ECLI:NL:RBMNE:2018:3096

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
16/659427-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarig meisje en belaging door een volwassene via sociale media

Op 4 juli 2018 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man uit Lelystad, die werd beschuldigd van het verkrachten van een 12-jarig meisje en het belagen van haar en haar moeder. De verdachte had het meisje leren kennen via Instagram en had haar in februari 2017 gedwongen tot seksuele handelingen, onder dreiging van het openbaar maken van compromitterende beelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het meisje onder druk had gezet en dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie door het leeftijdsverschil en de omstandigheden van de ontmoeting. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar. Daarnaast kreeg hij een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die hem verbood contact op te nemen met het slachtoffer en zich in de nabijheid van haar woning en school te bevinden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer en haar familie, en dat de verdachte geen blijk van berouw had getoond. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer, en de uitspraak is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659427-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 juli 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
verblijvende te PI Flevoland - HvB Almere Binnen

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 juli 2017, 13 september 2017, 22 november 2017, 7 februari 2018, 2 mei 2018 en 20 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen verdachte en mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam, alsmede de benadeelde partijen [slachtoffer] en [aangeefster] , bijgestaan door mr. N.M.I Bastiaans, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 13 september 2017 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
de verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair
op 5 februari 2017 te Hilversum [slachtoffer] heeft verkracht;
feit 1 subsidiair
op 5 februari 2017 te Hilversum ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaar, maar nog niet die van zestien jaar heeft bereikt;
feit 2 (cumulatief/alternatief)
in de periode van 5 februari 2017 tot 31 maart 2017 te Hilversum [slachtoffer] en [aangeefster] heeft belaagd;
en/of
in de periode van 5 februari 2017 tot 31 maart 2017 te Hilversum heeft geprobeerd om door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen (nogmaals) met hem af te spreken;
feit 3
in de periode van 5 februari 2017 tot 31 maart 2017 te Hilversum [slachtoffer] heeft bedreigd;
feit 4
in of omstreeks de periode van de maand juni 2016 tot en met 18 april 2017 te Hilversum kinderporno heeft verworven, in zijn bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een communicatiedienst toegang heeft verschaft.

3.VOORVRAGEN

3.1
Geldigheid van de dagvaarding en ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie ten aanzien van de nadere omschrijving van de tenlastelegging
3.1.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding die aan verdachte is uitgereikt voor de zitting van 19 juli 2017 een definitieve dagvaarding betrof, omdat deze dagvaarding geen stempel had of op andere wijze een toelichting bevatte waardoor kenbaar was voor verdachte dat de aan hem uitgereikte dagvaarding een voorlopige dagvaarding betrof, zoals bedoeld in artikel 261 lid 3 Wetboek van Strafvordering (Sv). Daartoe voert de raadsman onder meer aan dat de aan verdachte uitgereikte dagvaarding afwijkt van de vordering bewaring, hetgeen volgens de Hoge Raad (NJ 1975 306) automatisch met zich meebrengt dat de aan verdachte uitgereikte dagvaarding de definitieve dagvaarding is.
De raadsman is op grond van het voorgaande van mening dat de officier van justitie tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 13 september 2017 niet kon vorderen de tenlastelegging nader te omschrijven op grond van artikel 314a Sv. Dat de toenmalige raadsvrouw van verdachte geen bezwaren heeft aangevoerd tegen deze gang van zaken en dat de rechtbank deze vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging vervolgens heeft toegestaan maakt dat niet anders. Voor zover de officier van justitie aanvoert dat met de nadere omschrijving van de tenlastelegging een wijziging van de tenlastelegging was bedoeld, conform artikel 313 Sv, voert de raadsman aan dat dit niet mogelijk is, omdat bij een wijziging van een tenlastelegging geen nieuwe en/of andere feiten kunnen worden toegevoegd.
De raadsman verzoekt op grond van het voorgaande het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de feiten die zijn toegevoegd en/of nader zijn omschreven op de tenlastelegging, dan wel om de dagvaarding nietig te verklaren voor zover deze betrekking heeft op de feiten die zijn toegevoegd en/of nader zijn omschreven.
3.1.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte uitgereikte dagvaarding een voorlopige dagvaarding betrof en dat zij derhalve op de zitting van 13 september 2017 de mogelijkheid had om met een vordering nadere omschrijving de tenlastelegging aan te passen. Indien de rechtbank oordeelt dat de aan verdachte uitgereikte dagvaarding wel een definitieve dagvaarding betrof, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de nadere omschrijving van de tenlastelegging kan worden gezien als een wijziging tenlastelegging in de zin van artikel 313 Sv en dat deze wijziging is toegestaan binnen de grenzen van artikel 313 Sv jo. artikel 68 Sv. Bovendien was het na de zitting van 13 september 2017 voor iedereen duidelijk voor welke strafbare feiten verdachte uiteindelijk werd vervolgd en waartegen hij zich moest verdedigen. Voor zover er al sprake is van een vormverzuim is verdachte niet in zijn belangen geschaad.
3.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat de tekst van het bevel gevangenhouding (bestaande uit de tekst van de vordering gevangenhouding en de vordering ex artikel 67b Sv) gelijk is aan de tekst op de dagvaarding die aan verdachte is uitgereikt voor de zitting van 19 juli 2017, met dien verstande dat de nummering afwijkt. Daarnaast ziet de rechtbank dat in de vordering gevangenhouding en de vordering ex artikel 67b Sv twee alinea’s met dezelfde tekst is opgenomen. Een van deze tekstueel identieke alinea’s komt niet terug op de dagvaarding.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de tekst op het bevel gevangenhouding in materiële zin gelijk is aan de tekst op de aan verdachte uitgereikte dagvaarding.
Dat op de dagvaarding die aan verdachte is uitgereikt niet was vermeld dat het een voorlopige dagvaarding betrof, heeft geen rechtsgevolg. Een dergelijke vermelding is immers geen vereiste gelet op het arrest van de Hoge Raad van 21 maart 2006 (NJ 2006/221). Voor zover de aan verdachte uitgereikte dagvaarding geen mededeling van die aard bevatte is dat dus geen vormverzuim.
De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat de dagvaarding die aan verdachte is uitgereikt een voorlopige dagvaarding betrof. Bovendien was het voor de betrokken partijen op de terechtzitting van 13 september 2017 kennelijk duidelijk dat de dagvaarding een voorlopige dagvaarding betrof. Op voornoemde zitting heeft de raadsvrouw namelijk geen bezwaar gemaakt tegen, en is de rechtbank akkoord gegaan met de door de officier van justitie, op grond van artikel 314a Sv gevorderde nadere omschrijving. Deze nadere omschrijving is tijdens de terechtzitting aan verdachte en zijn raadsvrouw uitgereikt en een kopie van de vordering nadere omschrijving is aan het proces-verbaal van de zitting gehecht. Vanaf dat moment was voor alle betrokken partijen duidelijk op basis van welke tenlastelegging het onderzoek ter terechtzitting zou worden voortgezet. Op basis van deze tenlastelegging zijn er vervolgens onderzoekshandelingen verricht: het Pieter Baan Centrum heeft verdachte geobserveerd/onderzocht en het slachtoffer [slachtoffer] is hierover door de rechter-commissaris gehoord.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat deze gang van zaken niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en evenmin tot nietigheid van de dagvaarding.
3.2
De geldigheid van de dagvaarding ten aanzien van feit 4
3.2.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van feit 4 nietig moet worden verklaard, omdat deze niet aan de wettelijke vereisten van artikel 261 Sv voldoet. De raadsman verwijst daartoe naar het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2011 (ECLI:NL:PHR:2011:BS1739), waaruit volgt dat er op de dagvaarding een concrete en specifieke beschrijving moet worden gegeven van wat er op de (kinderpornografische) afbeeldingen zichtbaar is, hetgeen volgens de raadsman niet het geval is.
3.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de foto’s en video’s wel zijn omschreven op de dagvaarding. Er is een omschrijving gegeven van wat er op de foto’s en video’s te zien is en de nummers van de foto’s en/of video’s die aan de omschrijving voldoen zijn tussen haakjes achter deze omschrijving gezet. Dit maakt dat de dagvaarding ten aanzien van feit 4 voldoende duidelijk en specifiek is.
3.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vooropgesteld moet worden dat aan de term ‘afbeelding van een seksuele gedraging’ in de zin van artikel 240b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toekomt. Zonder feitelijke omschrijving van die afbeelding in de tenlastelegging voldoet de dagvaarding niet aan de in artikel 261, eerste lid, Sv gestelde eis van opgave van het feit (vgl. HR 28 september 2004, LJN AQ3710, NJ 2004/684).
