ECLI:NL:RBMNE:2018:2809

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
16/653364-17, 16/659411-15 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen door het open draaien van de gaskraan in de woning

Op 30 november 2017 heeft de verdachte in Lelystad de gaskraan van het fornuis in zijn woning opengedraaid en is vervolgens de woning verlaten. Dit handelen heeft een levensgevaarlijke situatie gecreëerd voor omwonenden en heeft geleid tot een groot risico op schade aan woningen en goederen. Dankzij het snelle optreden van het personeel van een nabijgelegen coffeeshop en de hulpdiensten is een ontploffing voorkomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die leed aan verschillende psychische stoornissen, verminderd toerekeningsvatbaar was. De deskundigen adviseerden TBS met voorwaarden, gezien het hoge recidiverisico bij voortgezet gebruik van alcohol en drugs. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte in haar overwegingen meegenomen. De verdachte heeft een schreeuw om hulp gegeven door zijn gevaarlijke handeling, maar was zich bewust van de risico's. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf afgewezen, omdat deze niet passend werd geacht in het licht van de opgelegde straf en maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/653364-17, 16/659411-15 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats] ,
verblijvende te Justitieel Complex Zaanstad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 maart 2018 en 8 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. W.R. Jonk, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair)
op 30 november 2017 te Lelystad heeft geprobeerd om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten, door in zijn woning de gasaansluiting van het fornuis open te draaien en vervolgens de woning te verlaten, terwijl daardoor (levens)gevaar voor personen en/of goederen te duchten was;
(subsidiair)
op 30 november 2017 te Lelystad voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor (een poging tot) het misdrijf ‘opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen’ en/of ‘brandstichting’, door opzettelijk een ruimte bestemd voor dat misdrijf te vervaardigen, immers heeft hij in zijn woning de gasaansluiting van het fornuis open gedraaid en vervolgens de woning verlaten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4.1
WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zijn standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegd schriftelijk requisitoir. De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden, waaronder de deels bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet op een ontploffing of brand heeft had.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat het handelen van verdachte gevaarzettend was, dat er een aanmerkelijke kans op een ontploffing of brand was en dat verdachte zich daarvan bewust was. Volgens de raadsman kan echter niet worden bewezen dat verdachte die aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard. Verdachte heeft immers een raam opengelaten en is meteen naar de coffeeshop gegaan om aan te geven dat hij de gaskraan had opengedraaid. Daaruit volgt volgens de raadsman het tegendeel. Verdachte wilde daarmee juist voorkomen dat zijn handeling een ontploffing of brand tot gevolg zou hebben. Bovendien is tijdens het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat verdachte juist graag zijn woning wilde behouden.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 30 november 2017 omstreeks 20:30 uur krijgt de politie een melding van de eigenaar van de coffeeshop aan de [adres] te [woonplaats] . Hij zei dat hij een man voor de deur had staan die verward overkwam en zei dat hij zijn eigen woning wilde opblazen. [2] Tegen de beveiliger van de coffeeshop heeft hij gezegd: ‘ik ga weg, ik ga naar Almere, ik heb het gas opengezet thuis’. [3] Bij de coffeeshop op de [adres] trof verbalisant de hem ambtshalve bekende [verdachte] , wonende [adres] te [woonplaats] (de rechtbank begrijpt: verdachte), die een gespannen en verwarde indruk maakte. Op de vraag hoe het met hem gaat antwoordde hij, verdachte, direct ‘ik heb de gaskraan opengedraaid’. Hierop zijn diverse eenheden naar de woning gegaan. Aan de vrije zijde van de woning was een duidelijke gaslucht te ruiken. De brandweer is binnengetreden en heeft een explosief mengsel van gas en zuurstof gemeten. [4]
[bevelvoerder] , bevelvoerder van de brandweer, heeft verklaard dat bij binnentreden van de woonkamer de explosiemeter meteen is aangeslagen op 50%
lower explosion level. Dit betekent dat er uitgaande van de situatie op dat moment een explosiegebied is geweest. Collega’s zagen in de keuken dat de aansluiting van het gastoestel van de muur was losgeschroefd en dat de gaskraan aan de muur openstond. Het minste vonkje was voldoende om de zaak tot explosie te brengen. Dit kan ook door elektrische apparatuur in de keuken worden veroorzaakt. Als de explosie alleen in de keuken zou plaatsvinden, dan zou alleen deze woning volledig beschadigd zijn. Mocht de explosie plaatsvinden in de gehele woning dan zouden de direct naastgelegen woningen ook beschadigd zijn. Aanwezige bewoners van de naastgelegen woningen en mensen op straat zouden gegarandeerd gewond zijn geraakt. Alle ramen en deuren van de woning waren gesloten. [5]
De politie heeft omstreeks 21:30 uur geconstateerd dat er in veel woningen in de straat van verdachte licht brandde.
