ECLI:NL:RBMNE:2018:4816

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
16/659054-18, 16-659358-17 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor diefstal en oplichting via WhatsApp en geweldpleging

Op 4 oktober 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man uit Utrecht en een 19-jarige man zonder vaste woon- of verblijfplaats. Beide mannen zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 18 maanden en 16 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. De verdachten hebben zich schuldig gemaakt aan diefstal en oplichting, waarbij zij zich via WhatsApp voordeden als familieleden van hun slachtoffers. De 19-jarige man heeft een 85-jarige man opgelicht door zich voor te doen als zijn dochter en vroeg hem om meer dan 2.300 euro over te maken. De 21-jarige man heeft op soortgelijke wijze een 71-jarige vrouw benaderd en haar voor meer dan 3.000 euro opgelicht. Daarnaast hebben beide mannen zich schuldig gemaakt aan gewelddadige diefstal van een mobiele telefoon, een paspoort en 500 euro van een slachtoffer in Woerden, waarbij pepperspray werd gebruikt. De rechtbank heeft de straffen opgelegd met het oog op de bescherming van de maatschappij en de behandeling van de verdachten voor hun problematiek. De opgelegde straffen komen overeen met de eisen van de officier van justitie. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen aan de slachtoffers toegewezen, die in totaal zo’n 10.000 euro bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659054-18, 16-659358-17 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 oktober 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
verblijvende te PI Flevoland - HvB Almere Binnen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 april 2018, 5 juli 2018 en 20 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen mr. C. Crince Le Roy, advocaat te Amsterdam, namens verdachte, alsmede hetgeen de benadeelde partij [aangever 1] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
(primair)op 19 december 2017 te Woerden, samen met anderen, althans alleen, met (bedreiging met) geweld, een mobiele telefoon, een paspoort en een geldbedrag van 500,00 euro heeft gestolen van [aangever 2] ;
(subsidiair)op 19 december 2017 te Woerden, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen [aangever 2] ;
Feit 2
(primair)op 16 januari 2018 te Nieuwegein, samen met anderen, althans alleen, heeft geprobeerd de [naam winkel] op te lichten;
(subsidiair)op 16 januari 2018 te Nieuwegein opzettelijk behulpzaam is geweest bij een poging tot oplichting van de [naam winkel];
Feit 3
(primair)op 5 december 2017 te Vleuten, samen met anderen, althans alleen, met (bedreiging met) geweld, een geldbedrag van 620,00 euro heeft gestolen van [aangever 3] ;
(subsidiair)op 5 december 2017 te Vleuten heeft geprobeerd om, samen met anderen, met geweld een geldbedrag van [aangever 3] te stelen;
Feit 4
in de periode van 19 september 2017 tot 20 september 2017 te Zeewolde en/of Utrecht, [aangever 1] heeft opgelicht;
Feit 5
in de periode van 5 januari 2018 tot en met 16 januari 2018 te Utrecht, samen met anderen, althans alleen, meerdere mobiele telefoons heeft geheeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde.
De raadsman heeft daartoe in het bijzonder het volgende aangevoerd:
- Ten aanzien van feit 1 primair verzoekt de raadsman aansluiting te zoeken bij de verklaring van verdachte dat er niets is weggenomen en dat er dus geen diefstal met geweld is gepleegd.
- Ten aanzien van feit 2 primair stelt de raadsman zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit zich niet laat kwalificeren als een poging tot oplichting; daartoe voert hij onder meer aan dat geen gebruik is gemaakt van een oplichtingsmiddel.
- Ten aanzien van feit 2 subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van het feit.
- Ten aanzien van feit 3 primair verzoekt de raadsman aansluiting te zoeken bij de verklaring van verdachte dat het niet is gelukt om het geldbedrag te stelen; dit past ook beter bij de verklaring van aangever dat verdachte en/of zijn mededader nog achter aangever zouden zijn aangerend.