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij twee kinderpornografische video’s (fotonummer 9 en 10) en acht kinderpornografische foto’s (fotonummer 1 t/m 8) heeft verworven of in zijn bezit heeft gehad. Deze video’s en foto’s zijn op de tenlastelegging als volgt omschreven:
‘het met de/een vinger en/of hand vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had (fotonummers 9 en 10)’
en
‘het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/ of billen van die persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (fotonummers l, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8)’
Naar het oordeel van de rechtbank zijn voornoemde omschrijvingen voldoende concreet en specifiek en is voldaan aan de vereisten van artikel 261 Sv. De omschrijving bevat een feitelijke omschrijving van de foto’s en/of video’s en er wordt achter de omschrijving genoemd welke foto’s en/of video’s aan deze feitelijke omschrijving voldoen. In combinatie met het dossier is het voor verdachte kenbaar om welke afbeeldingen het gaat.
De rechtbank overweegt voorts dat uit het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2011 [1] volgt dat het voldoende is om één omschrijving te geven als meerdere foto’s aan diezelfde omschrijving voldoen. De rechtbank zal het verweer van de raadsman derhalve verwerpen.
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2 (cumulatief), feit 3 en feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
Ten aanzien van feit 1 (primair) voert de officier van justitie aan dat de verklaring van verdachte ongeloofwaardig is en op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt.
Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte heeft moeten pijpen, omdat verdachte haar anders niet naar huis wilde brengen. Uit het rapport van 4 augustus 2017 van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) volgt dat op de broek van aangeefster sperma van verdachte én speeksel van aangeefster is aangetroffen en in het dossier zitten talloze berichten van verdachte aan aangeefster waarin verdachte zegt ‘je kan wel goed pijpen voor een meisje van twaalf’ en ‘wanneer ga je me weer pijpen’. De officier van justitie acht ook wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen hem te pijpen. Aangeefster is een meisje van twaalf, verdachte heeft haar meegenomen naar een afgelegen plek en er is alcohol gedronken. Aangeefster moest op tijd thuis zijn en was daarvoor afhankelijk van verdachte. Deze omstandigheden tezamen maken dat verdachte aangeefster heeft gedwongen hem te pijpen.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3 voert de officier van justitie aan dat verdachte heeft bekend aangeefster en haar moeder veelvuldig te hebben benaderd via de telefoon, sociale media, familie en klasgenootjes. Gelet op de hoeveelheid berichten, de kwalijke inhoud van de berichten en de jonge leeftijd van het slachtoffer acht de officier van justitie ook het stelselmatige karakter hiervan wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van feit 4 voert de officier van justitie aan dat op de telefoon van verdachte 8 foto’s en 2 video’s zijn aangetroffen die door kinderporno rechercheurs als zodanig zijn omschreven en gekwalificeerd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 (eerste cumulatief) en feit 4 ten laste gelegde.
Feit 1 primair, feit 1 subsidiair
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 1 subsidiair voert de raadsman aan dat verdachte ontkent dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen van het lichaam/de mond van aangeefster en dat er derhalve geen verkrachting dan wel ontucht heeft plaatsgevonden. De raadsman verzoekt de rechtbank om aansluiting te zoeken bij de verklaring van verdachte dat het spermaspoor (waarvan het DNA-profiel ‘matcht’ met het DNA van verdachte), te verklaren is doordat verdachte recent seks had gehad met een prostituee in de auto, dat daarna een condoom met zijn sperma in de auto is achtergebleven en dat aangeefster daarmee is gaan spelen waardoor sperma op haar broek is terechtgekomen. Aangeefster zou daarna de sperma met haar speeksel van haar broek hebben proberen te verwijderen. Omdat uit het dossier blijkt dat verdachte daadwerkelijk seksuele contacten had met prostituees, wordt de verklaring van verdachte op dit punt ondersteund Aangeefster heeft verklaard dat zij niet altijd de waarheid vertelt, hetgeen haar verklaring onbetrouwbaar maakt. Uit het NFI-rapport volgt dat er een DNA mengprofiel van minimaal vier personen in de (sperma)vlek op de broek van aangeefster is aangetroffen, hetgeen lijkt te passen bij de verklaring van verdachte dat het sperma op de broek afkomstig is uit een eerder (met een prostituee) gebruikt condoom. Indien de rechtbank van oordeel is dat er wel sprake is van seksueel binnendringen van het lichaam voert de raadsman aan dat er geen sprake is van dwang of een andere feitelijkheid waardoor aangeefster werd gedwongen de handeling te verrichten. Aangeefster wilde zelf alcohol drinken. Bovendien zaten de deuren van de auto niet op slot: aangeefster kon dus uit de auto stappen en haar moeder bellen. Ten slotte heeft aangeefster in het studioverhoor verklaard dat verdachte zijn hand op haar schouderblad liet rusten. Er is derhalve ook geen sprake geweest van ‘met zijn hand haar hoofd in de richting van de blote penis duwen.’
Voorwaardelijk verzoek
Uit het NFI-rapport van 27 november 2017 volgt dat het NFI mogelijkheden ziet om te onderzoeken of de aangetroffen spermavlek op de broek van aangeefster al dan niet uit een condoom afkomstig is, hetgeen de alternatieve lezing van verdachte kan bevestigen.
De raadsman doet een voorwaardelijk verzoek tot nader onderzoek door het NFI, indien de rechtbank het NFI-rapport van 4 augustus 2017 als bewijs wil gebruiken.
Feit 2
Ten aanzien van de belaging voert de raadsman aan dat er geen sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster óf haar moeder. Verdachte heeft hooguit met enige regelmaat vervelende berichten gestuurd, maar van een stelselmatig karakter is geen sprake, zeker niet ten aanzien van moeder. Bovendien komt een aantal berichten niet van verdachte maar van een zekere [A] .
Feit 3
Ten aanzien van feit 3 voert de raadsman aan dat een aantal van de ten laste gelegde bedreigingen niet door verdachte, maar door [A] is geuit.
Ten slotte voert de raadsman aan dat er sprake is van samenloop tussen de onder feit 2
(cumulatief/alternatief)ten laste gelegde poging dwang en feit 3.
Feit 4
Ten aanzien van feit 4 voert de raadsman aan dat verdachte niet opzettelijk foto’s en of video’s op zijn telefoon heeft verworven en in bezit heeft gehad, maar dat deze foto’s zijn binnengekomen via WhatsAppgroepen en automatisch zijn opgeslagen in de fotobibliotheek op de telefoon van verdachte. Daarnaast voert de raadsman aan dat niet door de kinderporno-rechercheurs is beschreven waaraan zij zien dat de meisjes op de foto’s en/of video’s al dan niet minderjarig zijn, waardoor eveneens vrijspraak dient de volgen. De foto’s zitten niet in het dossier, daarom is het van belang dat er een deugdelijke verslaglegging wordt gedaan van wat de rechercheurs hebben waargenomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [2]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
Op 1 maart 2017 heeft [slachtoffer] in een informatief gesprek zeden -zakelijk weergegeven- verklaard dat zij via Instagram in contact is gekomen met een jongen. [slachtoffer] vond de jongen wel aardig en wilde wel met hem afspreken. De jongen zei dat hij 17 jaar oud was. [slachtoffer] is 12 jaar oud. Ze hadden afgesproken op de eerste zondag van de maand, want de winkels waren open. Een paar dagen later bedacht [slachtoffer] zich. Ze wilde toch niet meer afspreken. Toen ze dit aan de jongen vertelde zou hij haar gechanteerd hebben om de afspraak toch door te laten gaan. Hij zou hebben gezegd: ‘als je mij naait, dan naai ik jou’. Ook chanteerde hij haar door te zeggen dat hij anders tegen haar familie zou vertellen dat ze alcohol drinkt. Ze zouden elkaar treffen op de [adres] in [woonplaats] . In de auto zou [slachtoffer] aan hem hebben gevraagd: ‘waar breng je me heen?’ [slachtoffer] moest van de jongen de [adres] in [woonplaats] intoetsen, daar zou een soort bos zijn met een grasveld [noot verbalisant: er is geen [adres] in [woonplaats] , wel in [woonplaats] ]. De jongen had drank bij zich, een fles wodka. [slachtoffer] had een blikje Red Bull en de jongen had Cola Zero. De jongen heeft de halflege blikjes frisdrank bijgevuld met wodka. Op een gegeven moment zou de jongen hebben gezegd dat hij had gehoord dat [slachtoffer] jongens had gepijpt. [slachtoffer] zei dat dit niet klopte, maar de jongen geloofde haar niet. De jongen zou hebben gevraagd: ‘wil je mij ook pijpen?’ [slachtoffer] zou nee hebben gezegd. Vervolgens zou hij weer hebben gezegd: ‘pijp me dan’ waarop [slachtoffer] reageerde dat ze het niet wilde. Ze moest bijna huilen. Toen werd [slachtoffer] gebeld door haar moeder. Moeder zou hebben gezegd dat [slachtoffer] over 20 minuten thuis moest komen. De jongen zou toen tegen [slachtoffer] hebben gezegd dat hij haar pas naar huis zou brengen als zij hem zou pijpen. Toen heeft ze dat maar gedaan. De jongen heeft zelf zijn broek omlaag gedaan. [slachtoffer] zou hem vervolgens hebben afgetrokken, en daarna moest ze hem pijpen. Hij zou haar hoofd voorover hebben gebogen richting zijn piemel. [slachtoffer] heeft toen de jongen gepijpt. De jongen kwam klaar in haar mond. Zij heeft dit direct uitgespuugd. De jongen was nog niet helemaal klaar, waardoor er sperma op haar hand kwam. Dit heeft ze aan haar broek afgeveegd, op haar rechter bovenbeen. Daarna heeft de jongen haar naar huis gebracht. Toen [slachtoffer] thuis kwam heeft ze niets tegen haar moeder verteld. De jongen heeft verteld dat hij [verdachte] heet. Een paar weken later zou de jongen weer contact hebben gezocht en gevraagd hebben om weer af te spreken. [slachtoffer] wilde dit niet. De jongen zou haar vervolgens weer hebben gechanteerd en hebben gezegd dat hij het pijpen in de auto had gefilmd, dat hij alles door zou sturen naar haar ouders en op internet zou zetten en dat hij haar neer zou steken. [slachtoffer] was bang dat haar moeder erachter zou komen en schaamde zich. Ze is in de nacht van 25 op 26 februari [2017] weggelopen van huis. De ouders van [slachtoffer] zijn een zoekactie gestart. [slachtoffer] kwam rond 8.30 uur thuis, ze moest huilen en heeft toen alles aan haar moeder en stiefvader verteld. [3]
Op 7 maart 2017 heeft [aangeefster] aangifte gedaan van verkrachting namens haar dochter [slachtoffer] en zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
[slachtoffer] heeft mij verteld dat ze na het telefoongesprek met mij aan [verdachte] zou hebben gevraagd of hij haar naar huis wilde brengen. Dat wilde hij alleen doen als zij hem eerst zou pijpen. [slachtoffer] zei dat ze hierdoor in paniek raakte en heel erg moest huilen en dat hij haar onder druk heeft gezet en dat zij het toen maar heeft gedaan. [4]
Op 11 juli 2017 is [aangeefster] als getuige gehoord bij de rechter-commissaris, daar heeft zij, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Op 26 februari 2017 heeft het eerste gesprek met [slachtoffer] plaatsgevonden. Ze was erg emotioneel. Het kwam er uiteindelijk uit. Ze had veel schaamte en angst. Ze vertelde dat ze werd lastiggevallen door [verdachte] en onder druk is gezet met een videofilm, wat heeft geleid tot de gebeurtenis van 5 februari [de rechtbank begrijpt: 5 februari 2017], de verkrachting. Het woord verkrachting heeft [slachtoffer] niet gebruikt, maar zij heeft wel gezegd dat zij gedwongen is [verdachte] oraal te bevredigen. Zij heeft het woord pijpen gebruikt. [5]
Op 6 maart 2018 heeft [slachtoffer] in de verhoorstudio voor de rechter-commissaris, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
In het begin wilde ik wel met hem afspreken. Hij zei dat hij 17 was. Hij was wel gewoon aardig. Later bedacht ik me. Ik dacht misschien kan het fout gaan, hij is toch een paar jaar ouder en ik had hem alleen gesproken via Instagram. Ik voelde me ook onder druk gezet. Hij zei dat hij dan aan mijn familie zou vertellen dat ik een slecht meisje ben en dat ik alcohol drink. Ik ben natuurlijk half Turks en ik schaam me ervoor als mijn familie het zou weten. Dus toen ben ik maar gewoon gegaan. Hij vroeg waar hij me kon komen ophalen. Ik dacht niet te dichtbij huis, maar wel ergens waar ik heen kan lopen of fietsen. Toen dacht ik ‘ [adres] ’ is wel een goede plek. Toen ben ik daar heen gelopen en toen stond hij daar.
Ik was wel een beetje zenuwachtig en toen stapte ik in. Wat ik me nog herinner is dat ik ‘ [adres] ’ moest intoetsen op Googlemaps en dat we ergens heen reden met veel bochten in de weg en uiteindelijk langs bomen ergens op een grasveld belandden.
In het begin was het stil in de auto, uiteindelijk begonnen we wel een beetje los te komen en ging hij drinken inschenken. Ik heb vanaf het begin al gezegd dat ik 12 was. Daar had hij geen problemen mee zei hij. Twintig minuten voordat ik thuis moest zijn begon hij over jongens en wat ik al deed. Ik zei dat ik wel veel weet maar dat ik het nog niet heb gedaan. Toen vroeg hij of ik het een keer wilde proberen. Uiteindelijk begon het meer opdringerig te worden. Hij zei ‘doe het!’ Ik was in de war. Ik zei ‘nee ik wil niet!’ en ik begon te huilen, ik wil naar huis. Hij zette zijn hand op mijn achterhoofd en zei: ‘snel, snel doen!’ Ik ging steeds weer naar achter, want ik had wel oké gezegd, maar ook daarna zei ik weer dat ik het niet wilde. Ik kon wel uitstappen, maar als ik daar zou uitstappen zou ik nog steeds niet weten waar ik heen moest en ik moest zo snel mogelijk naar huis, anders zou ik mijn moeder alles moeten uitleggen. Dus toen heb ik het al huilend gedaan. Opeens voelde ik in mijn mond iets wat ik niet herkende. Ik spuugde het uit. Mijn hele hand zat eronder. Ik heb mijn hand bij mijn bovenbenen afgeveegd aan mijn broek. [6]
De broek (AAKK0776NL) is met een forensische lichtbron, een indicatieve test en een zure fosfatase afdrukmethode onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof) en met een forensische lichtbron en een alfa-amylase afdrukmethode onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Naar aanleiding van de resultaten van deze onderzoeken is de broek op twee locaties bemonsterd. Deze bemonsteringen zijn als AAKK0776NL#1 en -#2 veiliggesteld voor een nader onderzoek naar de aanwezigheid van sperma(vloeistof) en speeksel en een DNA-onderzoek. In beide bemonsteringen is een aanwijzing gekregen voor de aanwezigheid van speeksel. In bemonstering AAKK0776NL#1 zijn microscopische spermacellen waargenomen.
Van het referentiemonster wangslijmvlies RABL5811NL van [slachtoffer] is een DNA-profiel verkregen. Dit profiel is betrokken bij een vergelijkend DNA-onderzoek. [7]
Ook het referentiemonster wangslijmvlies RABO8557NL van verdachte [verdachte] is onderworpen aan een DNA-onderzoek. Van dit referentiemonster is een DNA-profiel verkregen.
Het DNA-profiel in bemonstering AAKK0776NL#1 stringente lysisfractie (sperma) komt overeen met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] . De kans dat iemand anders dan verdachte de donor is, is berekend op kleiner dan 1 op 1 miljard.
Ook is er in de bemonstering AAKK0776NL#1 milde lysisfractie een DNA-mengprofiel waargenomen van minimaal vier personen, waaronder [slachtoffer] en verdachte [verdachte] . [8]
Aangeefster [slachtoffer] heeft via de e-mail bestanden gestuurd naar de afdeling zeden Gooi & Vechtstreek. De bestanden betreffen een Instagram gesprek tussen haar en de gebruiker van het Instagramaccount [gebruikersnaam] . De gebruiker van [gebruikersnaam] is [verdachte] volgens [slachtoffer] . De bestanden zijn als bijlage 1 t/m 31 bij dit proces-verbaal gevoegd. [9]
Bijlage 4 betreft een screenshot van een Instagram gesprek met [gebruikersnaam] , waarin de gebruiker van [gebruikersnaam] (o.a.) zegt:
‘Je pijpte wel goed dat komt echt niet door 2 mensen’en ‘
Maarja ik heb wel zin in je wanneer ga je bij mij weer doen’. [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij de gebruiker van het Instagramaccount [gebruikersnaam] is. [11]
Overwegingen ten aanzien van feit 1
Voorwaardelijk verzoek
Op de zitting van 13 september 2017 heeft de voormalige raadsvrouw van verdachte, naar aanleiding van het NFI-rapport van 4 augustus 2017, verzocht om door het NFI (nader) te laten onderzoeken of de spermavlek op de broek van aangeefster, bevattende DNA van verdachte, sporen van ‘condoomstoffen’ bevat. De officier van justitie heeft aangegeven dat zij zich niet verzet tegen nader onderzoek door het NFI, voor zover het mogelijk is om de vraag van de raadsvrouw te onderzoeken. Daarop heeft de rechtbank het verzoek – op grond van het verdedigingscriterium – toegewezen en is vervolgens door de rechter-commissaris de aanvraag voor dit onderzoek uitgezet bij het NFI.
Op 9 november 2017 heeft het NFI een rapport uitgebracht over de (on)mogelijkheden van eventueel onderzoek naar ‘condoomstoffen’ in de spermavlek op de broek van aangeefster. Op de pro forma zitting van 7 februari 2018 en 2 mei 2018 heeft de rechtbank aan de raadsman van verdachte de gelegenheid gegeven om zijn standpunt met betrekking tot eventueel nader onderzoek kenbaar te maken. Op de pro forma zitting van 7 februari 2018 is de raadsman niet verschenen en op de pro forma zitting van 2 mei 2018 heeft de raadsman aangegeven dat hij de nuances in het NFI-rapport tijdens de inhoudelijke behandeling zal bespreken. Nu de raadsman eerst tijdens de inhoudelijke behandeling om nader onderzoek heeft verzocht, zal de rechtbank dit voorwaardelijke verzoek toetsen aan het noodzakelijkheidscriterium.