Ter terechtzitting van 21 maart 2018 heeft de verdachte, zakelijk weergegeven, verklaard:
Ik heb de gaskraan ontkoppeld. De ramen heb ik niet open gezet. Ik ontken niet hoe het gegaan is. Ik besefte uiteraard volkomen wat er aan de hand was. Dat is ook de reden dat ik gelijk heb gewaarschuwd. Ik besefte dat het gevaarlijk was, daarom durfde ik niet naar binnen. [6]
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de gasaansluiting van het fornuis in zijn woning heeft opengedraaid, open heeft laten staan en vervolgens zijn woning heeft verlaten, waardoor gas vrijelijk zijn woning is ingestroomd, terwijl ramen en deuren van de woning waren gesloten.
Poging of voorbereiding?
De rechtbank is – evenals de officier van justitie – van oordeel dat het opendraaien en het laten openstaan van de gaskraan, terwijl verdachte zelf de woning heeft verlaten, op zichzelf voldoende is om te spreken van een voltooide poging een ontploffing teweeg te brengen. Deze handelingen kunnen worden aangemerkt als een begin van uitvoering, nu deze naar de uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. De rechtbank verwijst in dit kader naar het arrest van de Hoge Raad van 13 maart 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ6709).
Heeft verdachte de aanmerkelijke kans op een ontploffing bewust aanvaard?
De rechtbank is voorts, anders dan de verdediging, van oordeel dat verdachte ook het voorwaardelijk opzet heeft gehad om door middel van het opendraaien van de gaskraan van het fornuis een ontploffing teweeg te brengen. De rechtbank leidt dit af uit de feiten en omstandigheden waaronder verdachte de gaskraan heeft opengedraaid. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is zijn handelen er op gericht geweest ervoor te zorgen dat de woning zich vulde met gas, hetgeen - naar algemene ervaringsregels leren - de aanmerkelijke kans in zich draagt dat een ontploffing kan ontstaan: op enig moment ontstaat een mengsel van gas en lucht dat met een enkele vonk kan ontploffen. In zijn algemeenheid mag van een redelijk denkend mens worden verwacht dat deze zich bewust is van dit risico. Dat verdachte kennis had van dit risico en zich bewust was van het ontploffingsgevaar, leidt de rechtbank af uit de verklaringen van verdachte. Hij verklaarde namelijk onder meer dat hij zelf zijn huis niet meer in durfde om de gaskraan dicht te draaien. Door vervolgens weg te gaan bij de woning heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de kans op ontploffing willens en wetens aanvaard. Dat verdachte -niet veel later- bij de coffeeshop zelf heeft aangegeven dat hij de gaskraan heeft opengedraaid, doet daar in de ogen van de rechtbank niet aan af, zeker niet omdat hij daar ook heeft aangegeven dat hij zijn woning wilde opblazen en zelf wilde vertrekken naar Almere
De politie heeft geconstateerd dat er in veel woningen in de directe nabijheid van de woning van verdachte licht brandde. De rechtbank leidt hieruit af dat er mensen in die woningen aanwezig waren en dat het handelen van verdachte ook daadwerkelijk levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen heeft opgeleverd.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een poging heeft ondernomen een ontploffing teweeg te brengen, waardoor personen en/of goederen in gevaar werden gebracht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 30 november 2017 te Lelystad, ter uitvoering van het door hem voorgenomen
misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen en/of gemeen gevaar voor goederen te duchten was, met dat opzet in zijn, verdachtes, woning de gasaansluiting van het fornuis heeft gedraaid, althans verwijderd, (ten gevolge waarvan gas vrij de woning in stroomde, althans in kon stromen) en (vervolgens) die woning heeft verlaten, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, en
- de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De officier van justitie heeft zijn standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegd
schriftelijk requisitoir.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de op te leggen maatregel verzocht het advies van de deskundigen te volgen en aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard om zich aan de voorwaarden te houden. Indien de rechtbank de eis van de officier van justitie volgt verzoekt de raadsman om aanhouding van de zaak voor het opmaken van een maatregelenrapport. Wat betreft de op te leggen straf heeft de raadsman opgemerkt dat een tussenfase voorafgaand aan een klinische opname niet de voorkeur heeft.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft – naar eigen zeggen uit frustratie, in een schreeuw om hulp en aandacht - de gaskraan van het fornuis in zijn woning opengedraaid en vervolgens de woning verlaten. Hiermee heeft verdachte een levensgevaarlijke situatie gecreëerd voor personen in de nabijheid van de woning. Daarnaast heeft hij een groot risico op schade aan woningen en de zich daarin bevindende goederen doen ontstaan. Door adequaat handelen van het personeel van de coffeeshop en het optreden van diverse hulpdiensten is een ontploffing uitgebleven.