- Ten aanzien van feit 4 stelt de raadsman zich op het standpunt dat het telefoonnummer waarmee het slachtoffer is benaderd niet gekoppeld kan worden aan verdachte en dat daarom niet kan worden bewezen dat verdachte de dader is.
- Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte op enig moment telefoons in bezit heeft gehad die van een misdrijf afkomstig zijn; telefoons die zijn verkregen door het (al dan niet laten) afsluiten van telefoonabonnementen kunnen niet zonder meer worden gekwalificeerd als ‘door misdrijf verkregen’.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 3 subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 primair en subsidiair
Voor een veroordeling wegens oplichting is onder meer vereist dat sprake is van het bezigen van een of meer van de in artikel 326 Wetboek van Strafrecht (Sr) specifiek aangeduide oplichtingsmiddelen: het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels.
Met het in de wet omschrijven van deze specifieke oplichtingsmiddelen is beoogd het begrip ‘oplichting’ nader vorm en inhoud te geven. Daarmee wordt bewerkstelligd dat niet iedere vorm van bedrog – bijvoorbeeld bestaande uit niet meer dan het doen van een onware mededeling – en niet iedere toerekenbare tekortkoming in civielrechtelijke zin binnen het bereik van het strafrecht wordt gebracht als misdrijf met een strafmaximum van, kort gezegd, vier jaren gevangenisstraf.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor het aannemen van een samenweefsel van verdichtsels sprake moet zijn van “meer dan een enkele leugenachtige mededeling”. Bijvoorbeeld levert het “het enkele huren van een woning en het vervolgens in gebreke blijven de huurpenningen te voldoen op zichzelf – ook indien de huurder al voorzag niet aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen – niet het aannemen van een valse hoedanigheid op. Evenmin kwalificeert dit als een listige kunstgreep als bedoeld in artikel 326 Sr. In deze en vergelijkbare beslissingen komt tot uitdrukking dat niet in alle gevallen waarin sprake is van bedrog, het handelen van de verdachte ook kan worden aangemerkt als oplichting. Standaardjurisprudentie is dat de enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid als bonafide (ver)koper voordoet nog niet het aannemen van een valse hoedanigheid en dus nog geen oplichting in de zin van artikel 326 Sr oplevert. Voor het aannemen van een valse hoedanigheid in het kader van een strafbare oplichting moet dus méér zijn dan de enkele leugen. [1]
In onderhavige zaak is geprobeerd bij de [naam winkel] een telefoonabonnement af te sluiten om zo de beschikking te krijgen over een telefoon, waarbij is gelogen over het inkomen. Daarnaast is geprobeerd om een koffiezetapparaat op afbetaling te kopen, waarbij een vals adres is opgegeven. In beide gevallen is dus een leugen verteld. Zoals hiervoor overwogen, kan een samenweefsel van verdichtsels niet bestaan uit een enkele leugen, ook niet indien de afnemer al voorziet dat hij niet aan zijn betalingsverplichting kan voldoen – zeker niet bij een professionele partij als [naam winkel] waarvan een bepaalde mate van oplettendheid bij het sluiten van een overeenkomst mag worden verwacht.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank in de onderhavige zaak sprake van een enkele leugen bij beide (beoogde) transacties, waarbij niet kan worden gesproken van (een poging tot) oplichting in strafrechtelijke zin. De rechtbank zal verdachte daarom vrij spreken van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van een poging tot oplichting, kan evenmin sprake zijn van het opzettelijk behulpzaam zijn bij een poging tot oplichting. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrij spreken van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde.
