ECLI:NL:RBMNE:2018:3903

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2018
Publicatiedatum
17 augustus 2018
Zaaknummer
16/705831-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, gebruik van vervalste geschriften en witwassen

Op 17 augustus 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, het gebruik van vervalste geschriften en witwassen. De verdachte, geboren in 1979 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein, werd beschuldigd van het verkopen en afleveren van cocaïne in de periode van 14 november 2016 tot en met 6 november 2017 in Lelystad. Daarnaast werd hij beschuldigd van oplichting van Quion 9 B.V. door valse documenten te verstrekken voor een hypothecaire lening en het opzettelijk gebruik maken van vervalste bankafschriften bij ABN Amro B.V. voor een hypothecaire lening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol speelde in een drugslijn en dat hij meerdere koeriers aanstuurde. De verdachte werd ook beschuldigd van het witwassen van voorwerpen die afkomstig waren uit misdrijven, waaronder een woning en voertuigen. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord die de verdachte als de 'baas' van de drugslijn identificeerden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem een gevangenisstraf van 42 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens zijn de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een gasdrukrevolver en een jammer, onttrokken aan het verkeer en is een Citroën verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/705831-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 augustus 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1979] te [geboorteplaats] (Marokko)
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Nieuwegein
hierna te noemen: verdachte
1
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 februari 2018, 8 mei 2018 en 3 augustus 2018. Op 3 augustus 2018 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H. Leepel en van hetgeen verdachte en diens raadslieden mr. G.I. Roos, mr. R.G.M. Rijkhoff en mr. W.B. Lisi, ieder advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.
2
TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is op de zitting van 8 mei 2018 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
f
in de periode van 14 november 2016 tot en met 6 november 2017 in Lelystad, in elk geval in Nederland, samen met (een) ander(en) telkens opzettelijk een (gebruikers)hoeveelheid cocaïne heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad;
feit 2:
in de periode van 17 januari 2008 tot en met 28 maart 2008 in Lelystad Quion 9 B.V. heeft opgelicht door een financiering aan te vragen en ter onderbouwing van de aanvraag valse en/of vervalste stukken te verstrekken, waardoor Quion 9 BV een hypothecaire lening heeft afgegeven
en
in de periode van 17 januari 2008 tot
en met 28 maart 2008 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) geschrift(en);
:
in de periode 14 maart 2011 tot en met 22 april 2011 in Lelystad en/of Amersfoort heeft geprobeerd om ABN Amro B.V. op te lichten door een financieringsaanvraag te doen en ter onderbouwing van deze aanvraag valselijk opgemaakte en/of vervalste stukken te verstrekken aan ABM Amro B.V.
en
in de periode van 14 maart 2011 tot en met 22 april 2011 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) geschrift(en);
feit 4:
in de periode van 1 januari 2008 tot en met 6 november 2017 in Lelystad één of meer voorwerpen heeft witgewassen en daar een gewoonte van heeft gemaakt;
op 7 november 2017 te Lelystad een gasdrukrevolver, die sprekende gelijkenis vertoonde met een echt bestaand vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
primair:
op 7 november 2017 in Lelystad, al dan niet opzettelijk, een jammer (stoorzender) aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl hij daarvoor geen vergunning had;
subsidiair:
op 7 november 2017 in Lelystad een jammer (stoorzender) voorhanden heeft gehad met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 350c Wetboek van Strafrecht werd gepleegd.
3
VOORVRAGEN
3.1 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot het op de dagvaarding onder 1 ten laste gelegde feit bepleit dat de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging zal verklaren althans tot bewijsuitsluiting zal beslissen.
Samengevat en naar de rechtbank de verdediging begrijpt, is het volgende aangevoerd.
De verdachte is beknot in zijn recht op een behoorlijke verdediging. Het omvangrijke definitieve proces-verbaal van opsporingsonderzoek is op 12 april 2018 aan de verdediging verstrekt. Vervolgens is reeds op 8 mei 2018 een regie-terechtzitting gehouden. Dit heeft – in de woorden van de verdediging – geïmpliceerd: “veel leeswerk. Een cliënt die gedetineerd zit. Een cliënt die begeleid moet worden. En dan moet er ook nog een strategie worden bepaald. Het wordt van de verdediging verwacht dit alles binnen 25 dagen te doen. Onmogelijk.”
Voorts is door het openbaar ministerie doelbewust belangrijke informatie achtergehouden. Onderzoek naar met het telefoonnummer [telefoonnummer] gevoerde telecommunicatie zou hebben geleid tot de vaststelling dat dit telefoonnummer kan worden verbonden aan het totaal van 1238 bestellingen van drugs en/of momenten van contact met (beoogde) afnemers van cocaïne. De onderbouwing van deze vaststelling houdt echter niet meer in dan het verhoor van een aantal vermoede afnemers. De selectie van die afnemers roept vragen op, terwijl de verdediging in het duister tast wat overigens in het bestek van dit onderzoek (niet) is gebleken. Daarom kan het niet anders zijn dan dat aan cherry picking is gedaan. Aldus is tekort gedaan aan verdachtes recht op een eerlijk proces.
Vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv
Uit het proces-verbaal van 16 oktober 2017[1] blijkt dat de inhoud van enkele eerder verstrekte processen-verbaal met daarin TCI-informatie onjuist is. Anders dan in die processen-verbaal is gerelateerd, is die informatie echter niet aan de persoon van verdachte te verbinden, maar aan een ander, ook [naam] genaamd. Het kwaad was al geschied, omdat ook die – naar blijkt: onjuiste – TCI-informatie is betrokken bij de feitelijke grondslag van de verdenking tegen verdachte, en aldus bij de juridische grondslag voor de uitoefening van strafvorderlijke bijzondere bevoegdheden tot opsporing. En vervolgens zijn weer andere opsporingsmiddelen ingezet. De onrechtmatigheid strekt zich aldus uit over de gehele keten van opsporingshandelingen die is gevolgd op het onrechtmatig handelen. Door deze onrechtmatige bewijsgaring is een belangrijk voorschrift en rechtsbeginsel geschonden; er is niet voldaan aan de vereiste drempel van een redelijk vermoeden van schuld. Daarnaast is de privacy van verdachte geschonden.
3.2
Het standpunt van het officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van de verweren.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat en op welke grond, de chronologie van de verstrekking van het eindproces-verbaal op 12 april 2018 en een regie-terechtzitting op 8 mei 2018 tekort doet aan verdachtes in artikel 6 EVRM gegarandeerde recht te beschikken over de tijd en de faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging. De rechtbank tekent daarbij aan dat het eindproces-verbaal, ook waar het gaat om het onderzoek dat aan het onder 1. ten laste gelegde feit is voorafgegaan, in de kern de bescheiden bevat, die reeds gedurende het voorbereidend onderzoek zijn opgesteld en ook aan de verdediging zijn verstrekt. Daarbij komt, dat het onderzoek ter terechtzitting reeds is aangevangen ter (pro forma) terechtzitting van 13 februari 2018, terwijl verdachte reeds ter regie-terechtzitting van 8 mei 2018 kans heeft gezien aan te kondigen opening van zaken te zullen geven, ook over zijn mogelijke rol bij het onder 1 ten laste gelegde feit.
Met betrekking tot het door de verdediging gemaakte verwijt van het doelbewust achterhouden van informatie in het bestek van telecommunicatie-onderzoek met betrekking tot het nummer [telefoonnummer] , overweegt de rechtbank als volgt.
In de processen-verbaal van tap-onderzoek[2] zijn de onderzoeksbevindingen in de kern uiteengezet. Het staat de verdediging vanzelfsprekend vrij die bevindingen te waarderen en te (dis)kwalificeren, maar in het licht van de aan dit onderdeel van het verweer gegeven onderbouwing valt niet in te zien dat en waarom het door de verdediging gewraakte onderzoek tot de conclusie dwingt dat het openbaar ministerie doelbewust belangrijke informatie heeft achtergehouden.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het verweer in beide onderdelen verwerpt.
Vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv
Voor een geslaagd beroep op schending van een vormverzuim in de betekenis van artikel 359a Sv is vereist, onder meer, dat het vormverzuim onherstelbaar is. Waar het gaat om het door de verdediging aan het openbaar ministerie gemaakte verwijt van het toevoegen aan het procesdossier van processen-verbaal waarin de hiervoor bedoelde onjuiste TCI-informatie is vervat, is van belang dat die fouten tijdens het voorbereidend onderzoek zijn onderkend, en dat daarover in den brede verantwoording is afgelegd door middel van het bij de processtukken gevoegde proces-verbaal van 5 oktober 2017 (nummer 2017100516007027). In dit proces-verbaal zijn de fouten omschreven en is voorts aangegeven dat en hoe deze onjuiste informatie is verwerkt in een aanvullend proces-verbaal van verdenking (proces-verbaal, nummer 2017082811004645). Ook is verantwoord welke bijzondere bevoegdheden tot opsporing vervolgens op dat aanvullend proces-verbaal zijn gegrond.