De rechtbank heeft kennis genomen van een rapportage Pro Justitia, opgemaakt door mw. M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog, en dhr. drs. M.H. Diawara psychiater.
In de rapporten wordt verdachte beschreven als een affectief instabiele man met een traumatische jeugd, die van jongs af aan gedragsproblemen vertoont, moeilijk kan leren en kwalitatieve beperkingen in de sociale interactie heeft. Verdachte heeft een basaal gevoel van wantrouwen en een beperkt copingsrepertoire. Bij oplopende spanningen wordt verdachte paniekerig en achterdochtig, reageert hij impulsief en is hij sterk externaliserend. Mede door zijn beperkte copingsvaardigheden speelt er bij verdachte een jarenlang bestaande verslavingsproblematiek. In de DSM-5 classificatie is er sprake van een posttraumatische stress stoornis, een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis, een ongespecificeerde verstandelijke beperking en een autismespectrumstoornis. Deze geconstateerde stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte verkeerde in een toestand van wanhoop en hevige angst. Door een verkeerd oordeelsvermogen en impulsief gedrag heeft verdachte mede vanwege zijn stoornis in het autistisch spectrum en beperkte verstandelijke vermogens op een inadequate manier hulp gezocht. Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde echter niet psychotisch en ook niet onder invloed van alcohol of drugs. Hij was in staat om in enige mate een afweging te maken omtrent zijn keuzes en handelen. Derhalve wordt geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Naar het oordeel van de deskundigen is er sprake van een hoog recidiverisico als verdachte alcohol en cannabis blijft gebruiken. Bij abstinentie wordt het recidiverisico op matig ingeschat. Door beide deskundigen wordt geadviseerd aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Hoewel verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit ook onder toezicht stond van de reclassering is de verwachting van de deskundigen dat van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden meer dreiging uit zal gaan, door de mogelijkheid van omzetting van een voorwaardelijk kader naar een dwangkader. Dit zal voor verdachte een flinke stok achter de deur zijn.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Ter terechtzitting heeft deskundige J.H. de Jong, reclasseringswerker van GGZ Reclassering Fivoor, verklaard dat verdachte hulp nodig heeft in een strak forensisch kader, zoals de geadviseerde terbeschikkingstelling met voorwaarden, waarbij verdachte aansluitend aan zijn detentie, voor een (langere) periode moet worden opgenomen in een forensisch psychiatrische kliniek. De reclasseringswerker heeft ter terechtzitting een voorwaardenpakket overgelegd en de verdachte heeft - nadat hij de voorwaarden met zijn raadsman heeft besproken - aangeven dat hij bereid is mee te werken aan de voorwaarden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 6 februari 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling
passend en geboden. Aan de voorwaarden voor het opleggen van een dergelijke maatregel is voldaan. Zoals hiervoor is overwogen blijkt uit de rapporten van de deskundigen dat er bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Bovendien betreft het bewezenverklaarde een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van die maatregel, nu het uit de psychische stoornissen voortvloeiende recidivegevaar, zonder behandeling, onverminderd hoog is. Volgens de deskundigen biedt een terbeschikkingstelling met voorwaarden een voldoende strak forensisch kader om verdachte te behandelen, te begeleiden, het recidiverisico te verkleinen en de maatschappij te beschermen. De rechtbank zal daarom ter bescherming van de algemene veiligheid van personen en/of goederen voorwaarden stellen die het gedrag van verdachte betreffen.