Vrijspraak feit 5
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 5 ten laste gelegde heling. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit volgt dat verdachte telefoons heeft verworven, voorhanden gehad of overgedragen die door oplichting zijn verkregen. Daarbij is van belang hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen in het kader van de vrijspraak van verdachte van het onder 2 ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen [2]
Ten aanzien van feit 1
[aangever 2] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld. Aangever heeft verklaard dat hij op 19 december 2017 samen met [verdachte] op het station in Woerden was. Aldaar zag aangever een Marokkaanse jongen die hij herkende omdat hij eerder aangifte tegen deze Marokkaanse jongen heeft gedaan. Aangever, [verdachte] en de Marokkaanse jongen liepen samen richting een fietstunnel. Aangever zag en voelde toen dat hij een harde klap kreeg van [verdachte] . Aangever kreeg van zowel de Marokkaan als van [verdachte] klappen in zijn gezicht en is op de grond gevallen. Toen hij op de grond lag voelde aangever dat hij van één van de twee jongens een trap op zijn hoofd kreeg. Toen aangever weer overeind stond hoorde hij de Marokkaan zeggen: ‘zakken leeg’. Aangever zag dat beide jongens zijn zakken leeghaalde. De Marokkaan en [verdachte] pakten tien briefjes van 10,00 euro, zijn Samsung Galaxy S6 Edge en zijn paspoort. Op enig moment pakte de Marokkaan een busje uit zijn borstzak. Aangever zag dat de Marokkaan dit busje op hem richtte en vervolgens vloeistof in zijn gezicht spoot. Aangever voelde dat zijn ogen ontzettend pijn begonnen te doen. [3]
Op 19 december 17 om 13:13 uur kwamen verbalisanten ter plaatse bij een tandartspraktijk aan [adres] te [vestigingsplaats] . Daar troffen zij aangever [aangever 2] . Aangever was erg geëmotioneerd en zei steeds dat hij veel pijn had in zijn gezicht en dat het brandt. Verbalisant zag bij aangever bloed onder zijn kin, een bloeduitstorting onder zijn oog en als aangever zijn neus snoot, kwam er bloed uit. Aangever was gedesoriënteerd en verklaarde desgevraagd dat hij even knock-out is geweest. Aangever verklaarde dat hij door twee jongens in elkaar is geslagen en dat zij spullen zijn afgenomen. Een van die jongens was [verdachte] . De andere jongen was een Marokkaan. Ze hebben zijn mobiele telefoon, zijn paspoort en 500 euro afgepakt. [4]
In en aanvullende verklaring geeft aangever aan dat hij [verdachte] bedoelde in plaats van [verdachte] . [5] Aangever geeft in dezelfde verklaring aan dat de Marokkaanse jongen [medeverdachte 1] heet. [6]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 19 december 2017 samen met aangever en medeverdachte [medeverdachte 1] op het station in Woerden was en dat hij aangever toen heeft geslagen. [7]
Bewijsoverweging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangever wel heeft geslagen, maar dat hij en zijn mededader niets hebben gestolen van aangever. Verdachte verklaart verder dat niet hij of zijn mededader, maar juist aangever degene is geweest die met pepperspray heeft gespoten en dat hij zelf ook pepperspray in zijn ogen heeft gehad.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet aannemelijk. De verklaring van aangever vindt daarentegen steun in objectieve bewijsmiddelen. De manier waarop verbalisanten aangever hebben aangetroffen past bij hetgeen aangever heeft verklaard over wat er is gebeurd. De verbalisanten omschrijven dat aangever zeer geëmotioneerd en gedesoriënteerd is en veel pijn aan zijn ogen heeft. Bovendien is aangever consistent in hetgeen hij heeft verklaard en geeft hij meteen aan dat hij van zijn spullen is beroofd. De rechtbank acht het bovendien zeer onwaarschijnlijk dat aangever bij zichzelf een grote hoeveelheid pepperspray in zijn ogen heeft gespoten.
Gelet op het voorgaande overwegingen en de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 december 2017 tezamen en in vereniging en met geweld, een mobiele telefoon, een paspoort en een geldbedrag van 500,00 euro heeft gestolen van aangever.