De rechtbank stelt vast dat bij die stand van zaken de verzuimen zijn hersteld, zodat – voor zover het verweer is gestoeld op het enkele gegeven dat processen-verbaal onjuiste informatie hebben bevat – reeds daarom wordt verworpen.
Vervolgens ligt de vraag ter beantwoording voor of anderszins in deze gang van zaken een of meer begane onherstelbare verzuimen besloten liggen. Nu vast is komen te staan dat de onjuist gebleken duiding van op de persoon [naam] betrekkelijke TCI-informatie is verwerkt in een aanvullend proces-verbaal van verdenking, welk proces-verbaal vervolgens heeft gediend als grondslag voor de uitoefening van bijzondere opsporingsbevoegdheden is daarmee de onherstelbaarheid van dat verzuim gegeven.
De rechtbank stelt voorop dat de in het voorbereidend onderzoek vergaarde resultaten, ook waar het de duiding betreft, de toets van zorgvuldigheid en toetsbaarheid steeds moeten kunnen doorstaan. Dit uitgangspunt is van groot belang, zowel met het oog op een juiste grondslag voor de uitoefening van bevoegdheden in het vooronderzoek, als met het oog op de behoorlijk taakvervulling van de zittingsrechter, die ook bestaat in het (kunnen) verrichten van rechtmatigheidstoetsingen. Gesteld noch aannemelijk is geworden dat bij de politie of het openbaar ministerie de bedoeling tot misleiding van de officier van justitie c.q. de rechter heeft voorgezeten. Dat de identificatie van verdachte in enkele processen-verbaal van TCI-informatie het gevolg is van ernstig verwijtbare nalatigheid aan de zijde van de politie is evenmin aannemelijk geworden. Evenmin is gebleken dat verdachte door deze onjuiste en ongelukkige gang van zaken daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. De rechtbank heeft bij dit oordeel betrokken dat bij even vermeld proces-verbaal de officier van justitie over de hiervoor bedoelde fouten is ingelicht. In het proces-verbaal van 31 maart 2018 (nummer 2017060999) is aangegeven dat zowel de officier van justitie als de rechter-commissaris ieder voor zich als zijn standpunt te kennen geeft dat in retrospectief de
– herstelde – gebreken geen ander licht werpen op de door ieder van hen tijdens het voorbereidend onderzoek gegeven bevelen, vorderingen (officier van justitie) en machtigingen (rechter-commissaris).
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat in het licht van de aan dit onderdeel van het verweer gegeven onderbouwing niet is gebleken dat tekort is gedaan aan verdachtes recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Nu ook niet is gebleken van een daadwerkelijk door verdachte geleden nadeel zal de rechtbank volstaan met de constatering dát een onherstelbaar vormverzuim is begaan.
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4
WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder feit 1, 2, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft haar standpunten verwoord in een ter terechtzitting overgelegde requisitoir.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben integrale vrijspraak bepleit. Zij hebben hun standpunten verwoord in ter terechtzitting overgelegde pleitnota’s. Zakelijk weergegeven heeft de verdediging het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de verdediging primair hetgeen bij preliminair verweer is aangevoerd ten aanzien van onjuiste informatie c.q. achterhouden van informatie herhaald, met dien verstande dat dit zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting van bewijsmiddelen die zijn verkregen door het onrechtmatig opvragen van gegevens. Subsidiair heeft de verdediging opmerkingen gemaakt ten aanzien van het bewijs.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde oplichting heeft de verdediging primair aangevoerd dat geen sprake is van bedrieglijke handelingen door verdachte, omdat verdachte mocht vertrouwen op zijn (professionele) adviseur die de documenten heeft opgesteld. Daarnaast is verdachte wel degelijk werkzaam geweest bij [bedrijf 1] Ltd. Daarbij komt dat het overleggen van de documenten geen bedrieglijke handelingen betreffen in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en dat geen sprake is geweest van valse documenten. Ook is verdachte niet betrokken geweest bij het opmaken van de documenten. Het doen van een eerstedagsmelding is de verantwoordelijkheid van de werkgever en niet van verdachte. Subsidiair had Quion 9 B.V. de onjuiste voorstelling van zaken moeten doorzien en is Quion 9 B.V. daardoor niet bewogen tot afgifte. Gelet op het voorgaande dient verdachte ook te worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde valsheid in geschrifte.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de verdediging eveneens bepleit dat verdachte zich tot adviseurs heeft gericht en er geen sprake is geweest van een fictief dienstverband.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen niet middellijk, noch onmiddellijk, van een misdrijf afkomstig zijn. Ter onderbouwing daarvan heeft de verdediging gesteld dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat verdachte over voldoende legale inkomsten beschikte om de voorwerpen te kunnen aanschaffen.
Ten aanzien van de onder 5 en feit 6 ten laste gelegde feiten heeft de verdediging bepleit dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de betreffende voorwerpen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank[3]
Vrijspraak feit 2
Voor een bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde feiten dient allereerst te worden vastgesteld dat het dienstverband tussen verdachte en [bedrijf 1] Ltd. niet heeft bestaan. Immers vloeit daar logischerwijs uit voort dat de stukken die ter onderbouwing van de financieringsaanvraag zijn ingediend vals dan wel valselijk zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast komen te staan dat verdachte geen werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 1] Ltd. Voorts is niet komen vast te staan dat verdachte de bij de financieringsaanvraag ingediende documenten heeft vervalst, dan wel heeft laten vervalsen. Het dossier roept onmiskenbaar allerlei vragen op over de financieringsaanvraag en de aan de Quion 9 B.V. verstrekte gegevens, maar dat is in het bestek van bewijslevering ontoereikend voor het kunnen doen van de vaststelling dat sprake is geweest van een gefingeerd dienstverband. De rechtbank zal daarom de verdachte vrijspreken van de onder 2 ten laste gelegde feiten.
FEIT 1
Bewijsmiddelen
Aanhouding [A]
Op 2 april 2017 zagen politiemedewerkers een man naar een voertuig met kenteken [kenteken] lopen. Zij zagen dat er iets werd overhandigd en dat de man daarna wegliep. De bestuurder werd staande gehouden en bleek te zijn [A] (hierna: [A] ). De politiemedewerkers zagen in het opbergvak van het voertuig een bundel bankbiljetten liggen. Achter de passagiersstoel werd een plastic zak aangetroffen met daarin bankbiljetten. [A] werd vervolgens gefouilleerd en daarbij werden wikkels aangetroffen.[4] Daarnaast werden er drie mobiele telefoons in beslag genomen, waaronder een iPhone en een Nokia telefoon voorzien van IMEI-nummer [IMEI-nummer] .[5]
Tijdens de doorzoeking van de woning van [A] werden onder andere wikkels met wit poeder, een pot met wit poeder, gripzakjes, een weegschaal en een wikkel met roze poeder in beslag genomen. Op de wikkels stond onder andere de tekst “Colombian connection” of “scarface”.[6]
Tijdens de zoeking in de auto met kenteken [kenteken] werden verdovende middelen en een notitieboekje aangetroffen. In het boekje stonden onder andere namen dan wel adressen van personen die tegencontacten zijn van telefoonnummer [telefoonnummer] en stond de naam van “ [naam] ” vermeld.[7]
[A] verklaarde dat hij de Nokia telefoon heeft gekregen van degene voor wie hij drugs verkocht. Hij krijgt de telefoon alleen als hij spullen wegbrengt. Daarnaast weet hij dat er nog meer personen als koerier rijden. Een hele gram cocaïne kost 60 euro en een halve gram kost 30 euro. Dit geld is niet voor hem maar voor de man voor wie hij het doet.[8]
Tlefoonnummer [telefoonnummer]
Uit onderzoek naar de historische telecomgegevens over de periode 14 november 2016 tot en met 14 maart 2016 blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] is geplaatst in een telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer] dat hoort bij een toestel van het merk Nokia 20, type RM-970. Blijkens de zendmastgegevens straalt de telefoon voornamelijk aan op zendmasten in Lelystad.[9] Ook blijkt dat er voornamelijk wordt ingebeld en dat het voornamelijk kortdurende telefoongesprekken betreft.[10] Van een groot aantal tegencontacten is de identiteit bekend en van een groot deel hiervan is bekend dat zij drugs gebruiken of antecedenten hebben op het terrein van de Opiumwet.[11]
Tijdens de zoeking in de woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] is een simkaarthoesje aangetroffen waarop handgeschreven stond “ [telefoonnummer] ”.[12] Ook werd er tijdens de doorzoeking van de woning in de keuken een vacumeermachine aangetroffen met een witkleurig poeder rondom het seal-element. De indicatieve test gaf een positieve test voor cocaïne.[13]
Telefoonnummer [telefoonnummer]