Vooropgesteld moet worden dat de rechtbank de alternatieve verklaring van verdachte onaannemelijk vindt. Verdachte zou op de dag vóór het
(onder 1)ten laste gelegde feit seks hebben gehad op de achterbank van de zeer kleine auto van zijn vader, met een prostituee van wie hij de naam niet wil noemen. Verdachte zou vervolgens het ten behoeve van deze vrijpartij gebruikte condoom niet hebben dichtgeknoopt omdat hij dan vieze handen zou krijgen, maar wel zou hij dit gebruikte condoom hebben terug gestopt in de verpakking van de condoom en die zou hij vervolgens in de auto van zijn vader hebben laten liggen. Aangeefster zou -de volgende dag- met deze gebruikte condoom hebben ‘gespeeld’ waarna sperma op haar handen en broek terecht is gekomen. De spermavlek in deze broek zou aangeefster (volgens verdachte) hebben proberen weg te poetsen met haar speeksel, hetgeen (volgens verdachte) tevens haar speeksel in de vlek verklaart.
Dat verdachte op enig moment heeft verklaard dat hij de alcohol tijdens de ontmoeting met aangeefster buiten de auto heeft ingeschonken, omdat hij bang was alcohol te knoeien in de auto van zijn vader maakt de verklaring van verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, nog onaannemelijker.
Omdat de rechtbank het alternatieve scenario van verdachte over hoe het sperma op de broek van aangeefster is gekomen, niet aannemelijk acht, is de rechtbank van oordeel dat het niet noodzakelijk is dat er nader onderzoek wordt verricht ten behoeve van dit niet aannemelijke scenario.
Bij dit oordeel betrekt de rechtbank eveneens dat het NFI in zijn rapportage stelt dat het onderzoek een aantal onzekere factoren met zich meebrengt. Hierdoor is het onzeker of er – in het geval het sperma in de spermavlek afkomstig is uit een condoom – sporen van het condoom in de spermavlek aangetoond kunnen worden. Dit betekent dat het
nietaantonen van sporen van een condoom van weinig betekenis is. Anderzijds zijn de stoffen die in sporen van condooms kunnen voorkomen, niet heel specifiek voor condooms. Dit betekent dat het
welaantonen van deze stoffen niet met zekerheid hoeft te wijzen op het gebruik van een condoom, aldus het NFI. Het aantreffen van deze stof kan ook het gevolg zijn van een gebruikt wasmiddel.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank nader onderzoek door het NFI niet noodzakelijk voor enige door de rechtbank te nemen beslissing. Het NFI rapport van 4 augustus 2017 zal de rechtbank bezigen voor het bewijs en het voorwaardelijke verzoek van de raadsman tot aanhouding voor het doen van nader onderzoek zal de rechtbank afwijzen.
Bewijsoverweging
Op 5 februari 2017 heeft aangeefster, onder druk van verdachte, (stiekem) met hem afgesproken. Aangeefster was op dat moment nog maar net 12 jaar, verdachte was toen 23 jaar. Verdachte heeft aangeefster met de auto opgehaald en meegenomen naar een afgelegen plek, waar verdachte en aangeefster samen alcohol hebben gedronken. Verdachte heeft de auto geparkeerd op een plek die ver van de woning van aangeefster was verwijderd. Dit maakte dat aangeefster afhankelijk was van verdachte en zijn vervoer. Toen aangeefster werd gebeld door haar moeder dat ze over 20 minuten thuis moest zijn, heeft verdachte gezegd dat hij haar pas naar huis zou brengen als zij hem zou pijpen. Aangeefster heeft meermalen aangegeven dat ze dat niet wilde, maar verdachte bleef aandringen. Omdat aangeefster op tijd thuis moest zijn, heeft zij aan deze psychische druk toegegeven en verdachte gepijpt.
Omdat aangeefster afhankelijk was van (het vervoer van) verdachte om op tijd thuis te komen, heeft verdachte een afhankelijkheidssituatie gecreëerd. Het creëren van een afhankelijkheidsrelatie is een feitelijkheid als bedoeld in artikel 242 Sr (HR 16 november 1999, NJ 2000/125). Daarnaast was er door het grote leeftijdsverschil sprake van een psychisch overwicht. Dat aangeefster zelf -tot op zekere hoogte- heeft ingestemd met het afspraakje en het drinken van alcohol maakt dat niet anders. Van een meisje van twaalf jaar kan niet worden verwacht dat zij haar wil goed kan bepalen en kenbaar kan maken en de consequenties van haar gedrag kan overzien.
Op grond van voorgaande concrete feiten en omstandigheden neemt de rechtbank in aanmerking dat het uit verdachtes leeftijd voortvloeiende fysieke en/of geestelijke overwicht en de door verdachte gecreëerde afhankelijkheidssituatie, voor aangeefster een zodanige psychische druk opleverden dat zij daaraan geen weerstand kon bieden en zich gedwongen voelde aan verdachtes wensen te voldoen.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen hem te pijpen.
Alternatief scenario
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario -dat hij niet door aangeefster is gepijpt, maar dat er sperma van hem op haar broek is terecht gekomen, omdat zij speelde met een door verdachte en een prostituee gebruikt condoom dat (nog) in de auto lag- schuift de rechtbank als onaannemelijk ter zijde. Dit scenario wordt door verdachte op geen enkele wijze onderbouwd -hij wil de naam van de prostituee niet noemen- en het alternatieve scenario vindt bovendien geen steun in het dossier.
Anders dan de raadsman is de rechtbank namelijk van oordeel dat de overige bewijsmiddelen in het dossier aansluiten bij de verklaring van aangeefster dat zij verdachte heeft moeten pijpen. Dat er ook mengprofielen op de broek zijn aangetroffen is naar het oordeel van de rechtbank geen bevestiging voor de lezing van verdachte. Een kledingstuk komt aan de buitenkant in aanraking met talloze oppervlakten, waardoor DNA overdracht kan plaatsvinden, hetgeen de aanwezigheid van deze mengprofielen kan verklaren.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2(cumulatief)
Op 22 maart 2017 heeft [aangeefster] aangifte gedaan van belaging, namens haar dochter [slachtoffer] en namens zichzelf. [aangeefster] verklaart dat verdachte in het leven van [slachtoffer] zit te wroeten en dat er ook klasgenoten zijn benaderd door verdachte. Zij weet dat het om verdachte gaat, omdat zij dat kan zien aan het telefoonnummer. [aangeefster] verklaart dat ze overweegt [slachtoffer] van school te houden, omdat het niet meer veilig is. Ze brengt [slachtoffer] iedere dag van en naar school, terwijl [slachtoffer] voorheen zelf naar school kon fietsen. [12]
[aangeefster] heeft meerdere e-mails doorgestuurd, deze e-mails bevatten bijlagen met screenshots. Deze e-mails en screenshots zijn als bijlagen 1-50 bij de aangifte opgenomen.