Ten aanzien van feit 3
[aangever 3] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld. Op 5 december 2017 zag aangever een advertentie op Marktplaats waarin een iPhone 8 werd aangeboden, waarop hij een bod van 620,00 euro heeft gedaan. Hiermee ging de verkoper, die zichzelf [bijnaam verdachte] noemde, akkoord. Aangever heeft vervolgens een afspraak gemaakt met deze [bijnaam verdachte] om 23:15 uur bij station Vleuten. Op 5 december 2017 om 23:15 uur bevond aangever zich op het station in Vleuten. Hij hoorde [bijnaam verdachte] vragen of hij even mee wilde lopen. Ze liepen samen richting een steegje. Aangever zag vervolgens dat er uit het niets een tweede jongen in zijn richting kwam gelopen. Deze jongen bleef vervolgens onder een tunneltje staan. Hij hoorde [bijnaam verdachte] vragen om het geld. Aangever pakte het geld uit zijn jaszak en hield het vast in zijn hand. Hij voelde vervolgens dat het geld uit zijn hand werd gerukt en dat hij werd geslagen door [bijnaam verdachte] . Aangever is toen gaan rennen richting zijn auto. Hij zag dat beide jongens achter hem aan renden. Aangever is snel in zijn auto gaan zitten en zag en hoorde dat de tweede jongen meerdere klappen gaf tegen de autoruit. Eenmaal thuis constateerde aangever dat een van de banden van de auto lek was gestoken en dat er meerdere krassen in de vooruit zaten. Van de schade aan de auto zijn door aangever foto’s als bijlage bij de aangifte gevoegd. [8]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij via Marktplaats als ‘ [bijnaam verdachte] ’ een telefoon te koop heeft aangeboden en dat hij op 5 december 2017 met aangever heeft afgesproken op station Vleuten. Hij heeft aangever toen meegelokt naar een rustig plekje en hem een klap gegeven. [9]
Bewijsoverweging
De verklaring van aangever en verdachte komen voor een groot deel overeen. De verdachte heeft ter terechtzitting echter verklaard dat het, hoewel het wel zijn bedoeling was, niet is gelukt om het geld te stelen van aangever. Ook heeft de verdachte verklaard dat er geen mededader bij het voorval betrokken is geweest. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet aannemelijk. De verklaring van aangever vindt steun in objectieve bewijsmiddelen. Er zitten bijvoorbeeld foto’s in het dossier waaruit blijkt dat de auto van aangever is vernield. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever.
Gelet op voorgaande overwegingen en de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, op 5 december 2017 tezamen en in vereniging en met geweld 620,00 euro heeft gestolen van [aangever 3] .
Ten aanzien van feit 4
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van oplichting die plaatsvond te Zeewolde. Op 19 september 2017 ontving aangeefster een bericht op WhatsApp van het nummer [telefoonnummer] . Aangeefster zag dat er stond ‘Heey mam, met mij [naam] ’ tevens werd er een foto van [naam] meegestuurd en er stond dat dit haar nieuwe nummer was. [naam] is de dochter van aangeefster. [naam] heeft in het gesprek meerdere keren gevraagd om geld over te maken. In totaal heeft aangeefster op 19 september 2017 en 20 september 2017, 3060,97 euro overgemaakt naar twee verschillende bankrekeningen, te weten: 1928,88 euro op rekeningnummer [rekeningnummer] en 1122,09 euro op rekeningnummer [rekeningnummer] . Op 20 september 2017 werd aangeefster gebeld door haar dochter [naam] en heeft zij gevraagd hoe het zit met het geld. [naam] vertelde aangeefster toen dat zij helemaal niet had gevraagd om geld. [10] Het rekeningnummer [rekeningnummer] bleek op naam te staan van [A] uit [woonplaats] en het rekeningnummer [rekeningnummer] bleek op naam te staan van [B] uit [woonplaats] . [11]
[B] heeft verklaard dat hij is benaderd door [verdachte] met de vraag of hij gebruik mocht maken van zijn rekening. [B] heeft toen zijn rekeningnummer gegeven. Op 21 september 2017 heeft [B] op zijn rekening geld ontvangen van [aangever 1] . Eén keer een bedrag van 689,33 euro en één keer een bedrag van 432,76 euro. [B] heeft zijn pinpas en pincode aan [verdachte] gegeven om het geld van zijn rekening af te halen. [B] had contact met [verdachte] via de telefoonnummers [telefoonnummer] . [12] Dit telefoonnummer blijkt op naam te staan van [C] , de moeder van [verdachte] . [13] Op 21 september 2017 is er in totaal 1.121,82 euro van de bankrekening [rekeningnummer] opgenomen. [14]