Onder [A] is een iPhone in beslag genomen waarin een simkaart behorend bij telefoonnummer [telefoonnummer] zat. De telefoon is uitgelezen. In WhatsApp gesprekken wordt de eigenaar van de telefoon [A] genoemd. In de iPhone staan de gegevens van de eigenaar vermeld, betreffende [A] .[14] De eigenaar geeft in WhatsApp gesprekken aan te wonen op de [adres] in [woonplaats] . Dit is het adres van [A] . Ook staan er meerdere foto’s van [A] opgeslagen in de iPhone.[15]
Uit diverse WhatsApp gesprekken en sms-berichten is op te maken dat [A] op meer avonden heeft gewerkt als koerier. Uit de inhoud van WhatsApp gesprekken blijkt dat bestellingen zijn gedaan. Er is dan onder meer gesproken over:
  • Sos (straattaal voor cocaïne) of “s”, hele of halve (grammen);
  • dat er meerdere koeriers zijn, betreffende [B] en [C] ). Zij spreken af en toe gezamenlijk af met [naam] ;
  • [A] geeft aan dat [naam] de baas is en dat hij voor [naam] werkt. Uit gesprekken komt naar voren dat [naam] de “baas” is en dat het geld aan hem wordt afgedragen. [A] heeft contact met [naam] als hij bijna leeg is en ze ontmoeten elkaar. Er wordt in gesprekken tussen [C] en [A] gesproken over [naam] ;
  • tijdens gesprekken geeft [A] aan dat het telefoonnummer van de “lijn” [telefoonnummer] is.[16]
Telefoonnummer [telefoonnummer]
De telecomgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer] zijn opgevraagd. Hieruit blijkt dat dit telefoonnummer op 4 april 2017 om 03.38 uur is geactiveerd. Tijdens de installatie slaat het telefoonnummer aan op de zendmastpaal Middendreef in Lelystad, wat nabij de woning is van verdachte op de [adres] .[17] Het eerste telefoongesprek van 7 tikken wordt gevoerd met telefoonnummer [telefoonnummer] . Op 6 april 2017 wordt er tussen 20.37 uur en 21.02 uur naar veel telefoonnummers een sms-bericht verstuurd. Hierna wordt er regelmatig gebeld naar telefoonnummer [telefoonnummer] . Ook is er regelmatig contact tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer] .[18] Uit de telecomgegevens blijkt dat er voornamelijk is ingebeld naar telefoonnummer [telefoonnummer] en dat de gesprekken kortdurend zijn. Ook blijkt dat een grote hoeveelheid tegencontacten ook tegencontacten van het telefoonnummer [telefoonnummer] zijn.[19]
Uit tapgesprekken van 27 oktober 2018 blijkt dat [D] (hierna: [D] ) de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] was. Hij belt uit naar TNT klantenservice en geeft dan zijn achternaam [D] op, en zijn postcode en huisnummer.[20] Op 30 oktober 2017 blijkt dat [E] (hierna: [E] ) de gebruiker was van telefoonnummer [telefoonnummer] (stemherkenning). Op 31 oktober 2017 blijkt dat [B] (hierna: [B] ) de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] was (stemherkenning).[21] Op 2 november 2017 heeft [C] (hierna: [C] ) als gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (stemherkenning) een gesprek.[22]
Bij het opwaarderen van het beltegoed van telefoonnummer [telefoonnummer] in de periode 10 oktober 2017 tot 5 november 2017 straalde het telefoonnummer telkens de zendmast aan op de [adres] in [woonplaats] aan. De afstand tussen de zendmast en de woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] bedraagt ongeveer 800 meter.[23]
Telefoonnummer [telefoonnummer]
Op 13 mei 2017 is verdachte staande gehouden. Tijdens de staandehouding maakte hij gebruik van een witte Volkswagen Golf voorzien van kenteken [kenteken] . Dit kenteken staat op naam van [verdachte] . Ook komt uit mutaties naar voren dat [verdachte] gebruik maakt van het voertuig voorzien van kenteken [kenteken] . Er zijn geen andere gebruikers bekend die gebruik maken van het voertuig [kenteken] .[24] Uit een afschrift van een bankrekening op naam van verdachte blijkt dat er op 28 april 2017 om 18.34 uur is betaald bij tankstation Texaco in Hardinxveld-Giessendam. Telefoonnummer [telefoonnummer] straalt op 28 april 2918 om 18.35 uur aan op een zendmastpaal nabij dit tankstation. Op 3 mei 2017 om 14.32 uur heeft het voertuig met kenteken [kenteken] een snelheidsovertreding begaan op de Poortdreef in Almere. Om 14.44 uur slaat het telefoonnummer [telefoonnummer] aan op een zendmastpaal in Almere.[25] Op 26 mei 2017 is er een storting gedaan op een bankrekening op naam van verdachte bij de ING bank in Dronten. Het telefoonnummer [telefoonnummer] slaat op 26 mei 2017 aan op een zendmastpaal op ongeveer 300 meter van de ING bank in Dronten. Op 26 mei 2017 om 21.42 uur is er via een rekeningnummer op naam van verdachte betaald bij Supertank in Biddinghuizen. Op 26 mei 2017 om 21.38 uur straalt het telefoonnummer [telefoonnummer] aan bij een zendmast op ongeveer 1 kilometer afstand van de Supertank.[26]
Telefoonnummer [telefoonnummer]
Uit de telecomgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer] blijkt dat dit nummer kan worden gekoppeld aan het gebruik maakt van twee IMEI-nummers. Uit telecomgegevens van deze twee IMEI-nummers blijkt dat naast [telefoonnummer] onder andere ook [telefoonnummer] gebruik heeft gemaakt van deze IMEI-nummers.[27]
Op aankoopfacturen van Paruzzi B.V. en autobedrijf [autobedrijf 1] staan de gegevens van
[verdachte] en het telefoonnummer van [verdachte] vermeld, namelijk [telefoonnummer] .[28]
Op 29 augustus 2017 om 13.19 uur is er bij een filiaal van de ING-bank in Dronten een geldbedrag gestort op de bankrekening van verdachte. Op de bewakingsbeelden is te zien dat deze storting is gedaan door verdachte. Ook blijkt dat verdachte om 13.14 uur de bank binnen loopt. Uit de opgevraagde gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer] blijkt dat deze op 29 augustus om 13.08 uur aanslaat op een zendmastpaal op ongeveer 700 meter van de ING bank waar de storting plaatsvond.[29]
Op 13 augustus 2017 om 22.47 uur heeft er een pintransactie plaatsgevonden bij een Shell tankstation in Lelystad met een bankrekeningnummer dat op naam van verdachte staat. Op de bewakingsbeelden is te zie
n dat het verdachte is die deze pintransactie heeft verricht. Het telefoonnummer [telefoonnummer] slaat op 13 augustus 2017 om 22.50 uur aan bij een mast op ongeveer 200 meter van het Shell tankstation.[30]
Telefoonnummer [telefoonnummer]
Uit opgevraagde gegevens van verdachte bij de Staatsloterij blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] hoort bij accountnaam [accountnaam] en adres [adres] in [woonplaats] .[31]
Op 7 november 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de verdachte. Tijdens de doorzoeking is een aankoopfactuur aangetroffen van [bedrijf 2] voor de motor met kenteken [kenteken] Op de aankoopfactuur staat de datum 26-11-2016 vermeld. De motor staat op naam van verdachte. Op de aankoopfactuur staan de gegevens van verdachte, waaronder het telefoonnummer [telefoonnummer] .[32]
In de telefoon Samsung Galaxy mini, die bij de doorzoeking van de woning van [C] in beslag genomen is, is het telefoonnummer [telefoonnummer] opgeslagen onder de naam [naam] .[33]
Verklaring [D]
gaf bijzonderheden door aan [naam] als hij geld afgaf van de dienst.[34] Ook verklaarde hij dat hij de [naam] van de drugs ook wel buiten de drugszaken zag.[35]
Verklaringen getuigen
Getuige [getuige 1] verklaarde op 10 november 2017 dat zij naar een zeker telefoonnummer belde als zij cocaïne wilde kopen.[36] Het telefoonnummer waarop zij drugs bestelt is [telefoonnummer] en is in haar telefoon opgeslagen onder de naam “Lelystad nieuw”. Ongeveer 7 a 8 maanden geleden was er een ander telefoonnummer voor de drugslijn. Op de drugslijn zijn meer bezorgers. Op deze drugslijn kunnen twee soorten cocaïne worden besteld. Ze kocht de cocaïne in een wikkel met de opdruk Scarface. Aan getuige [getuige 1] zijn foto’s getoond. Zij herkende [verdachte] als [naam] . Hij is van de drugslijn en doet het al heel veel jaren. Ook herkende zij [C] , [B] en [E] als aan de drugslijn te relateren bezorgers van cocaine. [D] kende zij ook en ze wist dat hij een van de bezorgers is van die drugslijn.[37]
Getuige [getuige 2] verklaarde dat er twee lijnen waren om cocaïne te bestellen. Het telefoonnummer [telefoonnummer] was voor Lelystad en werd de binnenlijn genoemd. Het telefoonnummer [telefoonnummer] was voor als je buiten Lelystad woonde en was de buitenlijn. Je kon kiezen uit twee soorten cocaïne; de betere kwaliteit was Scarface.[38] Via de buitenlijn met het nummer [telefoonnummer] vernam je het nieuwe telefoonnummer van de binnenlijn. De buitenlijn was [naam] of [naam] die in een witte Volkswagen reed en een stevig rond postuur had. Op een foto die aan de getuige werd getoond, zei de getuige dat dat de [naam] is die hij bedoelde.[39]
Getuige [getuige 3] verklaarde dat hij cocaïne kocht via de drugslijn met telefoonnummer [telefoonnummer] . Er reden meerdere bezorgers voor deze lijn. De drugslijn had voor april 2017 het telefoonnummer [telefoonnummer] , wat de getuige belde om drugs te bestellen.[40] De getuige herkende [naam] op als de persoon op foto 1.[41] De bijnaam van hem was [bijnaam] . Hij is wat dik en van Marokkaanse afkomst. Zijn rol was dat hij de leider was. Het was zijn drugslijn.[42]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het verweer tot bewijsuitsluiting
De rechtbank verwerpt dit het verweer op dezelfde gronden zoals in dit vonnis is uiteengezet in paragraaf 3.