Bijlage 16 betreft een screenshot van het Instagramaccount ‘ [gebruikersnaam] ’. Hierop is een foto geplaatst met de tekst:
‘moeder hier beneden [gebruikersnaam] je dochter heeft een jongen gepijpt voor een grey goose fles dm me’ [13]
Aangeefster [aangeefster] verklaart dat [gebruikersnaam] haar Instagramaccount is. [14]
Bijlage 31 betreft een screenshot van het Instagramaccount ‘ [accountnaam] ’ waarop een naaktfoto is gezet. Bij de foto is de naam en het telefoonnummer van [slachtoffer] gezet. [15]
Op 7 maart 2017 heeft [aangeefster] namens haar dochter aangifte gedaan van verkrachting, daarin heeft [aangeefster] onder meer verklaard dat verdachte dreigt met een videofilm die zou zijn opgenomen in de auto, dat hij dreigt dit fragment openbaar te maken. Hij dreigt door te zeggen dat hij nog een keer met [slachtoffer] af wil spreken. Er gaat geen dag voorbij dat verdachte [slachtoffer] en haar familie niet benadert. Verdachte heeft aangeefster [aangeefster] ook benaderd. [16] Hij heeft haar een volgverzoek gestuurd op Instagram (bijlage 1, pagina 51) en heeft via Instagram berichten gestuurd naar [aangeefster] . [17]
Op 1 maart 2017 heeft [slachtoffer] in een informatief gesprek zeden verklaard dat de jongen een paar weken later weer contact zou hebben gezocht en zou gevraagd hebben om weer af te spreken. [slachtoffer] wilde dit niet. De jongen zou haar vervolgens weer hebben gechanteerd en hebben gezegd dat hij het pijpen in de auto heeft gefilmd en dat hij alles door zou sturen naar haar ouders en op internet zou zetten en dat hij haar neer zou steken. [18]
Aangeefster [slachtoffer] heeft via de e-mail bestanden gestuurd naar de afdeling zeden Gooi & Vechtstreek. De bestanden betreffen een Instagram gesprek tussen haar en de gebruiker [gebruikersnaam] . De gebruiker van [gebruikersnaam] is [verdachte] volgens [slachtoffer] . De bestanden zijn als bijlage 1 t/m 31 bij dit proces-verbaal gevoegd. [19]
Bijlage 6 betreft een screenshot van een Instagram gesprek met [gebruikersnaam] waarin de gebruiker van [gebruikersnaam] (o.a.) zegt:
‘kom morgen hoofd gefen ik beloof ik stuur niks dan’ [20]
Bijlage 11 betreft een screenshot van een Instagram gesprek met [gebruikersnaam] waarin de gebruiker van [gebruikersnaam] (o.a.) zegt:
‘ [slachtoffer] als ik van jou geen antwoord krijg dan stuur ik alles heb schijt geen zin in kinderachtig gedoe. Oke [slachtoffer] je negeert me geen zin meer ik stuur wel alles door wat jij wilt. Naar je neef naar je ma enz.’ [21]
Bijlage 12 betreft een screenshot van een Instagram gesprek met [gebruikersnaam] waarin de gebruiker van [gebruikersnaam] (o.a.) zegt:
‘heb video ook gemaakt die stuur ik ook wel (..) Ik zeg laatste keer ga je doen of moet ik doorsturen. Dit is mijn laatste bericht als je geen antwoord geeft ik stuur al die ss en videos naar je familie neef en zo ik wacht tot morgen als je morgen geen antwoord geeft byeeeee dan eigen schuld’ [22]
Bijlage 13 betreft een screenshot van een Instagram gesprek met [gebruikersnaam] waarin de gebruiker van [gebruikersnaam] (o.a.) zegt:
‘als je me naait ik naai je. Ik vraag je laats keer ga je doen of niet anders ik stuur naar iedereen’ [23]
Bijlage 14 betreft een screenshot van een Instagram gesprek met [gebruikersnaam] waarin de gebruiker van [gebruikersnaam] (o.a.) zegt:
‘kies maar [slachtoffer] of ik stuur alles door of je doet wat ik zeg (..) [slachtoffer] ik wil morgen antwoord als je nee zegt ik ga door met sturen’ [24]
Bijlage 16 betreft een screenshot van een Instagram gesprek met [gebruikersnaam] waarin de gebruiker van [gebruikersnaam] (o.a.) zegt:
‘ [slachtoffer] ik geef je keuse of je doet wat ik zeg of ik vertel alles naar je ma’ [25]
Bijlage 17 betreft een screenshot van een Instagram gesprek met [gebruikersnaam] waarin de gebruiker van [gebruikersnaam] (o.a.) zegt:
‘je ma heet [aangeefster] toch (..) ik heb nog 1 ding. Hahaha luister. Ik heb pijp videl. Ik had me 2 telefoon hahahahaha. (..) haahahha die stuur ik naar iedereen’ [26]
Aangeefster [slachtoffer] heeft via de e-mail een bestand gestuurd naar de afdeling zeden Gooi & Vechtstreek. De bijlage betreft een WhatsApp gesprek op 25 februari 2017 tussen [slachtoffer] en ‘ [verdachte] ’. Dit is volgens [slachtoffer] verdachte. Dit gesprek is als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd. In dit gesprek zegt ‘ [verdachte] ’ (o.a.):
‘wat doe je moeilijk, je geeft andere wel bij osn meoilijk. Amk moet ik gesprek en voice stuten dat je andere jongens gepijpt hebt wat doe je meoilijk amk. Wil je dat?? Dat ik door stuur naar je familie dat je drinkt en andere jongens
hoofd gegeve hebt hahaha ik heb voice dat je dat allemaal toegeeeft. Ik wil normaal met je doen maar als jij negeert heb niks aan je dan stuur gwn alles door dan. (..) Negeer me maar ik ga ff met je neef [B] patwn wat je vorige keer deet in de auto hahahaha en daarna laat ik.videos zien. [slachtoffer] ik ga alles tegen je familie zeggen viese.kech negeer me maar.’ [27]
Op 22 maart 2017 krijgen verbalisanten de opdracht te gaan naar de [locatie] te [woonplaats] . Aldaar zou een verdachte van een zedenzaak langs het schoolplein geparkeerd staan. Het slachtoffer zou op deze school zitten. Het gaat om een Suzuki Alto met kenteken [kenteken] en verdachte [verdachte] . [28] Het kenteken [kenteken] staat op naam van [vader verdachte] . [29]
Op 22 maart 2017 ontvangt de verbalisant een e-mail van aangeefster [aangeefster] . In de e-mail schrijft [aangeefster] dat verdachte [C] heeft benaderd om te vragen naar het adres van [slachtoffer] . Bij de e-mail heeft [aangeefster] een screenshot gevoegd van een gesprek tussen [slachtoffer] en [C] . Op de screenshot is (o.a.) te lezen dat [C] zegt:
‘er kwam een jongen naar me toe (..) hij zij Waar woont [slachtoffer] ’.Deze screenshot is als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd. [30]
De telefoon van verdachte, een Samsung Neo, voorzien van SIN-nummer AAKG7693NL, is in beslag genomen en onderzocht op belcontact met het nummer van [slachtoffer] : [telefoonnummer] . In het logbestand ‘call log’ staan 46 oproepen geregistreerd met dit nummer en bij het nummer staat de naam [slachtoffer] vermeld. ‘Call log’ heeft betrekking op zowel inkomende, uitgaande en gemiste gesprekken. Voornoemde oproepen waren uitgevoerd tussen 25 feb 2017 en 9 maart 2017 en het betroffen uitgaande oproepen. [31]
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij de gebruiker is van het Instagramaccount [gebruikersnaam] en dat hij ‘ [verdachte] ’ is op WhatsApp. [32] Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij naar de moeder van [slachtoffer] heeft gestuurd ‘kijk uit je dochter drinkt’ en dat hij [slachtoffer] heeft gedreigd dat hij foto’s en screenshots zou doorsturen en op sociale media zou plaatsen. Ook heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij aangeefster heeft gebeld en berichten heeft gestuurd via Instagram en WhatsApp. Verdachte heeft ook verklaard dat het klopt dat hij tegen de neef van [slachtoffer] heeft gezegd dat ze jongens pijpt, dat ze drinkt en dat ze slechte dingen doet. Verdachte verklaart verder dat het klopt dat hij een naaktfoto heeft verstuurd en erbij heeft gezet dat het [slachtoffer] was en daarbij ook het Instagramaccount van [slachtoffer] heeft vermeld. Verdachte geeft aan dat hij dit alles heeft gedaan om [slachtoffer] te ‘mindfucken’ en te irriteren. Ten slotte verklaart verdachte dat het klopt dat hij bij de school van [slachtoffer] is geweest. [33]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Stelselmatige inbreuk
De raadsman heeft bepleit dat de frequentie van de gedragingen van de kant van verdachte niet dusdanig was om van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer te kunnen spreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Stelselmatig betekent volgens de Memorie van Toelichting ‘met een bepaalde intensiteit, duur en/of frequentie.’ [34] De Hoge Raad heeft aangegeven dat bij de beoordeling daarvan relevant is, de aard, de frequentie, de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op de persoonlijke levenssfeer en persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 15 november 2005 NbSr 2005/476), maar dat, door het samenspel van de factoren hieraan geen minimale grenzen kunnen worden gesteld (HR 29 juni 2004, NJ 2004/426).
Verdachte heeft als 23-jarige volwassen man stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, een meisje van 12 jaar. Hij heeft haar veelvuldig gebeld en Instagramberichten en WhatsAppberichten gestuurd. De aard van deze berichten waren veelal dreigend en dwingend van toon: verdachte wilde dat aangeefster nogmaals met hem zou afspreken en als zij dat niet zou doen, zou verdachte compromitterende filmpjes op sociale media plaatsen en andere personen inlichten over de handel en wandel van het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte aangeefster te schande gemaakt op sociale media, heeft hij toen hij zijn zin niet kreeg ook de moeder van aangeefster benaderd en is hij gezien bij de school van aangeefster. Gelet op de frequentie, de toon en de inhoud van de berichten acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] ..
Ten aanzien van [aangeefster] overweegt de rechtbank dat de momenten dat verdachte met haar contact heeft gezocht, weliswaar minder frequent zijn maar dat de manier waarop verdachte [aangeefster] heeft lastig gevallen, namelijk door het sturen van berichten over drankgebruik en seksuele gedragingen door haar dochter, een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer oplevert waardoor er sprake is van de ten laste gelegde stalking.