Bewijsoverweging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niets met de oplichting te maken heeft, maar dat hij door iemand is benaderd die geld op zijn bankrekening wilde storten. De verdachte verklaart dat hij toen [B] heeft benaderd omdat hij zelf op dat moment geen beschikking over een bankrekening had.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte degene is geweest die aangeefster via WhatsApp heeft benaderd om geld over te maken, niet alleen naar de bankrekening van [B] maar ook naar die van [A] . Deze appjes zijn immers in hetzelfde tijdsbestek verstuurd en zijn afkomstig van hetzelfde telefoonnummer als de appjes waarin werd verwezen naar het rekeningnummer van [B] . De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij door iemand is benaderd die geld op zijn bankrekening wilde storten niet aannemelijk. Daarbij is van belang dat deze verklaring eerst ter terechtzitting is afgelegd en door hem niet op enige wijze is onderbouwd. De rechtbank gaat ervan uit dat het is gegaan zoals [B] heeft verklaard en het derhalve verdachte zelf is geweest die het initiatief heeft genomen tot de oplichting.
Gelet op het voorgaande en de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 en 20 september 2017 [aangever 1] heeft opgelicht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
(feit 1 primair)
op 19 december 2017 te Woerden, op of aan de openbare weg te weten de Cattenbroekerdijk,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een mobiele telefoon (merk Samsung, type Galaxy S6 Edge) en/of
- een paspoort op naam van [aangever 2] en/
- een geldbedrag van 500 euro,
toebehorende aan [aangever 2] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- die [aangever 2] meermalen, met kracht heeft/hebben geslagen tegen het gezicht (waarbij die [aangever 2] ten val is gekomen) en
- die [aangever 2] (met geschoeide voet) met kracht op het hoofd heeft/hebben getrapt terwijl die [aangever 2] op de grond lag en
- tegen die [aangever 2] heeft/hebben gezegd: "Zakken leeg, zakken leeg" en
- een hoeveelheid pepperspray heeft/hebben gespoten in het gezicht van die [aangever 2] ;
(feit 3 primair)
op 5 december 2017 te Vleuten, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 620 euro, toebehorende aan [aangever 3] , welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [aangever 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- voornoemd geldbedrag uit de hand van die [aangever 3] heeft gegrist en
- die [aangever 3] met kracht heeft/hebben geslagen op het gezicht, en
- ( gedurende enige tijd) achter die [aangever 3] is/zijn aangerend;
(feit 4)
in de periode van 19 september 2017 tot en met 20 september 2017 te Zeewolde en/of Utrecht, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, [aangever 1] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen van in totaal 3060,97 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid
- via Whatsapp een gesprek gestart met [aangever 1] en
- zich (daarbij) tegenover die [aangever 1] voorgedaan als de dochter van die [aangever 1] door te schrijven aan [aangever 1] 'Heey mam, met mij [naam] ' en dat zij een nieuw nummer heeft
- ( terwijl hij, verdachte, zich voordeed als de dochter van [aangever 1] ) meermalen aan die [aangever 1] gevraagd om geld over te maken naar meerdere rekeningnummers, waardoor [aangever 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3 primair:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4
oplichting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een (ambulante) behandelverplichting en meewerken aan begeleid wonen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de op te leggen straf verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een geraffineerde oplichting, waarbij hij het 71-jarige slachtoffer via WhatsApp heeft benaderd en zich heeft voorgedaan als de dochter van het slachtoffer. Om het vertrouwen te winnen heeft hij een foto meegestuurd. Het slachtoffer dacht dan ook echt met haar dochter te WhatsAppen. In de loop van het WhatsApp gesprek werd het slachtoffer overgehaald om meerdere grote geldbedragen over te maken naar bepaalde bankrekeningnummers. Het slachtoffer bleef uiteindelijk bedrogen en met lege handen achter.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een tweetal gewelddadige straatroven. Met één van de slachtoffers heeft verdachte onder valse voorwendselen afgesproken, vervolgens heeft hij hem meegelokt naar een steegje en hem daar met geweld van zijn geld beroofd. Het slachtoffer ondervindt, blijkens de door hem opgestelde slachtofferverklaring, nog altijd de traumatische gevolgen van deze gebeurtenis.