Rol verdachte
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat er in Lelystad een ‘drugslijn’ actief was door middel van het telefoonnummer [telefoonnummer] (de koerierslijn). Na de aanhouding van [A] is een ander nummer in gebruik genomen, te weten het nummer [telefoonnummer] (de nieuwe koerierslijn). Er kon naar deze drugslijn worden gebeld om cocaïne te bestellen, wat vervolgens door verschillende bezorgers feitelijk werd (af)geleverd. [naam] is de eigenaar van deze drugslijn en aan hem werd het geld afgegeven. De vraag die de rechtbank voorligt is of het gebruik van dat nummer aan de verdachte moet worden toegeschreven.
Uit de bevindingen ten aanzien van de betaling bij de Texaco in Hardinxveld-Giessendam op 28 april 2018, de snelheidsovertreding op de Poortdreef in Almere op 3 mei 2017, de storting bij de ING bank in Dronten op 26 mei 2017 en de betaling bij Supertank op 26 mei 2017 en de zendmasten die het telefoonnummer [telefoonnummer] aanstraalde, volgt, dat verdachte de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer] (de nieuwe koerierslijn) is geactiveerd op 4 april 2017 om 03.38 uur en straalde tijdens dat activeren een zendmast aan in de buurt van de woning van verdachte. Daarnaast straalde het telefoonnummer [telefoonnummer] in de periode 10 oktober 2017 tot en met 5 november 2017 steeds de mast vlakbij de woning van verdachte aan tijdens het opwaarderen van het beltegoed. Daarbij komt, dat het eerste telefoontje (van slechts 7 tikken) werd gevoerd met het telefoonnummer [telefoonnummer] , dat zoals hierboven is overwogen bij de verdachte in gebruik was. Ook blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] – waarvan uit de bewijsmiddelen blijkt dat dit nummer bij verdachte in gebruik was – onder andere van hetzelfde IMEI-nummer gebruik heeft gemaakt als het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Daarbij komen de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , die ondubbelzinnig de verdachte aanwijzen als ‘de baas van de drugslijn’. Deze verklaringen worden – zij het indirect – ondersteund door de verklaring van de koerier [D] .
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat verdachte [naam] is en derhalve hij degene is die deze drugslijn heeft geëxploiteerd.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is geweest van medeplegen. Daarvoor is een voldoende nauwe en bewuste samenwerking vereist. Hierbij is het niet noodzakelijk dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, noch dat zij op de hoogte zijn van alle details van de criminele activiteiten. De deelnemers moeten zich er wel van bewust zijn dat zij samenwerken en zij moeten weten waarop de samenwerking is gericht; welk doel zij
– gezamenlijk – willen verwezenlijken. De samenwerking kan onder meer blijken uit – uitdrukkelijke of stilzwijgende – afspraken en/of een feitelijke taakverdeling.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte meer koeriers voor zich had rijden. Het na verkoop van cocaïne ontvangen geld moest bij verdachte worden afgeleverd, verdachte stelde de koerierstelefoon ter beschikking en er was contact met verdachte als een koerier geen voorraad meer had, waarna de koerier en verdachte elkaar ontmoetten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht daarmee ook het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Bewijsmiddelen
Op 28 maart 2011 is door de bank ABN AMRO, vestiging Amersfoort bij de politie aangifte gedaan van valsheid in geschrift en oplichting door verdachte. Verdachte heeft op 14 maart 2011 via een tussenpersoon een aanvraag gedaan voor een hypothecaire geldlening.[43] Verdachte heeft een overzicht van salarisbetalingen op zijn bankrekeningnummer [rekeningnummer] aangeleverd ten behoeve van de aanvraag. Uit onderzoek is gebleken dat dit overzicht een valse opgave bevat. Uit de controle van de bankrekening van verdachte met het nummer [rekeningnummer] is gebleken dat de vermelde boekingen van 8 februari 2011 en 8 maart 2011 niet hebben plaatsgevonden. De betreffende tussenpersoon heeft de ABN Amro laten weten dat hij de betreffende bankafschriften persoonlijk van verdachte heeft gekregen.[44]
Ten behoeve van de hypotheekaanvraag werden door of namens verdachte twee overzichten[45] verstrekt van de bij- en afschrijvingen van het ABN AMRO bankrekeningnummer [rekeningnummer] . De datum en tijd van het overzicht is 16 februari 2011 om 21:28 uur. Op het tweede overzicht staat onder meer dat op 8 februari 2011 en op 8 maart 2011 door [bedrijf 3] B.V. een bedrag van € 4.208,79 is bijgeschreven. Deze bijschrijvingen staan ook op het eerste overzicht. Uit de door de ABN AMRO Bank verstrekte gegevens blijkt dat de salarisoverschrijvingen vanaf de bankrekening van [bedrijf 3] B.V. op 8 februari 2011 en 8 maart 2011 niet hebben plaatsgevonden.[46]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat op de bankafschriften die verdachte aan de tussenpersoon met het oog op het overleggen daarvan heeft verstrekt en die vervolgens namens verdachte aan ABN Amro ook feitelijk zijn overgelegd bijschrijvingen zijn vermeld die in werkelijkheid in het geheel niet hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft hiervoor geen verklaring, anders dan dat hij zegt niet te weten hoe dat zo is gekomen…Bij die stand van zaken kan het niet anders zijn dan dat het gebruik van dit geschrift aan de verdachte moet worden toegeschreven, in de betekenis van het opzettelijk gebruik maken daarvan.