Daarnaast acht de rechtbank op grond van voorgaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd aangeefster te dwingen met hem af te spreken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
Op 22 maart 2017 heeft [aangeefster] aangifte gedaan van bedreiging namens haar dochter [slachtoffer] . [aangeefster] heeft meerdere e-mails doorgestuurd, deze e-mails bevatten bijlagen met screenshots. Deze e-mails en screenshots zijn als bijlagen 1-50 bij de aangifte opgenomen. [35]
Bijlage 43a betreft een screenshot van een WhatsAppgesprek waarin ‘ [verdachte] ’ zegt:
‘jij bent dood’en
‘ [slachtoffer] neppe turk je hoere moeder hoere wijf ik ga je nog pakken.’ [36]
[slachtoffer] heeft via de e-mail bestanden gestuurd naar de afdeling zeden Gooi & Vechtstreek. De bestanden betreffen een Instagram gesprek tussen haar en de gebruiker [gebruikersnaam] . De gebruiker van ‘ [gebruikersnaam] ’ is [verdachte] volgen [slachtoffer] . De bestanden zijn als bijlage 1 t/m 31 bij dit proces-verbaal gevoegd. [37]
Bijlage 1 betreft een screenshot van een Instagram gesprek met [gebruikersnaam] op 26 februari 2017, waarin de gebruiker van [gebruikersnaam] (o.a.) zegt:
´ [slachtoffer] als je naar popo gaat ik zweer op alles ik maak je kapot’ [38]
Bijlage 19 betreft een screenshot van een Instagram gesprek met [gebruikersnaam] , waarin de gebruiker van [gebruikersnaam] (o.a.) zegt:
‘Als met mij iets gebeurt ik hoek je gwn heb schijt kijk maar in turks krant heb paar mensen neergestoken.’ [39]
Bijlage 24 betreft een screenshot van een Instagram gesprek met [gebruikersnaam] , waarin de gebruiker van [gebruikersnaam] (o.a.) zegt:
‘Ik kan ook niet wachten [slachtoffer] dat die dag komt als je me fockt dat ik je neer steek. Fock maar niet met de verkeerde’.
Verdachte is in een verhoor bij de politie geconfronteerd met de (WhatsApp)gesprekken en heeft daarover verklaar dat hij ‘ [verdachte] ’ is en dat hij de gebruiker van de Instagram [gebruikersnaam] is en dat het klopt dat hij naar aangeefster heeft gestuurd ‘jij bent dood’. [40]
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij aangeefster heeft bedreigd. [41]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voorgaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte aangeefster heeft bedreigd met de woorden
‘ik verkracht jou kk kech’en zal verdachte van dit onderdeel op de tenlastelegging vrijspreken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4
De telefoon van verdachte (Samsung Neo: webbasenummer 17-4555-001 en SIN-nummer: AAKG7693NL) is onderzocht. Op 25 april 2017 is een eerste scan gemaakt van de mobiele telefoon. Na deze eerste scan zijn duizenden foto’s en video’s veiliggesteld. Er zijn acht foto’s (genummerd 1 tot en met 8) en twee video’s (genummerd 9 en 10) geselecteerd. De verbalisanten zien dat de meisjes op de foto’s verschillende minderjarige meisjes zijn en schatten hun leeftijd op 14-16 jaar. De meisjes nemen een poserende houding aan en de foto’s zijn gericht op de blote borsten. Zij zien dat de borsten van deze meisjes vermoedelijk niet volgroeid zijn. [42]
Verdachte heeft verklaard dat het zou kunnen dat tussen de 8000 foto’s en video’s die op zijn telefoon zijn aangetroffen, misschien 8 foto’s en 2 video’s zitten die als kinderporno kunnen worden gekwalificeerd. Verdachte verklaart daarover dat hij deelneemt aan WhatsAppgroepen waarin veel porno wordt gedeeld en dat afbeeldingen die via WhatsApp binnenkomen door zijn telefoon automatisch worden opgeslagen in zijn fotobibliotheek. [43]
Bewijsoverweging
Op de telefoon van verdachte zijn acht afbeeldingen aangetroffen die als kinderporno zijn gekwalificeerd. De raadsman voert aan dat verdachte deze kinderporno niet bewust op zijn telefoon heeft verworven en/of opgeslagen. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij deel uitmaakte van WhatsAppgroepen waarin porno of anderszins foto’s met een seksuele strekking werden gedeeld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn deelname aan voornoemde Whatsappgroepen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat daarin ook foto’s werden gedeeld van meisjes die jonger zijn dan achttien jaar. Bovendien volgt uit het dossier dat verdachte interesse had in, en contact had met minderjarige meisjes en hen ook vroeg om hem naaktfoto’s te sturen. Dit maakt de verklaring van verdachte dat de aangetroffen kinderporno ‘bijvangst’ was onaannemelijk.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat door de verbalisanten niet is omschreven waaraan zij zien dat de meisjes op de afbeeldingen minderjarig zijn. De verbalisanten beschrijven namelijk dat zij zien dat de borsten van de meisjes op de foto’s vermoedelijk nog niet zijn volgroeid.
Met betrekking tot de video’s (afbeelding 9 en 10) is door de verbalisanten niet beschreven waaraan zij zien dat de meisjes op de video’s minderjarig zijn. De rechtbank zal verdachte daarom van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
(feit 1 primair)
hijop
of omstreeks5 februari 2017 te Hilversum,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,door
geweld of (een) anderefeitelijkhe(i)d(en) en
/ofmet bedreiging met
geweld of (een)andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] (geboren op 28 december 2004) heeft gedwongen tot een handeling die bestond uit
of mede bestond uithet binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis in de mond van die gebracht en bestaande
dat geweld ofdie
anderefeitelijkhe(i)d(en) en
/ofdie bedreiging met
geweld of dieandere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte met zijn geestelijk en fysiek overwicht op [slachtoffer] , (terwijl hij met die [slachtoffer] in een auto zat)
-
met één of meerdere mobiele telefoon(s) (een) video('s) heeft gemaakt van die [slachtoffer] en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij (een) video('s) van haar maakte en/of
- alcoholhoudende drank aan die [slachtoffer] heeft gegeven en
/of
- meermalen aan die [slachtoffer] heeft gevraagd of zij hem wilde pijpen en
/oftegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar pas naar huis zou brengen als zij hem eerst zou pijpen
en/of
-
zijn penis door die [slachtoffer] heeft laten aftrekken en/of
-
met zijn hand het hoofd van die [slachtoffer] in de richting van zijn blote penis heeft geduwd waarna [slachtoffer] zijn penis in haar mond heeft genomen en hem heeft gepijpt, waarna hij in haar mond is klaargekomen,
en aldus een voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(feit 2)
hijop
één ofmeer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 februari 2017 tot en met 31 maart 2017 te Hilversum, althans in Nederland, stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op een anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] en
/of[aangeefster] , door onder andere
- die [slachtoffer] veelvuldig te bellen en
/of
veelvuldig Instagramberichten en
/ofWhatsApp berichten naar die [slachtoffer] en/of die [aangeefster] te versturen en/of
- de naam en/of het Instagramaccount en/of het telefoonnummer van die [slachtoffer] bij (naakt)foto's op Instagram te zetten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] meerdere malen is gebeld of berichten heeft ontvangen door /van anderen en/of
- een kennis van [slachtoffer] en/of [aangeefster] (te weten: [C] ) te vragen naar het huisadres van die [slachtoffer] en/of [aangeefster] en/of
het adres van de [sportvereniging] waar [slachtoffer] sport en/of
- zich op te houden in zijn personenauto bij de school van die [slachtoffer] ,
met het oogmerk die [slachtoffer] en/of [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
en
/of
hijop
één ofmeer tijdstippen in of omstreeks de periode 5 februari 2017 tot en met 31 maart 2017, te Hilversum,
althans Nederland,ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] door bedreiging met
geweld ofenige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen
, niet te doen en/of te dulden, te weten het (nogmaals) afspreken met hem, verdachte,
(telkens) met voormeld oogmerk die [slachtoffer] heeft gezegd/geappt/voorgehouden dat hij, verdachte,
- één of meer film(s) en/of foto('s) waarop die [slachtoffer] , bij hem, verdachte, seksuele handelingen verricht en/of waarop die [slachtoffer] geheel en/of gedeeltelijk ontkleed is te zien, via één of meer sociaal medium/sociale media openbaar zou maken en
/ofaan de vrienden en/of familie van voornoemde [slachtoffer] zou doorsturen en
/of
- één of meer geluidsbestanden waarop die [slachtoffer] vertelt seksuele handelingen verricht te hebben, via één of meer sociaal medium/ sociale media openbaar zou maken en
/ofaan de vrienden en/of familie van voornoemde [slachtoffer] zou doorsturen, en
/of
- de moeder en/of vader en/of neef van die [slachtoffer] zou inlichten over het drinken van alcohol door [slachtoffer] en/ of over de seksuele contacten die zij heeft gehad met (oudere) jongens,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(feit 3)
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 5 februari 2017 tot en met 31 maart 2017, te Hilversum, althans Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met verkrachting, door die [slachtoffer]
mondeling en/oftelefonisch en/of via sociale media dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je helemaal kapot maken [slachtoffer] " en/
of"Ik ga je doodmaken" en/
of"Ik steek je neer"
en/of "Ik verkracht jou kk kech",althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(feit 4)
hijop één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand juni 2016 tot en met 18 april 2017 te Hilversum, althans in Nederland, één of meermalen (telkens)
één ofmeer afbeeldingen, te weten 8 foto's
en/of 2 video's en/of filmsen
/of(telkens) een gegevensdrager, te weten een smartphone, merk Samsung, type Neo, bevattende één of meer afbeeldingen, te weten 8 foto's
en/of 2 video's en/of filmsvan seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven, in bezit heeft gehad en/ of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een vinger en/of hand vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had (fotonummers 9 en 10)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/ of billen van die persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (fotonummers l, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8);
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
verkrachting;
feit 2
belaging, meermalen gepleegd
en
poging dwang;
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, verwerven en in bezit hebben, meermalen gepleegd;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren.