Het tweede slachtoffer, een bekende van verdachte, heeft verdachte samen met zijn mededader op gewelddadige wijze beroofd van zijn spullen, waarbij zij het slachtoffer met pepperspray in zijn ogen hebben gespoten.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich heeft laten leiden door de wens zichzelf te verrijken ten koste van de door hem gemaakte slachtoffers en dat hij daarbij voorbij is gegaan aan het leed dat hij bij de slachtoffers door zijn handelen zou veroorzaken.
Dit handelen van verdachte en zijn mededaders draagt bovendien bij aan gevoelens van angst en onveiligheid bij omstanders.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 9 augustus 2018. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 1 augustus 2018, waaraan verdachte zijn medewerking heeft geweigerd en van een reclasseringsadvies van 2 juli 2018 en 17 september 2018, opgemaakt door [reclasseringswerker] .
Hieruit blijkt dat verdachte vanuit zijn ouderlijk huis op straat is beland, waardoor hij sinds november 2017 dakloos was. Verdachte geeft zelf aan dat hij een achterstand in zijn emotionele ontwikkeling heeft en dat hij veel liegt en beïnvloedbaar is. De reclassering adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht op te leggen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is daaraan mee te werken.
Tot slot overweegt de rechtbank dat verdachte weliswaar tijdens de inhoudelijke behandeling een deels bekennende verklaring heeft afgelegd, maar van het geven van openheid van zaken is – gelet op de door de rechtbank bewezen verklaarde feiten – is geenszins sprake geweest. De opstelling van verdachte weegt de rechtbank dan ook niet in het voordeel van verdachte mee.
De straf
Hoewel de bewezen verklaarde feiten, mede gelet op het strafblad van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigen, ziet de rechtbank gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte en het belang dat de maatschappij heeft bij een succesvolle resocialisatie van verdachte aanleiding om daarvan enigszins af te wijken.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden verbinden, namelijk een meldplicht bij de reclassering, een verplichte ambulante behandeling en opname in een instelling voor begeleid wonen. De rechtbank beoogt hiermee de maatschappij te beschermen en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 21.656,-. Dit bedrag bestaat uit € 1.656,- materiële schade en € 20.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de gevorderde materiele schade toewijsbaar tot een bedrag van
€ 100,- en de immateriële schade tot een bedrag van € 500,-.
De officier van justitie verzoekt de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet voldoende is onderbouwd.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de gevorderde schade niet is onderbouwd. Subsidiair verzoekt de raadsman de vordering te matigen.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost ‘paspoort’, ‘telefoon’ en ‘contant geld’ ter hoogte van in totaal € 964,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de gevorderde immateriële matigen en schatten op een bedrag van € 500,-. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1464,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 december 2017 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De vordering was voor dat bedrag niet goed onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1464,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 december 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 24 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.2
De vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2130,98,-. Dit bedrag bestaat uit € 630,98 materiële schade en € 1500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen, gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraak voor feit 3 subsidiair. Subsidiair verzoekt de raadsman de vordering te matigen.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 2130,98 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 december 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2130,98, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 december 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 31 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.3
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3060,97. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
9.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 3060,97 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 september 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3060,97, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 september 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de rechtbank te Midden-Nederland van 23 augustus 2017 (parketnummer 659358-17) is verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, , 312, 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair en subsidiair en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen twee dagen na afloop van de detentie zal melden bij het JOVO team van Reclassering Nederland, Vivaldiplantsoen 100 te Utrecht. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van Forensisch ForFact Team van GGZ Altrecht en/of De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven, ook wanneer verdachte wordt verzocht om mee te werken aan gedragsmatig onderzoek, het opstellen van een risicoanalyse en terugvalpreventie en psychische diagnostiek.