FEIT 4
Bewijsmiddelen
Voorwerpen
Uit navraag bij het Kadaster blijkt dat de woning op het adres [adres] in [woonplaats] eigendom is van [verdachte] . Verdachte heeft deze woning op 28 maart 2008 gekocht voor een koopsom van € 172.000,-. Deze woning heeft verdachte gefinancierd met een hypothecaire geldlening. Over de hoofdsom van het niet-afgeloste deel is de lener een rente verschuldigd van 5,35 %.[47] In de periode 1 december 2010 tot en met 1 mei 2017 wordt er maandelijks een bedrag van € 833,71 betaald aan de hypotheekverstrekker vanaf de ING-rekening [rekeningnummer] .[48] Op diezelfde rekening is in de periode 2010 tot en met 2017 € 235.838,35 contant gestort.[49]
Op 7 november 2017 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in het pand aan de [adres] in [woonplaats] .[50] Bij deze doorzoeking zijn onder meer in beslag genomen een elektrische
E-nova Koga fiets,[51] een Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] ,[52] een Yamaha motor met kenteken [kenteken] [53] en een autosleutel van een Citroen DS5 met kenteken [kenteken] .[54] Uit de door garage [autobedrijf 1] verstrekte gegevens bleek dat verdachte de Citroen DS5 op 12 september 2017 heeft gekocht voor € 13.010,00 en contant heeft betaald.[55] Ook de overige voorwerpen zijn contant betaald.[56]
Bij de doorzoeking van de loods aan de [adres] in [woonplaats] op 7 november 2017 is een buggy voorzien van kenteken [kenteken] aangetroffen.[57] Verdachte heeft verklaard dat hij een loods op de [adres] tot zijn gebruik heeft en dat daarin buggy’s staan.[58] Bij navraag bij de RDW blijkt dat [verdachte] sinds 22 maart 2017 de tenaamgestelde van deze buggy is.[59]
In de periode 2008 tot en met 2011 is door verdachte geen aangifte inkomstenbelasting gedaan. Wel zijn er looninkomsten bekend waarvan het aannemelijk is dat deze zijn opgegeven door de werkgever. Dit zijn looninkomsten van € 7.332,- in 2010 en € 7.353,- in 2011.[60] Op de bankrekeningen van verdachte die bij de Belastingdienst bekend zijn, lijkt geen sprake te zijn van enige vorm van vermogensopbouw.[61] In de periode 2012 tot en met 2016 zijn bij de Belastingdienst geen looninkomsten bekend van verdachte. Dit wordt ook niet opgegeven in zijn aangiften Inkomsten Belasting. Over de periode 2013 tot en met 2016 heeft verdachte de volgende bedragen als netto Resultaat Overige Werkzaamheden opgegeven:
  • 2013: € 14.700,00;
  • 2014: - € 774,00;
  • 2015: € 1.071,00;
  • 2016: € 29.433,00;[62]
Op 9 september 2014 is de eenmanszaak “ [eenmanszaak] ” ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met [verdachte] als eigenaar. Door verdachte is over de periode juli 2014 tot en met maart 2017 aangifte omzetbelasting gedaan.[63] Er zijn geen privé onttrekkingen opgegeven maar wel resultaten uit overige werkzaamheden (ROW) in 2014 en 2015. De bedragen opgegeven in de aangiften inkomstenbelasting bij de rubriek ROW komen, met enige afwijkingen, overeen met de waardes, opgegeven in de aangifte Omzetbelasting. [64]
Verdachte heeft huurinkomsten opgegeven bij de Belastingdienst. Het huurbedrag van
€ 837,- of € 877,90 voor twee kamers in vergelijking met de huurprijzen op de woningmarkt lijkt erg hoog en daarom niet aannemelijk.[65] Onderzoek naar de huurcontracten heeft uitgewezen dat geen van de personen genoemd op de contracten te vinden was. Op de huurcontracten staan personen met adressen weergegeven die vrijwel nooit in de politiesystemen of het GBA voorkomen. Voor alle namen geldt dat er veelvuldig identiteitsbewijzen als gestolen of vermist zijn opgegeven in Polen of in Slowakije. Niemand van de buurtbewoners weet iets van andere personen dan “ [naam] ” die de woning heeft gehuurd.[66] De voormalige vrienden van verdachte, [getuige 4] , heeft verklaard dat verdachte alleen woont en dat zij daar nooit andere mensen heeft gezien. [67] Uit analyse van de bankrekeningen van verdachte zijn geen overboekingen zichtbaar geworden die refereren naar verhuur van de woning.[68]
Verdachte heeft huurinkomsten van een loods aan de [adres] in [woonplaats] opgegeven bij de Belastingdienst. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn twee huurcontracten aangetroffen van de loods, één op naam van [F] en één op naam van [G] .[69] Er zijn geen andere documenten met betrekking tot de loods aangetroffen. [G] verklaarde dat het nooit zo ver is gekomen dat hij een stallingsruimte aan de [adres] heeft gehuurd. In de loods werden alleen voorwerpen van [verdachte] aangetroffen.[70] Uit een analyse van de bankrekeningen van [verdachte] zijn geen overboekingen zichtbaar geworden die refereren aan de verhuur van de loods. Het is daarom niet aannemelijk dat er daadwerkelijk verhuur heeft plaatsgevonden.[71]
Verdachte heeft inkomsten als kunstschilder opgegeven bij de Belastingdienst. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte werden geen schilder attributen aangetroffen. Ook op de overige locaties zijn geen kunstschilderattributen aangetroffen.[72] De twee personen op de aangetroffen facturen bleken niet te bestaan. Ook is er zowel fysiek als op digitale gegevensdragers geen bedrijfsadministratie aangetroffen.[73] Deze inkomsten zijn niet via de bankrekening verlopen. Het is aannemelijk dat deze verkopen niet hebben plaatsgevonden.[74]
Verdachte heeft inkomsten uit de verkoop van door hem gekweekte aquariumvissen opgegeven bij de Belastingdienst. Bij de doorzoeking van de loodsen op de [adres] en de [adres] in [woonplaats] werden geen voorwerpen aangetroffen die te relateren waren aan het kweken van aquariumvissen. Bij de doorzoeking werd één inkoopfactuur aangetroffen waarop [H] als verkoper stond vermeld. Er is verder geen enkele vorm van bedrijfsadministratie aangetroffen. [H] heeft nooit een bedrijf gehad in de handel van vissen.[75] Uit onderzoek van de bankgegevens blijkt dat dat de inkomsten en uitgaven niet via een bankrekening zijn verlopen. Het is aannemelijk dat de inkoop niet heeft plaatsgevonden.[76]
Verdachte heeft inkomsten die door hem zijn gegenereerd uit zijn sleutelen aan auto’s opgegeven bij de Belastingdienst. De loods aan de [adres] in [woonplaats] was niet ingericht als garage en/of werkplek voor het sleutelen aan auto’s. In de woning van verdachte is geen fysieke bedrijfsadministratie aangetroffen.[77] De (toenmalige) vriendin van [verdachte] , [getuige 4] , verklaarde dat zij nooit iets heeft gezien wat betrekking heeft op het sleutelen aan auto’s.[78] De inkomsten zijn niet via een bankrekening verlopen. Het is aannemelijk dat deze werkzaamheden (en inkomsten) niet hebben plaatsgevonden.[79]
Verdachte heeft inkomsten als glazenwasser opgegeven bij de Belastingdienst. Bij de doorzoeking van de [adres] in [woonplaats] zijn geen goederen aangetroffen die gebruikt worden bij dan wel te relateren zijn aan het glazenwassen.[80] Bij de doorzoeking van de woning zijn notitieboekjes aangetroffen met klantgegevens. Er zijn 16 adressen en personen bekend geworden. Geen van de personen kende [verdachte] en/of maakte gebruik van zijn glazenwassersdiensten.[81] In de woning van verdachte is een overeenkomst met opdrachtgever [autobedrijf 2] in [woonplaats] aangetroffen. De eigenaar van [autobedrijf 2] heeft verklaard dat [naam] bij hem nooit werkzaamheden heeft verricht en dat hij nooit een contract heeft afgesloten met hem.[82] Uit een analyse van de bankrekeningen blijkt dat de inkomsten van glazenwassen niet via een bankrekening zijn verlopen. Het is niet aannemelijk dat deze werkzaamheden (en inkomsten) hebben plaatsgevonden. [83]
Vanuit de informatie van de Belastingdienst en het onderzoek is naar voren gekomen dat [verdachte] geen contante legale inkomsten genoot.[84]
Kasopstelling
Verdachte heeft in de onderzoeksperiode in totaal € 235.838,35 aan contante stortingen gedaan op zijn bankrekeningen. Daarnaast heeft verdachte in de periode 1 januari 2011 tot 7 november 2017 € 195.146,80 aan contante uitgaven gedaan.[85] De conclusie van de eenvoudige kasopstelling is dat de herkomst van de uitgaven van verdachte onverklaarbaar zijn voor een bedrag van € 441.935,15.[86]
Bewijsoverwegingen
Toetsingskader witwassen
De rechtbank stelt met betrekking tot het bij de bewijslevering te hanteren toetsingskader het volgende voorop.
De ten laste gelegde periode van witwassen is evident aanmerkelijk langer dan de periode waarin de overige ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden. In het kader van het onderzoek naar geconstateerde al dan niet verdachte geldstromen of het verwerven van voorwerpen, die niet in verband zijn te brengen zijn met enig concreet strafbaar feit, terwijl ook sprake is van (neven)inkomsten van de verdachte uit andere dan criminele activiteiten, dient het toetsingskader gehanteerd te worden dat ziet op het geval waarin witwassen wordt verweten, terwijl geen direct bewijs voor inkomsten uit brondelicten aanwezig is.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, dan niet vereist is dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, niettemin bewezen kan worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde eisen voldoet (Hof Amsterdam, 18 december 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5279).
Indien verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden (Hoge Raad (hierna: HR) 27 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT4094; HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0787; HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2471 en HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:194).
Vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat het legale inkomen van verdachte (ruimschoots) ontoereikend is om zijn contante uitgaven te kunnen verantwoorden. Voorts heeft de rechtbank hiervoor reeds vastgesteld dat verdachte een drugslijn heeft geëxploiteerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat met handel in verdovende middelen inkomsten worden gegenereerd die voornamelijk bestaan uit contante bedragen. De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, zijn van dien aard dat zij het vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Van de verdachte mag derhalve worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor zijn handelen met betrekking tot de onder 4 in de tenlastelegging genoemde voorwerpen en betalingen geeft.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft bij de Belastingdienst verschillende bronnen van inkomsten opgegeven. Deze inkomsten zijn uitvoerig onderzocht en uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze werkzaamheden (en inkomsten) niet hebben plaatsgevonden. Verdachte stelt daartegenover dat hij de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen heeft gekocht van inkomen dat hij heeft verdiend met werken. Dit wordt door verdachte echter niet nader onderbouwd. Deze beweerdelijk genoten inkomsten blijken niet uit de gegevens van de Belastingdienst. De verklaring van verdachte is onvoldoende concreet en onvoldoende verifieerbaar om de het vermoeden van witwassen enigszins te weerspreken. De rechtbank acht de verklaring van verdachte daarom onaannemelijk.
