Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
De rechtbank begrijpt verdachte [verdachte])in een hotel zat en als een van die twee jonge jongens (
de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2])belde, dat ze fietsen hadden, dan moesten hij en verdachte naar de opslagbox om de fietsen er in te brengen. [24] Die jongens brachten een voor een de fietsen naar de opslagbox. [25] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat de twee jongens, die tegelijkertijd met hem zijn aangehouden en die hem aan het helpen waren om de fietsen voor te bereiden om te vervoeren, de twee jongens waren waar hij het eerder over had.
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BESLAG
10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
- 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 140, 161sexie en 416 van het Wetboek van Strafrecht;
- artikel 10.9 van de Telecommunicatiewet en
- artikel 1 onder 1 van de Wet op de economische delicten;
11.BESLISSING
gevangenisstraf van 8 (acht) maanden;
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
3 (drie) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;