* zal verblijven in een nader vast te stellen 24-uursvoorziening of soortgelijke instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [aangever 2] (feit 1)
  • wijst de vordering van [aangever 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1464,-
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [aangever 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 2] aan de Staat € 1464,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2017 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 24 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangever 3] (feit 3)
  • wijst de vordering van [aangever 3] toe tot een bedrag van € 2130,98;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 3] aan de Staat
€ 2130,98 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 31 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangever 1] (feit 4)
  • wijst de vordering van [aangever 1] toe tot een bedrag van € 3060,97;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 3060,97 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-659358-17
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 23 augustus 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Veenstra, voorzitter, mrs. E.J. Rijssen en M.W.V. van Duurssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 19 december 2017 te Woerden, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, op of aan de openbare weg te weten de Cattenbroekerdijk,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen
- een mobiele telefoon (merk Samsung, type Galaxy S6 Edge) en/of
- een paspoort op naam van [aangever 2] en/of
- een geldbedrag van 500 euro,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- die [aangever 2] meermalen, althans éénmaal, met kracht heeft/hebben geslagen
en/of gestompt in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd (waarbij die [aangever 2]
ten val is gekomen) en/of
- die [aangever 2] (met geschoeide voet) met kracht op/tegen het hoofd
heeft/hebben getrapt terwijl die [aangever 2] op de grond lag en/of
- tegen die [aangever 2] heeft/hebben gezegd: "Zakken leeg, zakken leeg" en/of
- een hoeveelheid pepperspray, althans een traanverwekkende vloeistof
heeft/hebben gespoten in/tegen het gezicht van die [aangever 2] ;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 december 2017 te Woerden, althans in het arrondissement Midden­Nederland, openlijk, te weten aan/op de Cattenbroekerdijk, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [aangever 2] ,
door
- die [aangever 2] meermalen, althans éénmaal, met kracht te slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of
- die [aangever 2] te laten struikelen en/of ten val te laten komen en/of
- die [aangever 2] (met geschoeide voet) met kracht op/tegen het hoofd te trappen, terwijl die [aangever 2] op de grond lag en/of
- tegen die [aangever 2] te zeggen: "Zakken leeg, zakken leeg" en/of
een hoeveelheid pepperspray, althans een traanverwekkende vloeistof te spuiten in/tegen het gezicht van die [aangever 2] en/of
artikel 141 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, winkelbedrijf [naam winkel] (gelegen aan [adres]
) te bewegen tot de afgifte van een mobiele telefoon (iPhone 8) en/of een
koffiezetapparaat (ter waarde van 1523 euro), in elk geval van enig goed,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid als volgt
heeft/hebben gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- naar voornoemde winkel gegaan en/of
- tegen een medewerker van voornoemde winkel gezegd dat hij een
telefoonabonnement wil afsluiten waarbij het telefoontoestel iPhone 8
inclusief is en dat hij een maandelijks inkomen heeft van 1800 euro en/of
- tegen een medewerker van voornoemde winkel gezegd dat hij voornoemd
koffiezetapparaat op afbetaling wil kopen en daarbij gezegd dat zijn adres
[adres] is,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte 2] op of omstreeks 16 januari 2018 te Nieuwegein, althans in
arrondissement Midden-Nederland tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, winkelbedrijf [naam winkel] (gelegen aan [adres]) te bewegen
tot de afgifte van een mobiele telefoon (iPhone 8) en/of een
koffiezetapparaat (ter waarde van 1523 euro), in elk geval van enig goed,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid als volgt
heeft/hebben gehandeld:
zijnde en/of hebbende die [medeverdachte 2] en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- naar voornoemde winkel gegaan en/of
- tegen een medewerker van voornoemde winkel gezegd dat hij een
telefoonabonnement wil afsluiten waarbij het telefoontoestel iPhone 8