- een vrijheidsbeperkende maatregel conform artikel 38v Wetboek van Strafrecht, voor de duur van vijf jaren, ter bescherming van aangeefster en haar gezin, inhoudende dat verdachte zich:
 niet ophoudt bij de woning en de school van aangeefster;
 onthoudt van contact met aangeefster en het gezin waar zij deel van uit maakt;
en voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, een vervangende hechtenis met een maximale duur van 6 maanden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de op te leggen straf heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een ‘first offender’ is en dat de feiten zijn gepleegd in een periode waarin verdachte het moeilijk had met onder andere de zelfmoord van een familielid.
De raadsman verzoekt de rechtbank om de eis van de officier van justitie niet te volgen, omdat verdachte door het deels voorwaardelijke strafdeel niet in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidsstelling, hetgeen ten nadele van verdachte is. De raadsman verzoekt een straf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman verwijst daartoe naar soortgelijke zaken waarin door de rechtbank Midden-Nederland tussen de 4 en 36 maanden is opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een twaalfjarig meisje. Hij heeft een afspraak met dit meisje gemaakt en heeft haar vervolgens in de auto meegenomen naar een afgelegen plek. Daar heeft hij alcohol met haar gedronken en vervolgens heeft hij haar gedwongen hem te pijpen. Daarmee heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Hij heeft kennelijk alleen oog gehad voor bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belaging, poging dwang en bedreiging van hetzelfde slachtoffer en haar moeder. Verdachte heeft gedurende de periode na de verkrachting veelvuldig contact gezocht met aangeefster. Hij heeft gedreigd haar ouders te vertellen dat ze alcohol drinkt en hij heeft gedreigd een filmpje van het pijpen, waarvan hij zei dat hij het stiekem had gemaakt, door te sturen naar familie en vrienden van het slachtoffer en op sociale media te plaatsen. Hiermee probeerde verdachte het slachtoffer onder andere te dwingen om nogmaals met hem af te spreken. Omdat het slachtoffer hier geen gehoor aan gaf is verdachte ook de moeder van het slachtoffer gaan belagen. Ook heeft verdachte naaktfoto’s op Instagram gezet en hierbij de naam van het slachtoffer vermeld en ten slotte heeft verdachte het slachtoffer met de dood bedreigd als zij naar de politie zou gaan.
Belaging, poging dwang en bedreiging zijn zeer ernstig feiten, nu het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van de personen die hiervan slachtoffer worden. Zij ondervinden hierdoor in veel gevallen gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid. Dat deze angstgevoelens en het gevoel van onveiligheid ook in onderhavige strafzaak veroorzaakt zijn, is tijdens de terechtzitting gebleken uit de slachtofferverklaringen van [slachtoffer] en [aangeefster] . Schokkend is dat verdachte wist dat één van zijn slachtoffers slechts 12 jaar oud was en dat hij zich daar uitdrukkelijk niets van heeft aangetrokken. Ook tijdens de terechtzitting heeft verdachte geen enkele blijk gegeven van enig medeleven met zijn slachtoffers.
Tot slot heeft verdachte kinderpornografisch materiaal verworven en in zijn bezit gehad.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 7 mei 2018. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Dit legt echter, gelet op de ernst van het feit, maar weinig gewicht in de schaal.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsrapport over verdachte van 30 mei 2017, opgemaakt door [reclasseringswerker] . De reclassering adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld een meldplicht en een behandelverplichting. Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van een Pro Justitia rapport van 13 april 2018, opgemaakt door L.W. Schallenberg, arts-assistent in opleiding tot psychiater, onder supervisie van F.R. Kruisdijk, psychiater en W.J.P. Gaertner, GZ-psycholoog, op grond van onderzoek gedurende een plaatsing in het Pieter Baan Centrum. Hieruit volgt dat verdachte gedurende zijn verblijf consequent heeft geweigerd mee te werken aan onderzoek. Rapporteurs zijn van mening dat het weigeren niet op pathologische gronden berust, maar hoort bij de proceshouding van verdachte. Door het weigeren zijn de rapporteurs niet in staat geweest een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling vast te stellen. Op basis van de observaties en beschikbare informatie achten de rapporteurs een ziekelijke stoornis van de geestesvermogen echter onwaarschijnlijk. De rapporteurs zien geen aanleiding voor toepassing van het adolescentenstrafrecht.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS in aanmerking genomen. Het landelijke oriëntatiepunt van het LOVS is voor verkrachting een gevangenisstraf van 2 jaar. De rechtbank ziet aanleiding deze straf te verhogen, gelet op de grenzeloze terreur van de kant van verdachte die het slachtoffer en het gezin waar zij deel van uit maakt gedurende een periode van ongeveer twee maanden hebben moeten doorstaan. Deze terreur heeft ook geleid tot de onder feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal wel in het voordeel van verdachte rekening houden met samenloop van het onder feit 2 cumulatief ten laste gelegde.
Verdachte ontkent het ernstigste verwijt, neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn daden en is niet genegen zich te laten behandelen. Verdachte heeft op zitting zelfs aangegeven de slachtoffers niet met rust te laten en in Turkije aangifte te gaan doen tegen het slachtoffer en haar moeder van zogenaamde ‘terreurpropaganda’ en belediging van de president van Turkije. Ten slotte ademt het dossier naar het oordeel van de rechtbank een interesse van verdachte in minderjarige meisjes. Voorgaande maakt dat de rechtbank zorgen heeft over de toekomst, zowel ten aanzien van aangeefster als ten aanzien van andere meisjes.
De rechtbank is van oordeel dat een andere straf dan een gevangenisstraf geen recht doet aan de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank zal van die 4 jaar een gedeelte van 1 (één) jaar voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 5 jaar.
De rechtbank vindt het van belang dat er nog een voorwaardelijk strafdeel overblijft, zodat verdachte wanneer hij vrij komt, onder toezicht komt te staan van de reclassering en een verplichte behandeling moet volgen. Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke straf van belang, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorts zal de rechtbank voor de beveiliging van het slachtoffer en voor het voorkomen van strafbare feiten bevelen dat verdachte zich niet mag ophouden in de nabije omgeving van de school van aangeefster ( [locatie] te [vestigingsplaats] ) en de woning van aangeefster ( [adres] te [woonplaats] ) en zich moet onthouden van contact met aangeefster, haar moeder, stiefvader en twee zusjes. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan onder meer verkrachting, belaging, bedreiging en poging dwang. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte – gelet op de aard van de misdrijven en de persoon van verdachte - opnieuw een strafbaar feit zal begaan tegenover aangeefster en/of haar familie, dan wel zich belastend tegenover hen zal gedragen, zal de rechtbank, gelet op artikel 38v lid 4 van het Wetboek van Strafrecht, de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 5 jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis voor een hierna te bepalen duur worden opgelegd.

9.BESLAG

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten een telefoon Samsung S4 (G1947394), onttrekken aan het verkeer.
Met behulp van dit voorwerp is het onder 4 bewezen verklaarde feit begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 25.721,95. Dit bedrag bestaat uit € 721,95 materiële schade en € 25.000 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.000. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van [slachtoffer] acht de officier van justitie toewijsbaar tot een bedrag van
€ 5.721,95, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van [aangeefster] acht de officier van justitie toewijsbaar tot een bedrag van
€ 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak.
Subsidiair verzoekt de verdediging de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vorderingen niet zijn onderbouwd en de vorderingen derhalve een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voert de raadsman aan dat niet duidelijk is dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het handelen van verdachte. Uit de verklaring van de psycholoog volgt namelijk dat er al eerder (psychische) problemen waren. De door de advocaat van de benadeelde partij aangedragen ‘soortgelijke zaken’ zijn bovendien niet vergelijkbaar met onderhavige zaak, omdat dit zaken zijn die te maken hebben met misbruik binnen de katholieke kerk en de hoogte van de schadevergoedingen zijn vastgesteld door een onafhankelijke instantie.