De rechtbank is van oordeel dat nu de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de voorwerpen, er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het niet anders kan zijn dan dat de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Het verweer van de verdediging – dat verdachte over voldoende legale inkomsten beschikte om de voorwerpen aan te schaffen en daarom de voorwerpen niet middellijk dan wel onmiddellijk afkomstig zijn van een misdrijf – wordt derhalve verworpen.
De woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats]
Zoals hiervoor overwogen zal de rechtbank verdachte vrijspreken van oplichting en valsheid in geschrifte bij het aanvragen van de financieringsaanvraag voor de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Er kan dan evenmin worden bewezen dat verdachte de woning heeft betaald met geld dat onmiddellijk afkomstig is uit een misdrijf. Naar het oordeel van de rechtbank staat echter wel vast dat verdachte de maandelijkse rente- en aflossingsbetalingen aan de bank heeft gedaan van een rekening waarop niet legaal verkregen contanten zijn gestort. Hiermee zijn deze niet-legaal verkregen contante stortingen vermengd met eventueel legaal verkregen vermogen en laat het vermogen met een criminele herkomst zich niet meer individualiseren. Met deze betalingen aan de bank heeft verdachte zich van het verblijfsrecht in de woning verzekerd en loste hij delen van de schuld af. De woning aan de [adres] in [woonplaats] als voorwerp van witwassen komt daarom ook voor bewezenverklaring in aanmerking.
Gewoontewitwassen
Gelet op de ruime periode en het aantal witgewassen voorwerpen acht de rechtbank tevens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Bewijsmiddelen
Feit 5
Op 7 november 2017 werd bij de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] op de slaapkamer op de eerste verdieping een plastic tas aangetroffen, waar een op een revolver gelijkend voorwerp in werd aangetroffen.[87] Het voorwerp is onderzocht en bleek te zijn een voorwerp in de vorm van een revolver, merk Crossman, model 357, kaliber .177. Het voorwerp is bestemd om projectielen door een loop mee af te schieten. De werking van dit voorwerp berust op gasdruk.[88] De gasdrukrevolver is een voorwerp dat voor wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een echt bestaand vuurwapen. Dit wapen is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie.[89]
Feit 6
Op 7 november 2017 werd de VW Multivan met kenteken [kenteken] van verdachte doorzocht. De bus stond geparkeerd voor de woning aan de [adres] in [woonplaats] . In de bus werd, in het gedeelte tussen de twee voorstoelen, een apparaat aangetroffen. De verbalisant herkende dit apparaat als een jammer.[90]
De inbeslaggenomen uitrusting heeft geen merk en type aanduiding en krijgt zijn voedingsspanning van een ingebouwde accu.[91] Het voorwerp is onderzocht en de onderzoeker heeft het apparaat voor het onderzoek niet op de netvoeding hoeven aan te sluiten. Op basis van de waarnemingen concludeert de onderzoeker dat het een ‘jammer’ is, bestemd voor het uitzenden van radiosignalen met grote bandbreedte. De jammer verstoort (applicaties) GSM900, GSM1800 en UMTS. De uitrusting is gebouwd en ontworpen om doelgericht frequenties die door andere toepassingen worden gebruikt te verstoren op de hiervoor genoemde frequentiebanden. Het apparaat voldoet niet aan de krachtens artikel 10.3 onderdeel c en e gestelde voorschriften van de Telecommunicatiewet. Nu de geteste uitrusting is gebouwd en ontworpen om te verstoren, sluit de onderzoeker uit dat een vergunning is verleend.[92]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aanneemt dat hij geen vergunning heeft voor de jammer.[93]
Bewijsoverwegingen feit 5 en 6 primair
Voorhanden hebben wapen
Voor een bewezenverklaring van ‘voorhanden hebben’ als bedoeld in artikel 13 van de Wet Wapens en Munitie dient, naast de al dan niet fysieke aanwezigheid van het wapen, te worden vastgesteld dat verdachte in meer of mindere mate bewust was van die de aanwezigheid en dat hij enige handelingsbevoegdheid had ten aanzien van het goed. Aan die voorwaarden zal veelal zijn voldaan indien het wapen is aangetroffen op een plaats waartoe verdachte vrijwel exclusief toegang had en welke plaats verdachte ook gebruikte. In deze zaak is voldaan aan de hiervoor genoemde eisen.
Verdachte heeft ten aanzien van het wapen verklaard dat het van een van de huurders van zijn huis moet zijn geweest, en dat hij geen wetenschap van de aanwezigheid heeft gehad. De rechtbank gaat hieraan voorbij. Zoals hiervoor ten aanzien van feit 4 is overwogen, is niet aannemelijk geworden dat verdachte zijn woning daadwerkelijk verhuurde. Verdachte was aldus de enige bewoner en er is geen reden om aan te nemen dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen en daarvoor niet verantwoordelijk kan worden gehouden. Daarbij en niet in de laatste plaats kent de rechtbank ook betekenis toe aan de plaats waar het wapen is aangetroffen, te weten in een slaapkamer, gelegen op de eerste verdieping van de door verdachte bewoonde woning.
Jammer (stoorzender)
Ten aanzien van de jammer geldt dat die is aangetroffen tussen de voorstoelen van de auto van verdachte (waarover verdachte de exclusieve beschikkingsmacht heeft). Dit maakt dat verdachte (in beginsel) voor hetgeen zich daarin bevindt verantwoordelijk is. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij de Volkswagen Transporter uitleende aan anderen, en dat de jammer waarschijnlijk toebehoort aan een persoon aan wie hij de auto heeft uitgeleend.
De rechtbank acht deze – niet onderbouwde – stelling onaannemelijk en gaat hieraan voorbij; de verdachte heeft deze, eerst ter terechtzitting afgelegde verklaring, op geen enkele wijze onderbouwd, nu hij geen naam heeft gegeven van de personen aan wie hij zijn auto zou hebben uitgeleend, waardoor zijn stelling niet verifieerbaar is.
Voorts geldt dat de jammer is aangetroffen tussen de voorstoelen van de auto. Dit is geen verborgen ruimte in de auto, maar een ruimte waar veelvuldig gebruik van wordt gemaakt, zodat verdachte weet moet hebben gehad van de aanwezigheid van die jammer in zijn auto.
Deze feiten en omstandigheden maken dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte de jammer opzettelijk aanwezig heeft gehad.
5
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 14 november 2016 tot en met 6 november 2017 te Lelystad, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijn cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3:
op 14 maart 2011 te Lelystad opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste geschriften, te weten bankafschriften van de bankrekening op naam van verdachte met nummer [rekeningnummer] , zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte voornoemde bankafschriften aan ABN Amro B.V. heeft overgelegd ter verkrijging van een hypothecaire lening en bestaande die vervalsing hierin dat op voornoemde bankafschriften valselijk en in de strijd met de waarheid vermeld stond dat verdachte in de maanden februari 2011 en maart 2011 salaris had ontvangen van [bedrijf 3] BV;
feit 4:
in de periode van 28 maart 2008 tot en met 6 november 2007 te Lelystad voorwerpen, te weten:
  • een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en
  • een elektrische fiets (merk en type (E-nova Koga) en
  • een auto (merk en type: Volkswagen Transporter, kenteken [kenteken] ) en
  • een motor (merk en type: Yamaha, kenteken [kenteken] ) en
  • een buggy (merk Volkswagen, kenteken [kenteken] ) en
  • een personenauto (merk en type: Citroën ds5, kenteken [kenteken] )
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
feit 5:
op 7 november 2017 te Lelystad een wapen van categorie I onder 7, te weten een gasdrukrevolver in de vorm van een revolver (merk Crosman, model 357, kaliber .177), dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een echt bestaand wapen, voorhanden heeft gehad;
feit 6 primair:
op 7 november 2017een radiozendapparaat, te weten een jammer, dat is gebouwd en ontworpen om GSM- en UMTS verkeer te storen of onmogelijk te maken door het uitzenden van breedbandige radiosignalen in daarvoor gebruikte frequentiebanden, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van het radiozendapparaat op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1, 3 tweede alternatief, 4, 5 en 6 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6
STRAFBAARHEID VANDE FEITEN
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3: opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
feit 4: van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
feit 5: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 6 primair: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.15, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan.
