor van 3 februari 2018, pagina 234.
28.Een proces-verbaal van verhoor van 3 februari 2018, pagina 235.
29.Een proces-verbaal van verhoor van 3 februari 2018, pagina 236.
30.Een proces-verbaal van verhoor van 4 februari 2018, pagina 241.
31.HR 26 oktober 1993, ECLI:NL:HR:1993:AD1974, NJ 1994/161.
32.HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5132.
33.HR 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651.