De rechtbank zal verdachte daarnaast een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Bij het bepalen van de hoogte is rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gezien de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is dat de rechtbank tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 40 uren niet passend vindt in het licht van de in de hoofdzaak opgelegde straf en maatregel.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37a, 38, 38a, 45 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende het gedragvan de ter beschikking gestelde:
  • veroordeelde pleegt geen strafbare feiten;
  • veroordeelde geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding in het kader van de terbeschikkingstelling. Tevens verleent veroordeelde zijn medewerking aan het maken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier en zal hij meewerken aan de identificatieplicht;
  • veroordeelde geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders, dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van de hierna te noemen bijzondere voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
  • veroordeelde begeeft zich gedurende de duur van de terbeschikkingstelling niet buiten het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden;
  • veroordeelde verblijft in een (door het NIFP) nader te indiceren forensisch psychiatrische kliniek of forensisch psychiatrische afdeling en committeert zich zowel aan de behandeling (ook met betrekking tot eventueel voorgeschreven medicatie) als aan de behandelsetting en stelt zich begeleidbaar op;
  • veroordeelde werkt mee aan een ambulante vervolgbehandeling aansluitend op het klinische behandeltraject;
  • veroordeelde werkt, na afronding van de klinische opname bij nader te indiceren forensisch psychiatrische kliniek of forensisch psychiatrische afdeling, mee aan plaatsing in een nog nader te bepalen vorm van beschermd en/of begeleid wonen of soortgelijke setting;
  • veroordeelde zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overeenstemming/ toestemming van zijn behandelaren en de reclassering;
  • veroordeelde stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe of bestaande sociale contacten en heeft geen bezwaar dat deze op gepaste en discrete wijze door de reclassering worden gescreend;
  • veroordeelde houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door de reclassering;
  • veroordeelde zal zich onthouden van alcohol- en druggebruik en zich niet onttrekken aan controles hierop;
  • veroordeelde geeft inzicht in zijn financiën als daarom verzocht wordt en accepteert hiervoor begeleiding;
  • veroordeelde zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
  • veroordeelde werkt mee aan een Ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT), ook als dit betekent een time-out opname van maximaal tweemaal een periode van zeven weken per jaar.
- geeft opdracht aan de reclassering de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/659411-15
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. A.M.M.E. Doekes - Beijnes en V.M.A. Sinnige, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juni 2018.
Mr. H.J. Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 30 november 2017 te Lelystad, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen
misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te
stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor personen en/of gemeen gevaar voor goederen te duchten was, met dat opzet
in zijn, verdachtes, woning de gasaansluiting van het fornuis heeft gedraaid,
althans verwijderd, (ten gevolge waarvan gas vrij de woning in stroomde,
althans in kon stromen) en/of (vervolgens) die woning heeft verlaten, zijnde
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 november 2017 te Lelystad, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, ter voorbereiding van het plegen van het
misdrijf "Opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan
levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen is te
duchten en/of gemeen gevaar voor goederen is te duchten" en/of
"Brandstichting, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor personen is te duchten en/of gemeen gevaar voor goederen is te
duchten" ((telkens) artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht), althans een
poging daartoe (artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht), op welk(e)
misdrij(f)(ven) naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht
jaren of meer is gesteld, opzettelijk een ruimte bestemd tot dat misdrijf
heeft vervaardigd, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet in zijn,
verdachtes, woning de gasaansluiting van het fornuis gedraaid, althans
verwijderd, (ten gevolge waarvan gas vrij de woning in stroomde, althans in
kon stromen) en/of (vervolgens) die woning verlaten, en/of heeft hij,
verdachte, met dat opzet een voorwerp en/of een stof, te weten (een
hoeveelheid) gas, bestemd tot dat misdrijf voorhanden gehad.
artikel 46 juncto artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 december 2017, genummerd PL0900-2017363071 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 38. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 28.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 35.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 23.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige [bevelvoerder] , los opgenomen.
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2018.