7
STRAFBAARHEID VANVERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8
OPLEGGINGVAN STRAF
8.1
De vordering van de officier van jus
titie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft als strafmaatverweer ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Verdachte heeft ten aanzien van het overtreden van de Opiumwet geen noemenswaardige documentatie op zijn naam staan en is een first offender voor wat betreft het dealen. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) wijzen in het onderhavige geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden uit. Dit geldt ook voor de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. Recente jurisprudentie laat echter zien dat het niet ongebruikelijk is om in het voordeel van verdachte af te wijken van deze richtlijnen. De verdediging verzoekt daarom een taakstraf op te leggen van 240 uur en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met daarbij eventueel reclasseringstoezicht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank adstrueert dit als volgt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van handel in cocaïne. Gebleken is dat verdachte niet alleen in de telefoon van een koerier onder de naam ‘chef’ stond, maar ook daadwerkelijk de exploitant van een koerierslijn voor cocaïne was. Deze koerierslijn kenmerkte zich door een professionele en min of meer geoliede werkwijze. Zo had verdachte stelselmatig meer koeriers voor zich rijden, was er sprake van een werkrooster voor de koeriers, konden er twee soorten kwaliteit van cocaïne worden besteld en werden de bestellingen afgeleverd bij de afnemers. Hierdoor is de verdachte uitgegroeid tot een cocaïneleverancier van formaat in Lelystad. Verdachte stuurde deze koerierslijn in de luwte op de achtergrond aan. De inkomsten werden aan hem verdachte afgedragen en zijn koeriers legden aan hem rekening en verantwoording af. Cocaïne levert een gevaar op voor de gezondheid van de gebruikers daarvan. Bovendien gaat het gebruik en de handel van cocaïne veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, overlast en illegale geldstromen.
Verdachte heeft voorts een gewoonte gemaakt van witwassen. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift om zo te proberen een hypothecaire geldlening te verkrijgen. Verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk slechts laten leiden door eigen financieel gewin en heeft geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zwaar aan.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt een het bezit van een gasdrukpistool. Een gasdrukpistool vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Het ongecontroleerde bezit en het gebruik van een gasdrukpistool brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee en is naar hun aard gevaarlijk voor een ieder die met het gebruik daarvan zou kunnen worden gecontroleerd. Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van een jammer, terwijl hij hiervoor geen vergunning had. De jammer was bestemd om GSM- en UMTS verkeer mee te verstoren. Het verstoren van communicatie kan tot gevaarlijke situaties leiden. Ook is algemeen bekend dat dergelijke jammers vaak gebruikt worden bij criminele activiteiten.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de strafoplegging de oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt. De rechtbank gaat bij het dealen – in tegenstelling tot wat de verdediging heeft bepleit – niet uit van de oriëntatiepunten die zien op het dealen van harddrugs vanuit een pand en/of op straat, omdat in de toelichting daarop is vermeld dat dit oriëntatiepunt uitgaat van een alleen opererende dader. Daarentegen zoekt de rechtbank – evenals de officier van justitie – aansluiting bij trede 16 en 17 van de tabel met gewichten genoemd op pagina 16 (“art. 2 onder B en D Opiumwet (telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en vervaardigen harddrugs”). Als uitgangspunt voor de handel in cocaïne wijzen deze treden de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 34 tot 36 maanden uit. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS voor fraude en wapenbezit.
De verdediging heeft in strafmatigende betoogd dat verdachte ten aanzien van het dealen van drugs first offender is. De rechtbank is echter van oordeel dat deze vaststelling op goede grond is gedaan, doch in strafmatigende zin geen betekenis heeft. Het is immers de norm dat men zich niet bezig houdt met het dealen van harddrugs. Daarbij komt dat verdachte aan het roer van een professionele en geoliede drugslijn heeft gestaan, gelijk hiervoor reeds is uiteengezet.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met de oplegging van een andere straf dan die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur meebrengt.
De rechtbank acht – alles afwegende – passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
9
BESLAG
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten de jammer met goednummer 425562 en een wapen, revolver met goednummer 425556, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de onder feit 5 en 6 primair bewezen verklaarde feiten begaan.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het voorwerp, te weten een Citroën met kenteken [kenteken] , verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het onder 4 bewezen verklaarde feit begaan.
De rechtbank waardeert de waarde van het voorwerp – gelet op de onderbouwing van de officier van justitie – op € 12.900,-.
De rechtbank zal voorts het volgende in beslag genomen voorwerp verbeurd verklaren:
  • vacumeerapparaat met goednummer 425527.
Met betrekking tot dit voorwerp is het onder 1 bewezen verklaarde feit begaan.
De rechtbank gelast de teruggave, voor zover er geen conservatoir beslag is gelegd, van de overige voorwerpen op de beslaglijst, die als bijlage 2 aan dit vonnis is gehecht.
10
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 24, 33, 33a, 34, 36b, 36c, 47, 55, 57, 225, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, 2 en 10 van de Opiumwet, 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en 10.15 van de Telecommunicatiewet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11
BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder
2en 3 eerste alternatieften laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder
1, 3 tweede alternatief, 4, 5 en 6 primairten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder
1, 3 tweede alternatief, 4, 5 en 6 primeer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder
1, 3 tweede alternatief, 4, 5 en 6 primairbewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • Citroën met kenteken [kenteken] ;
  • vacumeerapparaat met goednummer 425527;
- verklaart volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • jammer met goednummer 425562;
  • wapen, revolver met goednummer 425556;
- gelast de teruggave aan verdachte, voor zover er geen conservatoir beslag is gelegd, van de overige in beslag genomen voorwerpen vermeld op de beslaglijst, die als bijlage 2 aan dit vonnis is gehecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Veldhuisen, voorzitter, mrs. V. Sinnige en H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Lootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 augustus 2018.
Mr. Sinnige is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 november
2016 tot en met 6 november 2017 te Lelystad, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft
gehad, een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 januari
2008 tot en met 28 maart 2008 te Lelystad, in elk geval in Nederland, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een
(of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, Quion 9 BV heeft bewogen tot de afgifte van een hypothecaire
lening van 187.000,- euro, in elk geval van enig goed, hebbende hij,
verdachte, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een aanvraag financiering particulieren ten behoeve van een hypotheek ter
waarde van 187.000 euro met als zekerheid het perceel grond met woonhuis en
toebehoren, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , ingediend bij Quion 9 BV
en/of
- ter onderbouwing van deze aanvraag (onder meer) de volgende valselijk
opgemaakte en/of vervalste stukken verstrekt aan Quion 9 BV, te weten:
A. een arbeidsovereenkomst voor (on)bepaalde tijd tussen [bedrijf 1] Ltd te
[woonplaats] en hem, verdachte, d.d. 12 november 2007 en/of
B. een werkgeversverklaring van [bedrijf 1] Ltd te [woonplaats] d.d. 12 februari
2008 en/of
C. één of meer salarisstro(o)k(en) op naam van hem, verdachte, afkomstig van
het bedrijf [bedrijf 1] Ltd over de maand(en) november 2007 en/of december 2007
en/of januari 2008 en/of
D. een eerste dagsmelding van [bedrijf 1] Ltd ten behoeve van de
Belastingdienst d.d. 04 januari 2008,
waardoor Quion 9 BV werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en
hij op één of meer tijstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 januari
2008 tot en met 28 maart 2008 te Lelystad, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
geschrift(en), te weten
- een arbeidsovereenkomst voor (on)bepaalde tijd tussen [bedrijf 1] Ltd te
[woonplaats] en hem, verdachte, d.d. 12 november 2007 en/of
- een werkgeversverklaring van [bedrijf 1] Ltd te [woonplaats] d.d. 12 februari
2008 en/of
- één of meer salarisstro(o)k(en) op naam van hem, verdachte, afkomstig van
het bedrijf [bedrijf 1] Ltd over de maand(en) november 2007 en/of december 2007
en/of januari 2008 en/of
- een eerste dagsmelding van [bedrijf 1] Ltd ten behoeve van de Belastingdienst
d.d. 04 januari 2008,
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, terwijl uit dat
gebruik enig nadeel kon ontstaan, bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin
dat hij, verdachte, voornoemde arbeidsovereenkomst en/of werkgeversverklaring
en/of één of meer salarisstro(o)k(en) en/of eerste dagsmelding aan Quion 9 BV
heeft overgelegd, althans heeft ingebracht ter verkrijging van een
hypothecaire lening, en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin
dat
- op voornoemde arbeidsovereenkomst valselijk en in strijd met de waarheid
vermeld stond dat hij, verdachte, werkzaam was voor [bedrijf 1] Ltd en/of
- op voornoemde werkgeversverklaring valselijk en in strijd met de waarheid
vermeld stond dat er een arbeidsovereenkomst is gesloten tussen hem,
verdachte, en [bedrijf 1] Ltd en/of
- op voornoemde salarisstro(o)k(en) valselijk en in strijd met de waarheid
vermeld stond dat hij, verdachte, maandelijks een salaris ontving van ACS
beheer Ltd en/of
- op voornoemde eerste dagsmelding valselijk en in strijd met de waarheid
vermeld stond dat hij, verdachte, in dienst getreden was bij [bedrijf 1] Ltd;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 maart 2011
tot en met 22 april 2011 te Lelystad en/of Amersfoort, in elk geval in
Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, ABN Amro B.V. te bewegen tot de afgifte van
een hypothecaire lening van 475.000 euro, in elk geval van enig goed, met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een aanvraag financiering particulieren ten behoeve van een hypotheek ter
waarde van 475.000 euro met als zekerheid het perceel grond met woonhuis en
toebehoren, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , ingediend bij ABN Amro B.V.