Met betrekking tot de gevorderde materiële schade voert de raadsman aan dat uit de aangifte van de moeder van de benadeelde partij volgt dat aangeefster al voor het incident naar school moest worden gebracht met de auto. Bovendien zijn de reiskosten noch gespecificeerd met data en gereden kilometers, noch onderbouwd met bonnetjes. Voorts voert de raadsman ten aanzien van de gevorderde immateriële schade aan dat de benadeelde partij tijdens het laatste studioverhoor heeft verklaard dat het goed met haar gaat en dat zij nergens last van heeft gehad.
Ten slotte voert de raadsman aan dat de rechtbank geen gebruik kan maken van haar schattingsbevoegdheid, omdat de verdediging dan niet meer in de gelegenheid kan worden gesteld hierop te reageren.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële schadeposten ‘broek’ (€ 39,95) en ‘wijzigen telefoonnummer’ (€ 10,-) ter hoogte van in totaal € 49,95 komt voor vergoeding in aanmerking.
Voor het bepalen van de immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke zaken aan immateriële schade is toegewezen. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade matigen tot een bedrag van € 5.000,-.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van
€ 5.049,95toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 februari 2017 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 5.049,95, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 februari 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met
60 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij [aangeefster]
De rechtbank zal de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de vordering niet voldoende is onderbouwd.
De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 55, 57, 240b, 242, 284, 285, 285b, van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding geldig;
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van de in de nadere omschrijving van de tenlastelegging omschreven feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 (cumulatief), feit 3 en feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
1 (één) jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
5 (vijf) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, op het adres Meent 4, 8224 BR te Lelystad, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling/deskundige aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor antisociale gedragingen, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling zullen worden
gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van
5 (vijf) jaren;
- beveelt dat verdachte
  • zich niet ophoudt binnen een straal van 100 meter van [locatie] (school voor voortgezet onderwijs): [adres] te [vestigingsplaats] ;
  • zich niet ophoudt binnen een straal van 100 meter van de woning van aangeefster: [adres] [woonplaats] ;
  • zich onthoudt van contact -direct of indirect- met [aangeefster] , [D] , [slachtoffer] , [E] en [F] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door veroordeelde niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
- beveelt dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 telefoon Samsung S4 (G1947394).
Benadeelde partij [slachtoffer] :
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.049,95 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Benadeelde partij [aangeefster] :
  • verklaart [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. M.S. Koppert en H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juli 2018.
Mr. M.S. Koppert is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging (na vordering nadere omschrijving)
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
l.
hij op of omstreeks 5 februari 2017 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of met bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] (geboren op 28 december 2004) heeft gedwongen tot een handeling die bestond uit of mede bestond uit het binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis in de mond van die gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte met zijn geestelijk en fysiek overwicht op [slachtoffer] , (terwijl hij met die [slachtoffer] in een auto zat)
- met één of meerdere mobiele telefoon(s) (een) video('s) heeft gemaakt van die [slachtoffer] en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij (een) video('s) van haar maakte en/of
- alcoholhoudende drank aan die [slachtoffer] heeft gegeven en/of
- meermalen aan die [slachtoffer] heeft gevraagd of zij hem wilde pijpen en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar pas naar huis zou brengen als zij hem eerst zou pijpen en/of
- zijn penis door die [slachtoffer] heeft laten aftrekken en/of
met zijn hand het hoofd van die [slachtoffer] in de richting van zijn blote penis heeft geduwd waarna [slachtoffer] zijn penis in haar mond heeft genomen en hem heeft gepijpt, waarna hij in haar mond is klaargekomen,
en aldus een voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair:
hij op of omstreeks 5 februari 2017 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met [slachtoffer] , geboren op 28 december 2004, die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht, althans laten nemen; (artikel 245 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 februari 2017 tot en met 31 maart 2017 te Hilversum, althans in Nederland, stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op een anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] en/of [aangeefster] , door onder andere
- die [slachtoffer] veelvuldig te bellen en/of
veelvuldig Instagramberichten en/of whatsappberichten naar die [slachtoffer] en/of die [aangeefster] te versturen en/of
- de naam en/of het Instagramaccount en/of het telefoonnummer van die [slachtoffer] bij (naakt)foto's op Instagram te zetten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] meerdere malen is gebeld of berichten heeft ontvangen door /van anderen en/of
- een kennis van [slachtoffer] en/of [aangeefster] (te weten: [C] ) te vragen naar het -huisadres van die [slachtoffer] en/of [aangeefster] en/of het adres van de [sportvereniging] waar [slachtoffer] sport en/of
- zich op te houden in zijn personenauto bij de school van die [slachtoffer] ,
met het oogmerk die [slachtoffer] en/of [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
(artikel 285b Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 5 februari 2017 tot en met 31 maart 2017, te Hilversum, althans Nederland,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het (nogmaals) afspreken met hem, verdachte,
(telkens) met voormeld oogmerk die [slachtoffer] heeft gezegd/geappt/voorgehouden dat hij, verdachte,
- één of meer film(s) en/of foto('s) waarop die [slachtoffer] , bij hem, verdachte, seksuele handelingen verricht en/of waarop die [slachtoffer] geheel en/of gedeeltelijk ontkleed is te zien, via één of meer sociaal medium/sociale media openbaar zou maken en/of aan de vrienden en/of familie van voornoemde [slachtoffer] zou doorsturen en/of
- één of meer geluidsbestanden waarop die [slachtoffer] vertelt seksuele handelingen verricht te hebben, via één of meer sociaal medium/ sociale media openbaar zou maken en/of aan de vrienden en/of familie van voornoemde [slachtoffer] zou doorsturen, en/of
- de moeder en/of vader en/of neef van die [slachtoffer] zou inlichten over het drinken van alcohol door [slachtoffer] en/ of over de seksuele contacten die zij heeft gehad met (oudere) jongens,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 284 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 5 februari 2017 tot en met 31 maart 2017, te Hilversum, althans Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met verkrachting, door die [slachtoffer] mondeling en/of telefonisch en/of via sociale media dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je helemaal kapot maken [slachtoffer] " en/of "Ik ga je doodmaken" en/of "Ik steek je neer" en/of "Ik verkracht jou kk kech", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand juni 2016 tot en met 18 april 2017 te Hilversum, althans in Nederland, één of meermalen (telkens) één of meer afbeeldingen, te weten 8 foto's en/of 2 video's en/of films en/of (telkens) een gegevensdrager, te weten een smartphone, merk Samsung, type Neo, bevattende één of meer afbeeldingen, te weten 8 foto's en/of 2 video's en/of films van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven, in bezit heeft gehad en/ of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een vinger en/of hand vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had
(fotonummers 9 en 10)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/ of billen van die persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (fotonummers l, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8);
(artikel 240b Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.ECLI:NL:PHR:2011:BS1739 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:PHR:2011:BS1739)
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 augustus 2017, genummerd 14Noordse, documentcode: 20170718.1410.09782, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 0 tot en met 611. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, pagina 1-3
4.een-proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , namens [slachtoffer] , pagina 40-45
5.een proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris, pagina 2
6.een proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris
7.een NFI rapport van 9 juni 2017, opgemaakt door forensisch deskundige dr. A.G.M. van Gorp, ingeschreven in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen voor het deskundigengebied DNA analyse en interpretatie, pagina 252 tot 254;
8.een NFI rapport van 4 augustus 2017, opgemaakt door forensisch deskundige dr. A.G.M. van Gorp, ingeschreven in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen voor het deskundigengebied DNA analyse en interpretatie, pagina 256 tot 259;
9.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 6;
10.bijlage 4 bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 11;
11.de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2018;
12.een proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , namens [slachtoffer] , pagina 77 (met bijlagen, pagina 68-137)
13.bijlage 16 bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 101
14.een proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , namens [slachtoffer] , pagina 78 (met bijlagen, pagina 68-137)
15.een proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , namens [slachtoffer] , pagina 73-85 (met bijlagen, pagina 68-137)
16.een-proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , namens [slachtoffer] , pagina 40-45
17.Bijlage 2 tot en met 11 bij een-proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , namens [slachtoffer] , pagina 40-45
18.een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, pagina 1-3
19.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 6;
20.bijlage 11 bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 13
21.bijlage 11 bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 18
22.bijlage 12 bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 19
23.bijlage 13 bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 20
24.bijlage 14 bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 21
25.bijlage 16 bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 23
26.bijlage 17 bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 24
27.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 167 met bijlage, pagina 168-169
28.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 195
29.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 189
30.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 175 met bijlage 1 en 2, pagina 177-178
31.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 349
32.een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 571, 572
33.een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 563-567
34.Kamerstukken II 1997/98, 25768, 5, p. 17
35.een proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , namens [slachtoffer] , pagina 73-85 (met bijlagen, pagina 68-137)
36.Bijlage 43 bij een proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , namens [slachtoffer] , pagina 129
37.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 6;
38.bijlage 1 bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 8;
39.bijlage 19 bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 26
40.een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 571
41.de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2018;
42.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 63-67 van. (Dit proces-verbaal is als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 augustus 2017, genummerd 14Noordse, documentcode: 20170711.0956.09782, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 85)
43.de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2018;