inclusief is en dat hij een maandelijks inkomen heeft van 1800 euro en/of
- tegen een medewerker van voornoemde winkel gezegd dat hij voornoemd
koffiezetapparaat op afbetaling wil kopen en daarbij gezegd dat zijn adres
[adres] is,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 5
januari 2018 tot en met 16 januari 2018 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement Midden-Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door opzettelijk
-aan die [medeverdachte 2] uit te leggen op welke wijze hij een abonnement en/of lening
kon afsluiten en/of
- aan die [medeverdachte 2] één of meer valse (factuur)adres(sen) door te geven die [medeverdachte 2]
kon opgeven bij het afsluiten van een abonnement en/of lening;
(Zaak 1)
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
primair
hij op of omstreeks 5 december 2017 te Vleuten, gemeente Utrecht, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 620 euro, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 3] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- voornoemd geldbedrag uit de hand(en) van die [aangever 3] heeft/hebben
gegrist/gepakt en/of
- die [aangever 3] met kracht heeft/hebben geslagen en/of gestompt in/op/tegen
het gezicht, althans het hoofd en/of
- ( gedurende enige tijd) achter die [aangever 3] is/zijn aangerend;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 5 december 2017 te Vleuten, gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen
misdrijf om 620 euro, althans geld en/of goederen naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 3] te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [aangever 3] heeft gelokt naar een plaats en/of
- voornoemd geldbedrag, althans geld, heeft vastgepakt, terwijl die [aangever 3] het geld in handen had en/of
- heeft getrokken aan voornoemd geldbedrag, althans het geld, terwijl die [aangever 3] het geld in handen had, althans heeft getracht het geld uit de handen van die [aangever 3] te trekken/grissen en/of
- die [aangever 3] (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- ( gedurende enige tijd) achter die [aangever 3] is aangerend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 september
2017 tot en met 20 september 2017 te Zeewolde en/of Utrecht, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van
een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of
door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] heeft bewogen tot de
afgifte van één of meerdere geldbedragen van in totaal 3060,97 euro, in elk
geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of
in strijd met de waarheid
- via Whatsapp een gesprek gestart met [aangever 1] en/of
- zich (daarbij) tegenover die [aangever 1] voorgedaan als zijnde de dochter
van die [aangever 1] door te schrijven aan [aangever 1] 'Heey mam, met mij
[naam] ' en/of dat zij een nieuw nummer heeft en/of door een foto van de
dochter van [aangever 1] in te stellen als profielfoto op Whatsapp en/of
- ( terwijl hij, verdachte, zich voordeed als de dochter van [aangever 1] )
meermalen, althans éénmaal, aan die [aangever 1] gevraagd om geld over te maken
naar één of meerdere rekeningnummer(s),
waardoor [aangever 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 januari 2018
tot en met 16 januari 2018 te Utrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meer goed(eren), te weten één of meer mobiele telefoon(s) heeft
verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Hoge Raad, 20-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2889.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 maart 2018, genummerd PL0900 2018018650D, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 380 tot en met 844. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.een proces-verbaal van aangifte, pagina 585-587;
4.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 583-584;
5.een proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 597;
6.een proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 599;
7.de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 september 2018;
8.een proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] , pagina 643-645, met bijlagen, pagina 647-653
9.de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 september 2018
10.een proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , pagina 661-662;
11.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 678;
12.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 700;
13.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 681;
14.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 682;