en/of
- ter onderbouwing van deze aanvraag (onder meer) de volgende valselijk
opgemaakte en/of vervalste stukken verstrekt aan ABN Amro B.V., te weten:
A. één of meer bankafschrift(en) van de bankrekening op naam van verdachte met
nummer [rekeningnummer] en/of
B. een werkgeversverklaring van [bedrijf 3] BV d.d. 4 maart 2011 met betrekking
tot een dienstverband voor (on)bepaalde tijd van hem, verdachte en/of
C. een arbeidsovereenkomst voor (on)bepaalde tijd tussen [bedrijf 3] BV en hem,
verdachte, d.d. 1 oktober 2010,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
en
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 maart 2011
tot en met 22 april 2011 te Lelystad en/of Amersfoort, in elk geval in
Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
geschrift(en), te weten
- een arbeidsovereenkomst voor (on)bepaalde tijd tussen [bedrijf 3] BV en hem,
verdachte, d.d. 1 oktober 2010 en/of
- een werkgeversverklaring van [bedrijf 3] BV d.d. 4 maart 2011 met betrekking
tot een dienstverband voor (on)bepaalde tijd van hem, verdachte, en/of
- één of meer bankafschrift(en) van de bankrekening op naam van hem,
verdachte, met nummer [rekeningnummer]
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, terwijl uit dat
gebruik enig nadeel kon ontstaan, bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin
dat hij, verdachte, voornoemde arbeidsovereenkomst en/of voornoemde
werkgeversverklaring en/of voornoemd(e) bankafschrift(en) aan ABN Amro B.V.
heeft overgelegd, althans ingebracht ter verkrijging van een hypothecaire
lening en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- op voornoemde arbeidsovereenkomst valselijk en in strijd met de waarheid
vermeld stond dat hij, verdachte, werkzaam was voor [bedrijf 3] BV en/of
- op voornoemde werkgeversverklaring valselijk en in strijd met de waarheid
vermeld stond dat er een arbeidsovereenkomst is gesloten tussen hem,
verdachte, en [bedrijf 3] BV en/of
- op voornoemd(e) bankafschrift(en) valselijk en in strijd met de waarheid
vermeld stond dat hij, verdachte, in de maand(en) november 2010 en/of
december 2010 en/of januari 2011 en/of februari 2011 en/of maart 2011 salaris
had ontvangen van [bedrijf 3] BV;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
2008 tot en met 06 november 2017, te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, één
of meer voorwerpen, te weten:
- een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en/of
- een elektrische (dames)fiets (merk en type: E-nova Koga) en/of
- een auto (merk en type: Volkswagen Transporter, kenteken [kenteken] ) en/of
- een motor (merk en type: Yamaha MT-09, kenteken [kenteken] ) en/of
- een personenauto/buggy (merk Volkswagen, kenteken [kenteken] ) en/of
- een personenauto (merk en type: Citroën ds5, kenteken [kenteken] )
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of van dat/die
voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs
moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 7 november 2017 te Lelystad een wapen van categorie I
onder 7°, te weten een gasdrukrevolver in de vorm van een revolver (merk
Crosman, model 357, kaliber .177), dat door zijn vorm, afmetingen en kleur
een sprekende gelijkenis vertoonde met een echt bestaand vuurwapen,
voorhanden heeft gehad;
6.
Primair
hij op of omstreeks 7 november 2017 te Lelystad, al dan niet opzettelijk, een
radiozendapparaat, te weten een (draagbare) jammer (zonder merk en type
aanduiding), een radiozendapparaat dat is gebouwd en ontworpen om GSM-, DCS-
en UMTS verkeer te storen of onmogelijk te maken door het uitzenden van
breedbandige radiosignalen in daarvoor gebruikte frequentiebanden, heeft
aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft
gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat
radiozendapparaat op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen
vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend;
Subsidiair
hij op of omstreeks 7 november 2017 te Lelystad, een technisch hulpmiddel, te
weten een (draagbare) jammer, een radiozendapparaat dat is gebouwd en
ontworpen om GSM- DCS en UMTS verkeer te storen of onmogelijk te maken door
het uitzenden van breedbandige radiosignalen in daarvoor gebruikte
frequentiebanden, althans een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt
is gemaakt en/of ontworpen tot het plegen van het misdrijf genoemd in artikel
350c Wetboek van Strafrecht, voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat
daarmee een misdrijf als bedoeld in 350c werd gepleegd;
[1] Dossier pagina 10005.
[2] Dossier pagina 4217 tot en met 4241.
[3] Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 april 2018, genummerd 2017060999, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 11532. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
[4] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4051.
[5] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4052.
[6] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4052.
[7] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4052.
[8] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4052.
[9] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4024.
[10] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4025.
[11] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4027tot en met pagina 4034.
[12] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4293.
[13] Proces-verbaal van sporenonderzoek, pagina 4290.
[14] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4086.
[15] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4087.
[16] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4087
[17] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4188.
[18] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4189.
[19] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4192.
[20] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4675.
[21] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4676.
[22] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4677.
[23] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4683 en pagina 4684.
[24] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4046.
[25] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4047.
[26] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4048.
[27] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4201.
[28] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4657 en pagina 4658.
[29] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4205.
[30] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4206.
[31] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4657.
[32] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4657.
[33] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4716 en pagina 4717.
[34] Proces-verbaal van verhoor verdachte [D] , pagina 645.
[35] Proces-verbaal van verhoor verdachte [D] , pagina 666.
[36] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 4437.
[37] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 4438.
[38] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 4616.
[39] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 4617. De foto die aan de getuige wordt getoond is als bijlage aan het proces-verbaal gehecht en staat op pagina 4619.
[40] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 4838.
[41] De foto die aan de getuige wordt getoond is een foto van verdachte, als bijlage aan het proces-verbaal gehecht en staat op pagina 4849.
[42] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 4839.
[43] Een bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, pagina 3001, te weten de aangifte namens ABM AMRO Hypotheken B.V., pagina 3003-3004.
[44] Een bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, pagina 3001, te weten de aangifte namens ABM AMRO Hypotheken B.V., pagina 3006.
[45] De rekeningoverzichten die aan ABN AMRO zijn verstrekt zijn als bijlage bij het dossier opgenomen op pagina’s 30092 en 30093.
[46] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 3021.
[47] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2001.
[48] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5119.
[49] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5163.
[50] Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 1020.
[51] Kennisgeving van inbeslagname op pagina 10109.
[52] Kennisgeving van inbeslagname op pagina 10229.
[53] Kennisgeving van inbeslagname op pagina 10195.
[54] Kennisgeving van inbeslagname op pagina 10157.
[55] Proces-verbaal van uitlevering van bescheiden gegevens, pagina 5406.
[56] Proces-verbaal van bevindingen contante uitgaven [verdachte] , pagina’s 5075, 5079, 5082 en 5083.
[57] Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 1037 en pagina 1039.
[58] Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 124.
[59] Proces-verbaal deelonderzoek witwassen, pagina 5017.
[60] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5115.
[61] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5117.
[62] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5118.
[63] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5120.
[64] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 5121.
[65] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5038.
[66] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5039.
[67] Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 5307.
[68] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5040.
[69] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5040-5041.
[70] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5041.
[71] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5043.
[72] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5043.
[73] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5044.
[74] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5046.
[75] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5047.
[76] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5048.
[77] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5048.
[78] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5050.
[79] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5051.
[80] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5051.
[81] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5052.
[82] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5053.
[83] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5055.
[84] Proces-verbaal van bevindingen legale inkomen [verdachte] , pagina 5055.
[85] Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling ex art 36e 3e lid Sr, pagina 5031.
[86] Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling ex art 36e 3e lid Sr, pagina 5033.
[87] Proces-verbaal van relaas, pagina 6005, en kennisgeving van inbeslagname, pagina 6007.
[88] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 6009.
[89] Proces-verbaal van bevindingen, pagina 6010.
[90] Kennisgeving van inbeslagname, pagina 7001 en proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2018 opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (ongenummerd).
[91] Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport van bevindingen van technisch onderzoek door het Agentschap Telecom Amersfoort, opgesteld door [I] / [J] , pagina 2.
[92] Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport van bevindingen van technisch onderzoek door het Agentschap Telecom Amersfoort, opgesteld door [I] / [J] , pagina 3.
[93] Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 3 augustus 2018.